Richtlijn

NHG-Standaard Fractuurpreventie (tweede herziening)

Belangrijkste wijzigingen

-De titel en inhoud van de standaard zijn gewijzigd ten opzichte van de NHG-Standaard Osteoporose; fractuurpreventie komt centraal te staan.
-Aan de standaard is een algoritme voor gebruik in de dagelijkse praktijk toegevoegd.
-De botmineraaldichtheid (BMD) wordt uitsluitend aan de hand van de T-score bepaald. De Z-score wordt niet meer gebruikt.

Kernboodschappen

-Een wervelfractuur en een recente niet-wervelfractuur (korter dan 2 jaar geleden) zijn de belangrijkste risicofactoren voor een volgende fractuur.
-Leeftijd, ondergewicht, verhoogd valrisico en een ouder met een heupfractuur zijn de belangrijkste risicofactoren voor een eerste fractuur.
-Voor screenen op osteoporose of op fractuurrisico is geen plaats.
-Aanvullend onderzoek bestaande uit beeldvormende diagnostiek en soms aanvullend bloedonderzoek dient om het risico op een (volgende) fractuur mede te bepalen.
-Bij een lage BMD (T-score lager of gelijk aan −2,5) of na een doorgemaakte wervelfractuur is er, naast de overige interventies, een indicatie voor behandeling met bisfosfonaten.
-Behandeling en begeleiding van patiënten met secundaire osteoporose is een taak van de medisch specialist met uitzondering van de behandeling van vitamine-D-gebrek en langdurig glucocorticosteroïdgebruik.

Inbreng van de patiënt

De NHG-Standaarden geven richtlijnen voor het handelen van de huisarts; de rol van de huisarts staat dan ook centraal. Daarbij geldt echter altijd dat factoren van de kant van de patiënt het beleid mede bepalen. Om praktische redenen komt dit uitgangspunt niet telkens opnieuw in de richtlijn aan de orde, maar wordt het hier expliciet vermeld. De huisarts stelt waar mogelijk zijn beleid vast in samenspraak met de patiënt, met inachtneming van diens specifieke omstandigheden en met erkenning van diens eigen verantwoordelijkheid, waarbij adequate voorlichting een voorwaarde is.

Afweging door de huisarts

Het persoonlijk inzicht van de huisarts is uiteraard bij alle richtlijnen een belangrijk aspect. Afweging van de relevante factoren in de concrete situatie zal beredeneerd afwijken van het hierna beschreven beleid kunnen rechtvaardigen. Dat laat onverlet dat deze standaard bedoeld is om te fungeren als maat en houvast.

Delegeren van taken

NHG-Standaarden bevatten richtlijnen voor huisartsen. Dit betekent niet dat de huisarts alle genoemde taken persoonlijk moet verrichten. Sommige taken kunnen worden gedelegeerd aan de praktijkassistente, praktijkondersteuner (POH) of praktijkverpleegkundige, mits zij worden ondersteund door duidelijke werkafspraken waarin wordt vastgelegd in welke situaties de huisarts moet worden geraadpleegd en mits de huisarts toeziet op de kwaliteit. Omdat de feitelijke keuze van de te delegeren taken sterk afhankelijk is van de lokale situatie, bevatten de standaarden daarvoor geen concrete aanbevelingen.

Inleiding

De NHG-Standaard Fractuurpreventiefractuurpreventie geeft richtlijnen voor het beleid bij pa-tiënten ouder dan 50 jaar met een fractuur of met vragen over osteoporose of het fractuurrisico ter preventie van (volgende) fracturen in de eerste lijn. Deze NHG-Standaard komt in grote lijnen overeen met de multidisciplinaire CBO-richtlijn Osteoporose en Fractuurpreventie 2011 en vervangt de NHG-Standaard Osteoporose uit 2005.1 De huisarts volgt een pro-actief beleid bij patiënten met een wervelfractuurwervelfractuur of een recente (korter dan twee jaar geleden) niet-wervelfractuur en een vraaggestuurd beleid bij patiënten zonder fractuur.
Bij patiënten ouder dan 50 jaar met een wervelfractuur of een recente niet-wervelfractuur in de voorgeschiedenis gaat de huisarts na of het individuele risico op een volgende fractuur is bepaald in de tweede lijn. Indien dit niet het geval is, bepaalt de huisarts het risico op een nieuwe fractuur op basis van beeldvormende diagnostiek en een valrisico inventarisatie [figuur].2
Bij patiënten ouder dan 50 jaar zonder een wervelfractuur en geen recente niet-wervelfractuur volgt de huisarts een vraaggestuurd beleid naar aanleiding van vragen van de patiënt of als de huisarts dit nodig vindt. Actief opsporen van deze patiënten wordt niet aanbevolen.3 Bij deze patiënten bepaalt de huisarts het individuele fractuurrisico op basis van bekende risicofactoren. Bij een laag risico is beeldvormende diagnostiek en een specifiek beleid niet zinvol.
Bij patiënten met een matig tot hoog risico op een (volgende) fractuur geeft de huisarts voorlichting en neemt hij maatregelen die het valrisico verlagen [figuur]. Bij een hoog risico op een (volgende) fractuur maakt de huisarts samen met de patiënt de afweging of men medicatie wil gaan gebruiken.
Medicamenteuze behandeling wordt in principe 5 jaar voortgezet. Patiënten bij wie er aanleiding is om te verwachten dat er aan het eind van deze behandelperiode nog steeds een sterk verhoogd fractuurrisico bestaat, kunnen worden doorbehandeld met een maximale behandelduur van 10 jaar.
Bij postmenopauzale vrouwen en mannen vanaf 70 jaar die naar verwacht langdurig (langer dan 3 maanden) glucocorticosteroïden met een dosis van ≥ 7,5 mg/dag gaan gebruiken en bij alle andere leeftijdsgroepen die behandeld worden met glucocorticosteroïden met een dosis van ≥ 15 mg/dag, zoals bij ernstig COPD of polymyalgia rheumatica, bestaat een indicatie voor een behandeling met bisfosfonaten.4 De behandeling van andere oorzaken van secundaire osteoporose is een taak van de behandelend specialist.5

Achtergronden

Begrippen

  • Een wervelfractuur in het kader van deze standaard is een fractuur die vermoedelijk op een leeftijd ouder dan 50 jaar is ontstaan. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen symptomatische en asymptomatische wervelfracturen.
  • Een recente niet-wervelfractuur is een fractuur anders dan een wervelfractuur die veroorzaakt wordt door een val of een kleiner trauma en die korter dan 2 jaar geleden is ontstaan.
  • Dual X-ray AbsorptiometryDXA, zie Dual X-ray AbsorptiometryDEXA, zie Dual X-ray AbsorptiometryDual X-ray Absorptiometry (DXADual X-ray Absorptiometry (DXA)) is een botdichtheidsmeting waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen osteoporose (T-score ≤ −2,5) en een normale botmineraaldichtheid (BMD) (T-score > −2,5). Voor de motivatie van het niet meer hanteren van de Z-score zie noot 18.18
  • Vertebral Fracture AssessmentVertebral Fracture Assessment (VFA) (VFAVFA, zie Vertebral Fracture Assessment) is röntgenonderzoek gekoppeld aan DXA waarmee het mogelijk is om binnen een paar minuten met minimale stralingsbelasting te bepalen of er sprake is van een wervelfractuur.

Epidemiologie

In de algemene Nederlandse bevolking wordt het aantal patiënten met een fractuur bij patiënten van 50 jaar en ouder geschat op 80.000 per jaar. De jaarlijkse incidentie van een heupfractuur in de Nederlandse huisartsenpraktijk bedraagt ongeveer 1 per 1000 bij personen ouder dan 65 jaar en ongeveer 5 per 1000 bij personen ouder dan 75 jaar.
Het RIVM schat de prevalentie van osteoporoseosteoporose in de Nederlandse huisartsenpraktijk op 4 per 1000 patiënten. Op grond van de registratie in de huisartsenpraktijken wordt de incidentie van osteoporose in de Nederlandse huisartsenpraktijk geschat op 1 per 1000 pa-tiënten per jaar. Hierbij is vermoedelijk sprake van onderrapportage. De incidentie en prevalentie van fracturen en osteoporose zijn hoger bij vrouwen dan bij mannen en nemen boven de 65 jaar sterk toe.6

Etiologie

Progressieve afname van de botkwaliteit en een toename van het valrisicovalrisico (multifactorieel bepaald) dragen bij aan de exponentiële toename van het fractuurrisico met de leeftijd.
Een vermindering van de botkwaliteit is het gevolg van een verstoorde balans tussen botafbraak en botaanmaak:
  • onvoldoende opbouw tijdens de groei;
  • excessieve botafbraak;
  • onvoldoende toename van de botaanmaak in relatie tot toegenomen botafbraak.

