Nieuws

Anticonceptie voor en na ongewenste zwangerschap

Gepubliceerd
3 november 2015
Dit onderzoek is een samenwerkingsproject tussen het NIVEL en Rutgers. Gegevens over ongewenste zwangerschap werden vanaf januari 2004 tot en met december 2011 verzameld in 42 huisartsenpraktijken die participeren in de Peilstations van NIVEL Zorgregistraties eerste lijn. In een aanvullende vragenlijst noteerde de huisarts onder andere achtergrondkenmerken en de intentie van de patiënt tot behoud of afbreking van de zwangerschap. Na 6 maanden verzamelde een follow-upvragenlijst over dezelfde zwangerschappen informatie over de uiteindelijke zwangerschapsuitkomst, het verwijsbeleid en de in gebruik zijnde anticonceptie.
Eén op de vijf Nederlandse vrouwen is ooit ongepland zwanger geweest, maar ongepland is niet altijd ongewenst. Van alle ongeplande zwangerschappen eindigt 13,5% met een abortus. Van de cliënten in abortusklinieken is 60% verwezen door de huisarts. Gezien het percentage van circa 30% herhaalde abortussen is anticonceptiecounseling erg belangrijk. Wij onderzochten het anticonceptiegebruik van vrouwen die voor een ongewenste zwangerschap hun huisarts consulteren.

Wat gaat er fout?

Ruim eenderde van de 853 vrouwen gebruikte geen anticonceptie voorafgaand aan de ongewenste zwangerschap [figuur A]. De pil (29,7%) en het condoom (18,8%) werden het vaakst gebruikt en het spiraal opvallend weinig (2,6%). Nieuwere methoden, zoals de anticonceptiering en -pleister, werden nauwelijks toegepast.
Van de vrouwen die wel anticonceptie gebruikten voorafgaand aan de zwangerschap, deed een kwart dit inconsequent. Eén op de tien vrouwen paste de anticonceptie verkeerd toe