Het optreden van fracturen is eveneens multifactorieel bepaald. Naast de kwaliteit en de sterkte van het skelet speelt het wel of niet optreden van een trauma en het soort trauma een rol. De meeste fracturen treden op bij patiënten die geen osteoporose hebben.

Risicofactoren en prognose

Fractuurrisico na een wervelfractuur of recente niet-wervelfractuur

Patiënten ouder dan 50 jaar met een wervelfractuur hebben een 5 maal verhoogd risico op een volgende wervelfractuur en een ongeveer 2 maal verhoogd risico op een andere fractuur vergeleken met personen zonder wervelfractuur. Patiënten ouder dan 50 jaar met een niet-wervelfractuur hebben een ongeveer 2 maal verhoogd risico op een volgende fractuur vergeleken met personen zonder eerdere fractuur.7 Deze risico’s houden echter geen rekening met de verandering van het risico in relatie tot de verlopen tijd na de fractuur. Voor alle fracturen geldt dat het verhoogde risico op een volgende fractuur in de eerste jaren na de initiële fractuur 5 tot 20 maal hoger en na 10 tot 15 jaar nog altijd 2 maal hoger is. Circa de helft van de volgende fracturen treedt op binnen 2 tot 3 jaar na de eerste fractuur en bij vrouwen zelfs 20% binnen 1 jaar.8
Vooral na een heupfractuur of meerdere wervelfracturen is de kwaliteit van leven duidelijk verminderd. Tevens is de kans op overlijden verhoogd.9

Fractuurrisico zonder een wervelfractuur of recente niet-wervelfractuur

Leeftijd en BMDbotmineraaldichtheid (BMD) zijn onafhankelijke risicofactoren voor een fractuur bij patiënten zonder een eerdere fractuur.10 Leeftijd geeft een verdubbeling van het fractuurrisico per decade vanaf het 50e levensjaar. Daling van de BMD van de lumbale wervelkolom en de heup met 1 standaarddeviatie (SD) verdubbelt het fractuurrisico. Patiënten ouder dan 60 jaar en een lage BMDBMD, zie botmineraaldichtheid hebben relatief het hoogste risico op een fractuur. Overige (niet-onafhankelijke) risicofactoren die het fractuurrisico ten minste verdubbelen zijn een laag lichaamsgewicht (BMI &lt 20 kg/m2 of gewicht &lt 60 kg), één of meer niet-recente fracturen vanaf het 50e levensjaar (langer dan 2 jaar geleden) en een ouder met een heupfractuur. Onafhankelijke risicofactoren die het risico op een fractuur minder verhogen zijn roken en overmatig alcoholgebruik.

Fractuurrisico in relatie tot vallen

Valgerelateerde risicofactoren dragen significant en onafhankelijk van de bovengenoemde risicofactoren bij aan het ontstaan van een volgende fractuur.11 Valgerelateerde risicofactoren zijn frequent vallen (2 of meer keer in de afgelopen 12 maanden), ADL-problemen, gewrichtsklachten (artrose), gebruik van psychofarmaca, polyfarmacie (het gebruik van 5 of meer verschillende medicijnen), verminderde visus, urine-incontinentie, ziekte van Parkinson, CVA, cognitieve problemen en vitamine-D-deficiëntie.

Richtlijnen diagnostiek

De diagnostiek en het beleid ter preventie van fracturen bij patiënten ouder dan 50 jaar bestaan uit de volgende stappen.

Identificatie van patiënten ouder dan 50 jaar met een verhoogd fractuurrisico (stap 1)

Patiënten met een wervelfractuur of recente niet-wervelfractuur

  • Ga na of evaluatie van het fractuurrisico heeft plaatsgevonden bij patiënten die het spreekuur bezoeken na een recente fractuur, of terugverwezen worden uit de tweede lijn of bij wie in een ontslagbrief uit het ziekenhuis of in een röntgenverslag melding gemaakt wordt van een recente niet wervelfractuur of een wervelinzakking.
  • Als dit niet het geval is, voer de evaluatie van het fractuurrisico alsnog uit.

Patiënten zonder een wervelfractuur en geen recente niet-wervelfractuur

Patiënten zonder wervelfractuur en geen recente niet-wervelfractuur kunnen het spreekuur bezoeken met een vraag over osteoporose of over het risico op een fractuur. Ook kan de behandelend arts zelf risico-inventarisatie nodig vinden. Bij deze patiënten kan een afweging worden gemaakt volgens het algoritme [figuur]. Actief beleid om deze patiënten op te sporen wordt afgeraden.

Anamnese en lichamelijk onderzoek (stap 2)

Het doel van de anamnese en het lichamelijk onderzoek is de aanwezigheid van risicofactoren te inventariseren.

Anamnese

Besteed aandacht aan:
  • fracturen en wanneer deze hebben plaatsgevonden;
  • aanwijzingen voor één of meerdere wervelfracturen zoals:
      • rugpijn (episoden): ontstaanswijze, duur ernst en beloop, lokalisatie en uitstraling, invloed van houding en beweging, beperking in het dagelijks functioneren;
      • opvallende lengtevermindering,12 (recente) postuurverandering;
  • heupfracturen bij ouders;
  • aanwijzingen voor een verhoogd valrisico zoals 2 of meer valincidenten in het afgelopen jaar, beperking van de mobiliteit, angst om te vallen, valrisicoverhogende medicatie, polyfarmacie, verminderde visus, urine-incontinentie of cognitieve problemen;13
  • het aantal zuivelconsumpties per dag;
  • vitamine-D-gebrek (afhankelijk van leeftijd, woonvorm, blootstelling aan buitenlicht, huidskleur en eventuele lichaamsbedekking);
  • roken;
  • overmatig alcoholgebruik;
  • secundaire osteoporose.5

Lichamelijk onderzoek

  • Meet gewicht en lengte en bepaal de BMI; vraag naar de maximaal bereikte lengte vroeger.
  • Let bij aanwijzingen voor een wervelfractuur op:
      • klop-, druk- en asdrukpijn van de wervelkolom;
      • de vorm van de wervelkolom: versterkte kyfose, cervicale en lumbale lordose;
      • het uitpuilen van de voorste buikwand en geringe afstand tussen ribbenboog en bekkenkam.
  • Beoordeel bij patiënten met een verhoogd valrisico (2 of meer valincidenten in het voorafgaande jaar) de mobiliteit en het evenwicht bij opstaan en lopen in de spreekkamer.

Tussenevaluatie

Bepaal het risico op een fractuur aan de hand van de risicoscore [tabel 1].
Tabel1Risicoscore fracturen
KenmerkScore
leeftijd? 60 jaar1
? 70 jaar2
laag lichaamsgewicht &lt 60 kg/BMI &lt 20 kg/m21
? 2 vallen in de afgelopen 12 maanden1
ouder met heupfractuur1
eerdere fracturen vanaf 50 jaar > 2 jaar geleden 1 fractuur1
? 2 fracturen2
Totaal*
* Lage risicoscore: &lt 4; hoge risicoscore: ? 4
Stel vast of er aanwijzingen zijn voor een verhoogd fractuurrisico op grond van:
  • een vermoeden van een wervelfractuur (opvallende lengtevermindering, gelokaliseerde rugpijn, postuurveranderingen);
  • een recente fractuur, dat wil zeggen een fractuur die korter dan 2 jaar geleden heeft plaatsgevonden;
  • een risicoscore van 4 punten of meer volgens de risicotabel [tabel 1].

Bij patiënten zonder verhoogd fractuurrisico vindt geen verder onderzoek plaats, omdat nader onderzoek niet zinvol is. Zo nodig wordt aandacht besteed aan leefstijl en valrisico; zie richtlijnen beleid.

Aanvullend onderzoek (stap 3)

  • Bij vermoeden van een wervelfractuur wordt een röntgenopname van de thoracale en lumbale wervelkolom (X-ThWK en X-LWK) gemaakt.
  • Bij patiënten ouder dan 50 jaar met een wervelfractuur, recente niet-wervelfractuur of een risicoscore van ≥ 4 wordt een DXA uigevoerd om de BMD te bepalen.14
  • Bij patiënten van 60 jaar en ouder wordt tevens VFA gedaan (met als alternatief een X-ThWK en X-LWK)15 om wervelinzakkingen op te sporen. Als er op dat moment al een X-ThWK en X-LWK gemaakt is, is een aanvullende VFA niet zinvol meer.

Screening of voorselectie voor screening met behulp van ultrageluidmetingen wordt afgeraden.16
  • Overweeg bij een verhoogd fractuurrisico aanvullend onderzoek:
      • BSE, alkalisch fosfatase en beeldvormende diagnostiek bij rugklachten en een vermoeden van een maligniteit of een ontsteking;
      • TSH en zo nodig FT4 bij vermoeden van hyperthyreoïdie;
      • creatinine, calcium, albumine en fosfaat of parathormoon bij vermoeden van primaire of secundaire hyperparathyreoïdie;
      • vitamine D bij vermoeden van deficiëntie daarvan;17
  • Bepaal creatinine en GFR vóór de start van een medicamenteuze behandeling bij vermoeden van een nierfunctiestoornis.

Evaluatie (stap 4)

Stel de diagnose osteoporose bij botdichtheidsmeting met een T-score ≤ −2,5.18
Maak onderscheid tussen patiënten met:
  • een laag fractuurrisico bij een lage risicoscore (
  • een matig fractuurrisico bij:
      • een recente niet-wervelfractuur zonder osteoporose; of
      • een hoge risicoscore (≥ 4) zonder osteoporose;
  • een hoog fractuurrisico bij:
      • één of meerdere wervelfracturen; of
      • een recente niet-wervelfractuur in combinatie met osteoporose; of
      • een hoge risicoscore (≥ 4) in combinatie met osteoporose.
Ga na of er sprake is van een verhoogd valrisicovalrisico. Dit is aanwezig bij 2 of meer valincidenten in de voorafgaande 12 maanden.

Richtlijnen beleid

Voorlichting en behandeling (stap 5)

Het beleid is afhankelijk van het valrisico en van de hoogte van het fractuurrisico:
  • verhoogd valrisico: voorlichting en maatregelen ter reductie van het valrisico;
  • laag fractuurrisico: leefstijladviezen;
  • matig fractuurrisico: leefstijladviezen, voorlichting over het verhoogde risico en suppletie van vitamine D en zo nodig calcium;
  • hoog fractuurrisico: leefstijladviezen, voorlichting over het verhoogde risico, suppletie van vitamine D en zo nodig calcium en eventueel bisfosfonaten.

In aansluiting op de gegeven mondelinge voorlichting, kan de huisarts de patiënt verwijzen naar de informatie over fractuurpreventie op de website www.thuisarts.nl of de betreffende NHG-Patiëntenbrief meegeven (via het HIS of de NHG-ConsultWijzer). Deze patiënteninformatie is gebaseerd op de NHG-Standaard.

Voorlichting en maatregelen ter reductie van valrisico

  • Bespreek het valrisico en specificeer bij patiënten met een verhoogd valrisico de risicofactoren voor vallen (zoals problemen met mobiliteit, verminderde visus, medicijngebruik of vitamine-D-gebrek).
  • Neem bij patiënten met een verhoogd valrisico maatregelen op maat zoals balans- en krachttraining, medicatie-aanpassingen en adviseer zo nodig vitamine-D-suppletievitamine-D-suppletie.19

Leefstijladviezen ter preventie van een (volgende) fractuur

Bij alle patiënten worden de volgende leefstijladviezen gegeven:
  • stimuleer bij het individu passende activiteiten en lichaamsbeweging;
  • adviseer consumptie van ten minste 1000 tot 1200 mg calcium per dag, overeenkomend met circa 4 zuivelconsumpties (glazen melk of melkproducten of plakken kaas van 20 g);
  • ontraad zelfmedicatie van vrij verkrijgbaar calcium zonder vitamine D (zie verder);
  • stimuleer regelmatig naar buiten te gaan en gedeelten van de huid bloot te stellen aan buitenlicht en adviseer vitamine-D-suppletie bij bepaalde bevolkingsgroepen (zie verder);
  • adviseer stoppen met roken en ontraad overmatig alcoholgebruik.

Volg voor algemene adviezen ten aanzien van vitamine-D-suppletie bij bevolkingsgroepen die geen verhoogd fractuurrisico de adviezen van de Gezondheidsraad.20

Voorlichting over medicamenteuze behandeling

Bepaalde bevolkingsgroepen komen in aanmerking voor vitamine-D-suppletie zonder dat hiervoor vooraf de vitamine-D-spiegel hoeft te worden bepaald.20 Ook bij patiënten met vitamine-D-deficiëntie bestaat een indicatie voor vitamine-D-suppletie.
Patiënten met een hoog fractuurrisico komen in aanmerking voor medicamenteuze behandeling met calcium en vitamine D in combinatie met bisfosfonatenbisfosfonaten ter preventie van fracturen. Bespreek de onderstaande voor- en nadelen van suppletie van calcium en vitamine D21 en behandeling met bisfosfonaten.22
Bij patiënten met osteoporose of met één of meerdere wervelfracturen geeft suppletie van calcium en vitamine D een vermindering van het relatief risico op niet-wervelfracturen (10%) en heupfracturen (25%). Calcium en vitamine D gecombineerd met bisfosfonaten zorgt voor een grotere reductie van het risico op wervelfracturen (40%), niet-wervelfracturen (20%) en heupfracturen (25 tot 50%). De effecten van vitamine-D- en calciumsuppletie op het voorkomen van fracturen zijn beperkt (zie boven) maar worden in de aanbevolen doseringen zonder bijwerkingen verkregen. Bisfosfonaten kunnen beschadiging van de slokdarm veroorzaken die ten dele door juiste inname te voorkomen is. Een zeer zeldzame (
Gezien de lange behandelduur en het belang van therapietrouw voor de effectiviteit van de behandeling is het sterk aan te bevelen om samen met de patiënt een schatting te maken van het fractuurrisico en een afweging te maken om al dan niet te starten met een medicamenteuze behandeling met bisfosfonaten.

Medicamenteuze behandeling

Calcium- en vitamine-D-suppletie

Patiënten met een hoog fractuurrisico komen in aanmerking voor vitamine-D-suppletievitamine-D-suppletie. Gezien de hoge incidentie van vitamine-D-gebrek hoeft de vitamine-D-spiegel niet vooraf te worden bepaald. Bij een bekende vitamine-D-spiegel > 50 nanomol/l kan vitamine-D-suppletie achterwege worden gelaten. Calcium- suppletie is eveneens geïndiceerd tenzij de calciuminname van de patiënt gemiddeld ruim boven 1200 mg per dag (4 zuivelconsumpties) is. De suppletie met vitamine D eventueel gecombineerd met calcium wordt in principe levenslang voortgezet.
Het advies met betrekking tot calciumsuppletie is afhankelijk van de voedingsgewoonten:
  • Indien geen zuivelproducten worden ingenomen is 1000 mg extra calcium aangewezen met de voeding (4 porties zuivel/kaas/dag) of als tablet van 1000 mg/dag.
  • Bij een gemiddeld gebruik van 1 tot 3 porties zuivelproducten per dag is 500 mg extra calcium per dag met de voeding of in tabletvorm aangewezen.
  • Bij een inname van 4 porties zuivelproducten is geen extra calcium nodig.

Adviseer patiënten met een matig en hoog fractuurrisico 800 IE (20 microg) vitamine D per dag. Bij suppletie van alleen vitamine D zijn er verschillende mogelijkheden. Vitamine D3 in tabletten van 200 en 400 IE is zonder recept verkrijgbaar. Op recept is vitamine D3 ook leverbaar in capsules van 2800 IE en 5600 IE voor gebruik 1 maal per week. Tevens is colecalciferoldrank verkrijgbaar met 50.000 IE per ml. Hierbij bevat 1 druppel 2500 IE en wordt de weekdosering bij osteoporose gedekt met 2 druppels (5000 IE) per week. Een gift van 100.000 IE (colecalciferoldrank 50.000 IE/ml = 2 ml) eenmalig per 3 tot 4 maanden geeft een stabiele vitamine-D-spiegel en reduceert het fractuurrisico.
Voor suppletie van vitamine plus calcium bestaan diverse combinatiepreparaten (calciumcitraatbruisgranulaat- en calciumcarbonaatkauwtabletten) waarin een calciumdosering van 500 mg gecombineerd wordt met respectievelijk vitamine D3 880 en 800 IE.23

Bisfosfonaten

Eerstekeusmiddelen bij patiënten met een hoog fractuurrisico zijn alendroninezuur en risedroninezuur.24
  • Geef alendroninezuur (tabletten bij voorkeur wekelijks 70 mg of dagelijks 10 mg) of risedroninezuur (tabletten bij voorkeur wekelijks 35 mg of dagelijks 5 mg). Bij een creatinineklaring &lt 30 ml/min zijn deze middelen gecontra-indiceerd.
  • Geef om beschadiging van de slokdarm te voorkomen de volgende instructies mee: ’s ochtends nuchter innemen met een groot glas leidingwater; lichaam rechtop en 30 minuten rechtop en nuchter blijven.

Overige middelen

Er zijn 2 andere geneesmiddelen (zolendroninezuur en denosumab) beschikbaar waarvan is aangetoond deze het risico van fracturen verminderen.25 Gezien de hieronder beschreven afweging van voor- en nadelen en de hogere kosten (anno 2012 respectievelijk 30 en 60 maal duurder dan de bovengenoemde orale bisfosfonaten) zijn dit tweedekeusmiddelen en wordt geadviseerd om terughoudend te zijn met het voorschrijven ervan.
Zolendroninezuur kan bij problemen met de orale toediening van bisfosfonaten of bij problemen met de therapietrouw éénmaal per jaar intraveneus worden toegediend. Nadelen zijn de intraveneuze toediening, het relatief frequent voorkomen van griepachtige klachten na de toediening en het risico van verslechtering van de nierfunctie.
Denosumab is een monoklonaal antilichaam dat halfjaarlijks subcutaan wordt toegediend. Voordelen zijn het gebruiksgemak en de mogelijkheid van toediening ook bij een slechte nierfunctie. Dit middel is nog maar kort beschikbaar en er zijn geen gegevens over bijwerkingen bij grote aantallen patiënten of op de lange termijn. Denosumab heeft osteonecroseosteonecrose van de kaak als zeldzame bijwerking, net als bisfosfonaten. Deze bijwerking treedt vaker op na intraveneus gebruik dan na oraal gebruik.
Van alle andere middelen die beschikbaar zijn is er geen volledig bewijs dat zij heupfracturen kunnen voorkomen. Het gebruik van deze middelen wordt daarom niet aanbevolen.

Verwijzing (stap 6)

  • Verwijs naar of overleg met de tweede lijn:
  • bij patiënten met secundaire osteoporose als onduidelijk is of fractuurpreventie moet plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
  • voor behandeling met overige tweedekeusosteoporosemiddelen;
  • patiënten die onbegrepen vaak vallen of bij wie de interventie van de huisarts niet in een vermindering van het aantal vallen resulteert;
  • bij 1 of meer spontane fracturen bij personen jonger dan 50 jaar;2
  • bij 2 of meer nieuwe fracturen ondanks behandeling met bisfosfonaten langer dan 1 jaar (ondanks goede therapietrouw).

Verwijs zo nodig voor balans- en krachttraining naar de fysiotherapeut.

Controle

  • Spreek met patiënten die bisfosfonaten gebruiken een controle af (bijvoorbeeld 4 weken, 3 en 6 maanden na de start en vervolgens jaarlijks).26
  • Blijf nagaan of het middel juist wordt ingenomen en of er bijwerkingen zijn. Neem bij bijwerkingen de inname-instructies nogmaals door. Vervang bij gastro-intestinale intolerantie alendroninezuur door risedroninezuur of andersom.
  • Bespreek bij therapie-ontrouw de reden(en) daarvan.
  • Meet jaarlijks de lichaamslengte en noteer deze in het dossier.
  • Maak een röntgenfoto van de wervelkolom bij een vermoedelijke nieuwe wervelinzakking zoals bij een lengtevermindering van meer dan 5 cm.
  • Indien de patiënt wenst te stoppen met de medicamenteuze behandeling.
  • Overweeg samen met de patiënt of andere medicatie of toedieningsvorm opties zijn om de therapietrouw te verhogen.

Beleid na 5 jaar behandeling met bisfosfonaten

Na een behandeling van 5 jaar wordt de behandeling in principe gestaakt.27 Drie jaar na het staken van de medicatie of eerder als er in de periode na het staken een nieuwe fractuur ontstaat, wordt het stappenplan opnieuw doorlopen. Eerder geconstateerde wervelfracturen voorafgaande aan de behandeling tellen uitsluitend mee als een oude fractuur in de risicoscore.
Bij patiënten die na 5 jaar behandelen nog steeds een hoge dosis glucocorticosteroïd gebruiken (postmenopauzale vrouwen en mannen vanaf 70 jaar die langer dan 3 maanden een dosis glucocorticosteroïden van ≥ 7,5 mg/dag gebruiken of andere leeftijdsgroepen die langer dan 3 maanden een dosis van ≥ 15 mg/dag gebruiken) wordt de behandeling met bisfosfonaten (en vitamine D en eventueel calcium) voortgezet voor een periode van maximaal 10 jaar.
Bij patiënten met een persisterend hoog fractuurrisico kan de behandeling tot een periode van maximaal 10 jaar worden voortgezet. Weeg hierbij de mogelijke afname van het fractuurrisico af tegen het met de behandelduur toenemende risico op zeldzame bijwerkingen zoals osteonecrose, slokdarmcarcinoom en atypische femurschachtfracturen.

Totstandkoming

In september 2010 startte een werkgroep met de NHG-Standaard Osteoporose en Fractuurpreventie. De werkgroep bestond uit de volgende leden: dr. P.J.M. Elders, huisarts-onderzoeker te Amsterdam, verbonden aan het EMGO Instituut van de Vrije Universiteit te Amsterdam; prof.dr. G.J. Dinant, hoogleraar huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht; dr. T.A.C.M. van Geel, universitair docent, huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht; dr. L.W.F. Maartens, huisarts te Eindhoven en als kaderarts osteoporose verbonden aan Diagnostiek voor U in Eindhoven en Den Bosch en T. Merlijn, huisarts te Purmerend. Er werd geen belangenverstrengeling gemeld.
In januari 2012 werd de conceptstandaard besproken in een focusgroep die bijgewoond werd door 11 huisartsen en huisartsen-opleiders. Tevens werd de ontwerpstandaard in januari 2012 voor commentaar verstuurd naar 50 aselect gekozen huisartsen uit het NHG-ledenbestand. Er werden 15 commentaarformulieren retour ontvangen.
Als referenten bij de standaard traden op: F.S.R. Balak, huisarts te Den Haag; prof.dr. J.P.W. van den Bergh, internist-endocrinoloog Medisch Centrum VieCuri te Venlo; prof.dr. J.R.B.J. Brouwers, hoofdredacteur Farmacotherapeutisch Kompas bij CVZ te Diemen; prof.dr. P.P.M.M. Geusens, reumatoloog Academisch ziekenhuis te Maastricht; P.A. van Hasselt, huisarts te Groningen; prof.dr. A.L.M. Lagro-Janssen, huisarts en werkzaam bij het Institute for Gender Studies te Nijmegen; dr. E. van Leeuwen, huisarts namens de Domus Medica te België; prof.dr. W.F. Lems, reumatoloog VUmc te Amsterdam; prof.dr. P.T.A.M. Lips, internist-endocrinoloog VUmc te Amsterdam; dr. H.J.J. Verhaar, internist-geriater UMC te Utrecht; R. Vrijaldenhoven-Haitsma, huisarts namens de LHV-werkgroep Problematiek van achterstandswijken; dr. B.J.F. van den Bemt, M. Groen, P.N.J. Langendijk, K. de Leest, dr. T. Schalekamp, R. Tahmassian, allen apotheker namens het KNMP Geneesmiddel Informatiecentrum. S.M. van Vliet en A. Brand hebben namens de NHG-Adviesraad Standaarden tijdens de commentaarronde beoordeeld of de ontwerpstandaard antwoord geeft op de vragen uit het basisplan. Vermelding als referent betekent overigens niet dat iedere referent de standaard inhoudelijk op elk detail onderschrijft.
In mei 2012 werd de standaard becommentarieerd en geautoriseerd door de NHG-Autorisatiecommissie.
De begeleiding van de werkgroep en de eindredactie berustte bij dr. J.J.X.R. Geraets, epidemioloog/gezondheidswetenschapper/fysiotherapeut, wetenschappelijk medewerker. Dr. R.M.M. Geijer, huisarts en M.M. Verduijn, apotheker, waren betrokken als senior wetenschappelijk medewerker, beide van de afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap van het NHG.
© 2012 Nederlandse Huisartsen Genootschap

Literatuur

  • 1.Bij verwijzing naar NHG-producten: zie www.nhg.org.
  • 2.Abrahamsen B. Patient level pooled analysis of 68 500 patients from seven major vitamin D fracture trials in US and Europe. BMJ 2010;340:b5463.
  • 3.Abrahamsen B, Einhorn TA. Beyond a reasonable doubt? Bisphosphonates and atypical femur fractures. Bone 2012.
  • 4.Aitken JM, Lindsay R, Hart DM. Long-term oestrogens for the prevention of post-menopausal osteoporosis. Postgrad Med J 1976;52 Suppl 6:18-26.
  • 5.Avenell A, Gillespie WJ, Gillespie LD, O’Connell D. Vitamin D and vitamin D analogues for preventing fractures associated with involutional and post-menopausal osteoporosis. Cochrane Database Syst Rev 2009;CD000227.
  • 6.Baron R, Ferrari S, Russell RG. Denosumab and bisphosphonates: different mechanisms of action and effects. Bone 2011;48:677-92.
  • 7.Bauer DC, Ewing SK, Cauley JA, Ensrud KE, Cummings SR, Orwoll ES. Quantitative ultrasound predicts hip and non-spine fracture in men: the MrOS study. Osteoporos Int 2007;18:771-7.
  • 8.Bauer DC, Gluer CC, Genant HK, Stone K. Quantitative ultrasound and vertebral fracture in postmenopausal women. Fracture Intervention Trial Research Group. J Bone Miner Res 1995;10:353-8.
  • 9.Bischoff-Ferrari HA. Vitamin D: what is an adequate vitamin D level and how much supplementation is necessary? Best Pract Res Clin Rheumatol 2009;23:789-95.
  • 10.Bischoff-Ferrari HA. The role of falls in fracture prediction. Curr Osteoporos Rep 2011;9:116-21.
  • 11.Bischoff-Ferrari HA, Willett WC, Wong JB, Giovannucci E, Dietrich T, Dawson-Hughes B. Fracture prevention with vitamin D supplementation: a meta-analysis of randomized controlled trials. JAMA 2005;293:2257-64.
  • 12.Bischoff-Ferrari HA, Dawson-Hughes B, Baron JA, Burckhardt P, Li R, Spiegelman D, et al. Calcium intake and hip fracture risk in men and women: a meta-analysis of prospective cohort studies and randomized controlled trials. Am J Clin Nutr 2007;86:1780-90.
  • 13.Black DM, Thompson DE, Bauer DC, Ensrud K, Musliner T, Hochberg MC, et al. Fracture risk reduction with alendronate in women with osteoporosis: the Fracture Intervention Trial. FIT Research Group. J Clin Endocrinol Metab 2000;85:4118-24.
  • 14.Blake GM, Wahner HW, Fogelman I. The evaluation of Osteoporosis: Dual Energy X-ray Absorptiometry and Ultrasound in Clinical Practice. London: Martin Dunitz, 1999.
  • 15.Bliuc D, Nguyen ND, Milch VE, Nguyen TV, Eisman JA, Center JR. Mortality risk associated with low-trauma osteoporotic fracture and subsequent fracture in men and women. JAMA 2009;301:513-21.
  • 16.Bolland MJ, Avenell A, Baron JA, Grey A, MacLennan GS, Gamble GD, et al. Effect of calcium supplements on risk of myocardial infarction and cardiovascular events: meta-analysis. BMJ 2010;341:c3691.
  • 17.Bolland MJ, Barber PA, Doughty RN, Mason B, Horne A, Ames R et al. Vascular events in healthy older women receiving calcium supplementation: randomised controlled trial. BMJ 2008;336:262-6.
  • 18.Boonen S, Lips P, Bouillon R, Bischoff-Ferrari HA, Vanderschueren D, Haentjens P. Need for additional calcium to reduce the risk of hip fracture with vitamin d supplementation: evidence from a comparative metaanalysis of randomized controlled trials. J Clin Endocrinol Metab 2007;92:1415-23.
  • 19.Brenneman SK, Barrett-Connor E, Sajjan S, Markson LE, Siris ES. Impact of recent fracture on health-related quality of life in postmenopausal women. J Bone Miner Res 2006;21:809-16.
  • 20.Brown JP, Prince RL, Deal C, Recker RR, Kiel DP, De Gregorio LH, et al. Comparison of the effect of denosumab and alendronate on BMD and biochemical markers of bone turnover in postmenopausal women with low bone mass: a randomized, blinded, phase 3 trial. J Bone Miner Res 2009;24:153-61.
  • 21.Cardwell CR, Abnet CC, Cantwell MM, Murray LJ. Exposure to oral bisphosphonates and risk of esophageal cancer. JAMA 2010;304:657-63.
  • 22.Cauley JA, Robbins J, Chen Z, Cummings SR, Jackson RD, LaCroix AZ, et al. Effects of estrogen plus progestin on risk of fracture and bone mineral density: the Women’s Health Initiative randomized trial. JAMA 2003;290:1729-38.
  • 23.CBO. Richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie, derde herziening (2011).
  • 24.http://www.cbo.nl/Downloads/1318/Definitieve%20richtlijn%20Osteoporose%2028-04-2011.pdf
  • 25.Center JR, Bliuc D, Nguyen TV, Eisman JA. Risk of subsequent fracture after low-trauma fracture in men and women. JAMA 2007;297:387-94.
  • 26.Chan MY, Nguyen ND, Center JR, Eisman JA, Nguyen TV. Absolute fracture-risk prediction by a combination of calcaneal quantitative ultrasound and bone mineral density. Calcif Tissue Int 2012;90:128-36.
  • 27.Chel V, Wijnhoven HA, Smit JH, Ooms M, Lips P. Efficacy of different doses and time intervals of oral vitamin D supplementation with or without calcium in elderly nursing home residents. Osteoporos Int 2008;19:663-71.
  • 28.Chou R, Dana T, Bougatsos C. Screening for impaired visual acuity in older adults: a review of the evidence for the U.S. Preventive Services Task Force (2009). http://www.uspreventiveservicestaskforce.org/uspstf09/visualscr/viseldart.htm
  • 29.Christiansen C, Christensen MS, Transbol I. Bone mass in postmenopausal women after withdrawal of oestrogen/gestagen replacement therapy. Lancet 1981;1:459-61.
  • 30.Compston J. Pathophysiology of atypical femoral fractures and osteonecrosis of the jaw. Osteoporos Int 2011;22:2951-61.
  • 31.Cranney A, Wells GA, Yetisir E, Adami S, Cooper C, Delmas PD, et al. Ibandronate for the prevention of nonvertebral fractures: a pooled analysis of individual patient data. Osteoporos Int 2009;20:291-7.
  • 32.Cumming RG, Ivers R, Clemson L, Cullen J, Hayes MF, Tanzer M, et al. Improving vision to prevent falls in frail older people: a randomized trial. J Am Geriatr Soc 2007;55:175-81.
  • 33.Cummings SR, Nevitt MC, Browner WS, Stone K, Fox KM, Ensrud KE, et al. Risk factors for hip fracture in white women. Study of Osteoporotic Fractures Research Group. N Engl J Med 1995;332:767-73.
  • 34.Cummings SR, San MJ, McClung MR, Siris ES, Eastell R, Reid IR, et al. Denosumab for prevention of fractures in postmenopausal women with osteoporosis. N Engl J Med 2009;361:756-65.
  • 35.De Laet C, Kanis JA, Oden A, Johanson H, Johnell O, Delmas P, et al. Body mass index as a predictor of fracture risk: a meta-analysis. Osteoporos Int 2005;16:1330-8.
  • 36.Delmas PD, Genant HK, Crans GG, Stock JL, Wong M, Siris E, et al. Severity of prevalent vertebral fractures and the risk of subsequent vertebral and nonvertebral fractures: results from the MORE trial. Bone 2003;33:522-32.
  • 37.Ensrud KE, Barrett-Connor EL, Schwartz A, Santora AC, Bauer DC, Suryawanshi S, et al. Randomized trial of effect of alendronate continuation versus discontinuation in women with low BMD: results from the Fracture Intervention Trial long-term extension. J Bone Miner Res 2004;19:1259-69.
  • 38.Espallargues M, Sampietro-Colom L, Estrada MD, Sola M, Del Rio L, Setoain J, et al. Identifying bone-mass-related risk factors for fracture to guide bone densitometry measurements: a systematic review of the literature. Osteoporos Int 2001;12:811-22.
  • 39.Feldstein A, Black D, Perrin N, Rosales AG, Friess D, Boardman D, et al. Incidence and demography of femur fractures with and without atypical features. J Bone Miner Res 2012.
  • 40.Finkelstein JS, Brockwell SE, Mehta V, Greendale GA, Sowers MR, Ettinger B, et al. Bone mineral density changes during the menopause transition in a multiethnic cohort of women. J Clin Endocrinol Metab 2008;93:861-8.
  • 41.Fizazi K, Carducci M, Smith M, Damiao R, Brown J, Karsh L, et al. Denosumab versus zoledronic acid for treatment of bone metastases in men with castration-resistant prostate cancer: a randomised, double-blind study. Lancet 2011;377:813-22.
  • 42.Frost ML, Blake GM, Fogelman I. Does quantitative ultrasound imaging enhance precision and discrimination? Osteoporos Int 2000;11:425-33.
  • 43.Gates S, Fisher JD, Cooke MW, Carter YH, Lamb SE. Multifactorial assessment and targeted intervention for preventing falls and injuries among older people in community and emergency care settings: systematic review and meta-analysis. BMJ 2008a;336:130-3.
  • 44.Gates S, Smith LA, Fisher JD, Lamb SE. Systematic review of accuracy of screening instruments for predicting fall risk among independently liv-ing older adults. J Rehabil Res Dev 2008b;45:1105-16.
  • 45.Gezondheidsraad. Naar een toereikende inname van vitamine D (2008).
  • 46.http://www.gezondheidsraad.nl/nl/adviezen/naar-een-toereikende-inname-van-vitamine-d
  • 47.Gillespie L, Handoll H. Prevention of falls and fall-related injuries in older people. Inj Prev 2009;15:354-5.
  • 48.Grampp S, Genant HK, Mathur A, Lang P, Jergas M, Takada M, et al. Comparisons of noninvasive bone mineral measurements in assessing age-related loss, fracture discrimination, and diagnostic classification. J Bone Miner Res 1997;12:697-711.
  • 49.Green J, Czanner G, Reeves G, Watson J, Wise L, Beral V. Oral bisphosphonates and risk of cancer of oesophagus, stomach, and colorectum: case-control analysis within a UK primary care cohort. BMJ 2010;341:c4444.
  • 50.Greenspan SL, Emkey RD, Bone HG, Weiss SR, Bell NH, Downs RW, et al. Significant differential effects of alendronate, estrogen, or combination therapy on the rate of bone loss after discontinuation of treatment of postmenopausal osteoporosis. A randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Ann Intern Med 2002;137:875-83.
  • 51.Grootjans-Geerts I, Wielders JPM. Pilotonderzoek naar hypovitaminose D bij ogenschijnlijk gezonde gesluierde Turkse vrouwen: ernstig vitamine-D-deficiëntie bij 82%. Ned Tijdschr Geneeskd 2002;146:1100-1.
  • 52.Hannan MT, Broe KE, Cupples LA, Dufour AB, Rockwell M, Kiel DP. Height loss predicts subsequent hip fracture in men and women of the Framingham Study. J Bone Miner Res 2011.
  • 53.Hendriks MR, Bleijlevens MH, Van Haastregt JC, Crebolder HF, Diederiks JP, Evers SM, et al. Lack of effectiveness of a multidisciplinary fall-prevention program in elderly people at risk: a randomized, controlled trial. J Am Geriatr Soc 2008;56:1390-7.
  • 54.Henry DH, Costa L, Goldwasser F, Hirsh V, Hungria V, Prausova J, et al. Randomized, double-blind study of denosumab versus zoledronic acid in the treatment of bone metastases in patients with advanced cancer (excluding breast and prostate cancer) or multiple myeloma. J Clin Oncol 2011;29:1125-32.
  • 55.Hillier TA, Lui LY, Kado DM, Leblanc E, Vesco KK, Bauer DC, et al. Height loss in older women: Risk of hip fracture and mortality independent of vertebral fractures. J Bone Miner Res 2011.
  • 56.Hollaender R, Hartl F, Krieg MA, Tyndall A, Geuckel C, Buitrago-Tellez C, et al. Prospective evaluation of risk of vertebral fractures using quantitative ultrasound measurements and bone mineral density in a population-based sample of postmenopausal women: results of the Basel Osteoporosis Study. Ann Rheum Dis 2009;68:391-6.
  • 57.Howat I, Carty D, Harrison J, Fraser M, McLellan AR. Vertebral fracture assessment in patients presenting with incident nonvertebral fractures. Clin Endocrinol (Oxf) 2007;67:923-30.
  • 58.Ioannidis G, Papaioannou A, Hopman WM, Akhtar-Danesh N, Anastassiades T, Pickard L, et al. Relation between fractures and mortality: results from the Canadian Multicentre Osteoporosis Study. CMAJ 2009;181:265-71.
  • 59.Jamal SA, Ljunggren O, Stehman-Breen C, Cummings SR, McClung MR, Goemaere S, et al. Effects of denosumab on fracture and bone mineral density by level of kidney function. J Bone Miner Res 2011;26:1829-35.
  • 60.Kanis JA, Johnell O, Oden A, Dawson A, De Laet C, Jonsson B. Ten year probabilities of osteoporotic fractures according to BMD and diagnostic thresholds. Osteoporos Int 2001;12:989-95.
  • 61.Kanis JA, Johnell O, Black DM, Downs RW, Jr., Sarkar S, Fuerst T, et al. Effect of raloxifene on the risk of new vertebral fracture in postmenopausal women with osteopenia or osteoporosis: a reanalysis of the Multiple Outcomes of Raloxifene Evaluation trial. Bone 2003;33:293-300.
  • 62.Kanis JA, Johansson H, Oden A, Johnell O, De Laet C, Eisman JA, et al. A family history of fracture and fracture risk: a meta-analysis. Bone 2004a;35:1029-37.
  • 63.Kanis JA, Johansson H, Oden A, Johnell O, De Laet C, Melton LJ, et al. A meta-analysis of prior corticosteroid use and fracture risk. J Bone Miner Res 2004b;19:893-9.
  • 64.Kanis JA, Johnell O, De Laet C, Johansson H, Oden A, Delmas P, et al. A meta-analysis of previous fracture and subsequent fracture risk. Bone 2004c;35:375-82.
  • 65.Kanis JA, Johansson H, Johnell O, Oden A, De Laet C, Eisman JA, et al. Alcohol intake as a risk factor for fracture. Osteoporos Int 2005a;16:737-42.
  • 66.Kanis JA, Johnell O, Oden A, Johansson H, De Laet C, Eisman JA, et al. Smoking and fracture risk: a meta-analysis. Osteoporos Int 2005b;16:155-62.
  • 67.Khan AA, Sandor GK, Dore E, Morrison AD, Alsahli M, Amin F, et al. Bisphosphonate associated osteonecrosis of the jaw. J Rheumatol 2009;36:478-90.
  • 68.Khaw KT, Reeve J, Luben R, Bingham S, Welch A, Wareham N, et al. Prediction of total and hip fracture risk in men and women by quantitative ultrasound of the calcaneus: EPIC-Norfolk prospective population study. Lancet 2004;363:197-202.
  • 69.Khosla S, Burr D, Cauley J, Dempster DW, Ebeling PR, Felsenberg D, et al. Bisphosphonate-associated osteonecrosis of the jaw: report of a task force of the American Society for Bone and Mineral Research. J Bone Miner Res 2007;22:1479-91.
  • 70.Klotzbuecher CM, Ross PD, Landsman PB, Abbott TA, Berger M. Patients with prior fractures have an increased risk of future fractures: a summary of the literature and statistical synthesis. J Bone Miner Res 2000;15:721-39.
  • 71.KNGF. KNGF-richtlijn Osteoporose (2011).
  • 72. https://www.kngfrichtlijnen.nl/downloads/1306917643_Osteoporose%20Praktijkrichtlijn.pdf
  • 73.Krege JH, Siminoski K, Adachi JD, Misurski DA, Chen P. A simple method for determining the probability a new vertebral fracture is present in postmenopausal women with osteoporosis. Osteoporos Int 2006;17:379-86.
  • 74.Law MR, Wald NJ, Meade TW. Strategies for prevention of osteoporosis and hip fracture. BMJ 1991;303:453-9.
  • 75.Lewis JR, Zhu K, Prince RL. Adverse events from calcium supplementation: relationship to errors in myocardial infarction self-reporting in randomized controlled trials of calcium supplementation. J Bone Miner Res 2011.
  • 76.Lindsay R, Silverman SL, Cooper C, Hanley DA, Barton I, Broy SB, et al. Risk of new vertebral fracture in the year following a fracture. JAMA 2001;285:320-3.
  • 77.Lips P. Which circulating level of 25-hydroxyvitamin D is appropriate? J Steroid Biochem Mol Biol 2004;89-90:611-4.
  • 78.Lips P, Graafmans WC, Ooms ME, Bezemer PD, Bouter LM. Vitamin D supplementation and fracture incidence in elderly persons. A randomized, placebo-controlled clinical trial. Ann Intern Med 1996;124:400-6.
  • 79.Lips P, Van Schoor NM. Quality of life in patients with osteoporosis. Osteoporos Int 2005;16:447-55.
  • 80.Lyles KW, Colon-Emeric CS, Magaziner JS, Adachi JD, Pieper CF, Mautalen C, et al. Zoledronic acid in reducing clinical fracture and mortality after hip fracture. N Engl J Med 2007;357:1799-809.
  • 81.Marshall D, Johnell O, Wedel H. Meta-analysis of how well measures of bone mineral density predict occurrence of osteoporotic fractures. BMJ 1996;312:1254-9.
  • 82.Masud T, Morris RO. Epidemiology of falls. Age Ageing 2001;30 Suppl 4:3-7.
  • 83.Mautalen C, Vega E, Gonzalez D, Carrilero P, Otano A, Silberman F. Ultrasound and dual X-ray absorptiometry densitometry in women with hip fracture. Calcif Tissue Int 1995;57:165-8.
  • 84.Mellstrom DD, Sorensen OH, Goemaere S, Roux C, Johnson TD, Chines AA. Seven years of treatment with risedronate in women with postmenopausal osteoporosis. Calcif Tissue Int 2004;75:462-8.
  • 85.Melton LJI, Atkinson EJ, Cooper C, O’Fallon WM, Riggs BL. Vertebral fractures predict subsequent fractures. Osteoporos Int 1999;10:214-21.
  • 86.Michael YL, Whitlock EP, Lin JS, Fu R, O’Connor EA, Gold R. Primary care-relevant interventions to prevent falling in older adults: a systematic evidence review for the U.S. Preventive Services Task Force. Ann Intern Med 2010;153:815-25.
  • 87.Miller PD, Wagman RB, Peacock M, Lewiecki EM, Bolognese MA, Weinstein RL, et al. Effect of denosumab on bone mineral density and biochemical markers of bone turnover: six-year results of a phase 2 clinical trial. J Clin Endocrinol Metab 2011;96:394-402.
  • 88.Moayyeri A, Kaptoge S, Dalzell N, Luben RN, Wareham NJ, Bingham S, et al. The effect of including quantitative heel ultrasound in models for estimation of 10-year absolute risk of fracture. Bone 2009;45:180-4.
  • 89.Moayyeri A, Luben RN, Bingham SA, Welch AA, Wareham NJ, Khaw KT. Meas-ured height loss predicts fractures in middle-aged and older men and women: the EPIC-Norfolk prospective population study. J Bone Miner Res 2008;23:425-32.
  • 90.Netelenbos JC, Geusens PP, Ypma G, Buijs SJ. Adherence and profile of non-persistence in patients treated for osteoporosis-a large-scale, long-term retrospective study in The Netherlands. Osteoporos Int 2011;22:1537-46.
  • 91.Paggiosi MA, Barkmann R, Gluer CC, Roux C, Reid DM, Felsenberg D, et al. A European multicenter comparison of quantitative ultrasound measurement variables: The OPUS study. Osteoporos Int 2012. [Epub ahead of print].
  • 92.Papapoulos S, Chapurlat R, Libanati C, Brandi M, Brown J, Czerwinski E, et al. Five years of denosumab exposure in women with postmenopausal osteoporosis: Results from the first two years of the FREEDOM extension. J Bone Miner Res 2011;26:2804-11.
  • 93.Papapoulos SE. Ibandronate: a potent new bisphosphonate in the management of postmenopausal osteoporosis. Int J Clin Pract 2003;57:417-22.
  • 94.Park-Wyllie LY, Mamdani MM, Juurlink DN, Hawker GA, Gunraj N, Austin PC, et al. Bisphosphonate use and the risk of subtrochanteric or femoral shaft fractures in older women. JAMA 2011;305:783-9.
  • 95.Parker MJ, Gillespie WJ, Gillespie LD. Effectiveness of hip protectors for preventing hip fractures in elderly people: systematic review. BMJ 2006;332:571-4.
  • 96.Pasco JA, Seeman E, Henry MJ, Merriman EN, Nicholson GC, Kotowicz MA. The population burden of fractures originates in women with osteopenia, not osteoporosis. Osteoporos Int 2006;17:1404-9.
  • 97.Peeters G, Elders P, Lips P, Deeg DJH. Snelle inschatting van de kans op herhaald vallen bij ouderen. Huisarts Wet 2001;54:186-91.
  • 98.Peeters G, Van Schoor NM, Lips P. Fall risk: the clinical relevance of falls and how to integrate fall risk with fracture risk. Best Pract Res Clin Rheumatol 2009;23:797-804.
  • 99.Pluijm SM, Koes B, De Laet C, Van Schoor NM, Kuchuk NO, Rivadeneira F, et al. A simple risk score for the assessment of absolute fracture risk in general practice based on two longitudinal studies. J Bone Miner Res 2009;24:768-74.
  • 100.Pongchaiyakul C, Nguyen ND, Jones G, Center JR, Eisman JA, Nguyen TV. Asymptomatic vertebral deformity as a major risk factor for subsequent fractures and mortality: a long-term prospective study. J Bone Miner Res 2005;20:1349-55.
  • 101.Quandt SA, Thompson DE, Schneider DL, Nevitt MC, Black DM. Effect of alendronate on vertebral fracture risk in women with bone mineral density T scores of-1.6 to -2.5 at the femoral neck: the Fracture Intervention Trial. Mayo Clin Proc 2005;80:343-9.
  • 102.Rabenda V, Mertens R, Fabri V, Vanoverloop J, Sumkay F, Vannecke C, et al. Adherence to bisphosphonates therapy and hip fracture risk in osteoporotic women. Osteoporos Int 2008;19:811-8.
  • 103.Rea JA, Li J, Blake GM, Steiger P, Genant HK, Fogelman I. Visual assessment of vertebral deformity by X-ray absorptiometry: a highly predictive method to exclude vertebral deformity. Osteoporos Int 2000;11:660-8.
  • 104.Reifenstein EC, Albright F. The metabolic effects of steroid hormones in osteoporosis. J Clin Invest 1947;26:24-56.
  • 105.Roschger P, Lombardi A, Misof BM, Maier G, Fratzl-Zelman N, Fratzl P, et al. Mineralization density distribution of postmenopausal osteoporotic bone is restored to normal after long-term alendronate treatment: qBEI and sSAXS data from the fracture intervention trial long-term extension (FLEX). J Bone Miner Res 2010;25:48-55.
  • 106.Russell MA, Hill KD, Day LM, Blackberry I, Gurrin LC, Dharmage SC. Development of the Falls Risk for Older People in the Community (FROP-Com) screening tool. Age Ageing 2009;38:40-6.
  • 107.Ryg J, Rejnmark L, Overgaard S, Brixen K, Vestergaard P. Hip fracture patients at risk of second hip fracture: a nationwide population-based cohort study of 169,145 cases during 1977-2001. J Bone Miner Res 2009;24:1299-307.
  • 108.Salaffi F, Cimmino MA, Malavolta N, Carotti M, Di Matteo L, Scendoni P, et al. The burden of prevalent fractures on health-related quality of life in postmenopausal women with osteoporosis: the IMOF study. J Rheumatol 2007;34:1551-60.
  • 109.Sanders KM, Stuart AL, Williamson EJ, Simpson JA, Kotowicz MA, Young D, et al. Annual high-dose oral vitamin D and falls and fractures in older women: a randomized controlled trial. JAMA 2010;303:1815-22.
  • 110.Schortinghuis J, Witjes, Spijkervet FKL, De Visscher JGAM. Osteonecrose van het kaakbot als bijwerking van de intraveneuze behandeling met bisfosfonaten. Ned Tijdschr Geneeskd 2007;151:314-8.
  • 111.Schwartz AV, Nevitt MC, Brown BW, Jr., Kelsey JL. Increased falling as a risk factor for fracture among older women: the study of osteoporotic fractures. Am J Epidemiol 2005;161:180-5.
  • 112.Sedghizadeh PP, Stanley K, Caligiuri M, Hofkes S, Lowry B, Shuler CF. Oral bisphosphonate use and the prevalence of osteonecrosis of the jaw: an institutional inquiry. J Am Dent Assoc 2009;140:61-6.
  • 113.Seeman E, Delmas PD, Hanley DA, Sellmeyer D, Cheung AM, Shane E, et al. Microarchitectural deterioration of cortical and trabecular bone: differing effects of denosumab and alendronate. J Bone Miner Res 2010;25:1886-94.
  • 114.Seeman E, Devogelaer JP, Lorenc R, Spector T, Brixen K, Balogh A, et al. Strontium ranelate reduces the risk of vertebral fractures in patients with osteopenia. J Bone Miner Res 2008;23:433-8.
  • 115.Siminoski K, Jiang G, Adachi JD, Hanley DA, Cline G, Ioannidis G, et al. Accuracy of height loss during prospective monitoring for detection of incident vertebral fractures. Osteoporos Int 2005;16:403-10.
  • 116.Siris ES, Chen YT, Abbott TA, Barrett-Connor E, Miller PD, Wehren LE, et al. Bone mineral density thresholds for pharmacological intervention to prevent fractures. Arch Intern Med 2004;164:1108-12.
  • 117.Siris ES, Miller PD, Barrett-Connor E, Faulkner KG, Wehren LE, Abbott TA, et al. Identification and fracture outcomes of undiagnosed low bone mineral density in postmenopausal women: results from the National Osteoporosis Risk Assessment. JAMA 2001;286:2815-22.
  • 118.Smith H, Anderson F, Raphael H, Maslin P, Crozier S, Cooper C. Effect of annual intramuscular vitamin D on fracture risk in elderly men and women--a population-based, randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Rheumatology (Oxford) 2007;46:1852-7.
  • 119.Snijder MB, Van Dam RM, Visser M, Deeg DJ, Dekker JM, Bouter LM, et al. Adiposity in relation to vitamin D status and parathyroid hormone levels: a population-based study in older men and women. J Clin Endocrinol Metab 2005;90:4119-23.
  • 120.Tang BM, Eslick GD, Nowson C, Smith C, Bensoussan A. Use of calcium or calcium in combination with vitamin D supplementation to prevent frac-tures and bone loss in people aged 50 years and older: a meta-analysis. Lancet 2007;370:657-66.
  • 121.Tinetti ME. Multifactorial fall-prevention strategies: time to retreat or advance. J Am Geriatr Soc 2008;56:1563-5.
  • 122.Torgerson DJ, Bell-Syer SE. Hormone replacement therapy and prevention of vertebral fractures: a meta-analysis of randomised trials. BMC Musculoskelet Disord 2001;2:7.
  • 123.Tosteson AN, Gabriel SE, Grove MR, Moncur MM, Kneeland TS, Melton LJ, III. Impact of hip and vertebral fractures on quality-adjusted life years. Osteoporos Int 2001;12:1042-9.
  • 124.Tremollieres FA, Pouilles JM, Ribot C. Withdrawal of hormone replacement therapy is associated with significant vertebral bone loss in postmenopausal women. Osteoporos Int 2001;12:385-90.
  • 125.Tromp AM, Ooms ME, Popp-Snijders C, Roos JC, Lips P. Predictors of fractures in elderly women. Osteoporos Int 2000;11:134-40.
  • 126.Van Balen DEM, Van der Westerlaken MML, Wielders JPM. Vitamine D-suppletie mag wel wat scheutiger; Nederland conservatief met doseringen. Pharmaceutisch Weekblad 2012;147:16-21.
  • 127.Van der Klift M, De Laet CE, McCloskey EV, Johnell O, Kanis JA, Hofman A, et al. Risk factors for incident vertebral fractures in men and women: the Rotterdam Study. J Bone Miner Res 2004;19:1172-80.
  • 128.Van der Linden MW, Westert GP, De Bakker DH, Schellevis FG. Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk: klachten en aandoeningen in de bevolking en in de huisartspraktijk. Utrecht/Bilthoven: NIVEL/RIVM, 2004.
  • 129.Van Geel TA, Van Helden S, Geusens PP, Winkens B, Dinant GJ. Clinical subsequent fractures cluster in time after first fractures. Ann Rheum Dis 2009;68:99-102.
  • 130.Van Helden S, Cals J, Kessels F, Brink P, Dinant GJ, Geusens P. Risk of new clinical fractures within 2 years following a fracture. Osteoporos Int 2006;17:348-54.
  • 131.Van Helden S, Van Geel AC, Geusens PP, Kessels A, Nieuwenhuijzen Kruseman AC, Brink PR. Bone and fall-related fracture risks in women and men with a recent clinical fracture. J Bone Joint Surg Am 2008;90:241-8.
  • 132.Van Staa TP, Leufkens HG, Cooper C. The epidemiology of corticosteroid-induced osteoporosis: a meta-analysis. Osteoporos Int 2002;13:777-87.
  • 133.Van Staa TP, Cooper C, Brusse LS, Leufkens H, Javaid MK, Arden NK. Inflammatory bowel disease and the risk of fracture. Gastroenterology 2003a;125:1591-7.
  • 134.Van Staa TP, Laan RF, Barton IP, Cohen S, Reid DM, Cooper C. Bone density threshold and other predictors of vertebral fracture in patients receiving oral glucocorticoid therapy. Arthritis Rheum 2003b;48:3224-9.
  • 135.Van Staa TP, Leufkens HG, Cooper C. Inhaled corticosteroids and hip fracture: disease or drugs? Am J Respir Crit Care Med 2003c;168:128.
  • 136.Van Staa TP, Geusens P, Pols HA, De Laet C, Leufkens HG, Cooper C. A simple score for estimating the long-term risk of fracture in patients using oral glucocorticoids. QJM 2005;98:191-8.
  • 137.Vestergaard P, Mosekilde L. Fracture risk in patients with celiac Disease, Crohn’s disease, and ulcerative colitis: a nationwide follow-up study of 16,416 patients in Denmark. Am J Epidemiol 2002;156:1-10.
  • 138.Vokes TJ, Gillen DL. Using clinical risk factors and bone mineral density to determine who among patients undergoing bone densitometry should have vertebral fracture assessment. Osteoporos Int 2010;21:2083-91.
  • 139.Watts NB, Diab DL. Long-term use of bisphosphonates in osteoporosis. J Clin Endocrinol Metab 2010;95:1555-65.
  • 140.Watts NB, Roux C, Modlin JF, Brown JP, Daniels A, Jackson S, et al. Infections in postmenopausal women with osteoporosis treated with denosumab or placebo: coincidence or causal association? Osteoporos Int 2012;23:327-37.
  • 141.Wei TS, Hu CH, Wang SH, Hwang KL. Fall characteristics, functional mobility and bone mineral density as risk factors of hip fracture in the community-dwelling ambulatory elderly. Osteoporos Int 2001;12:1050-5.
  • 142.WHO. Assessment of osteoporotic fracture risk and its role in screening for postmenopausal osteoporosis (WHO Technical report series). Geneve: WHO, 1994.
  • 143.Wicherts IS, Boeke AJ, Van der Meer, I, Van Schoor NM, Knol DL, Lips P. Sunlight exposure or vitamin D supplementation for vitamin D-deficient non-western immigrants: a randomized clinical trial. Osteoporos Int 2011;22:873-82.
  • 144.Zhu K, Devine A, Lewis JR, Dhaliwal SS, Prince RL. ‘Timed up and go’ test and bone mineral density measurement for fracture prediction. Arch Intern Med 2011;171:1655-61.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen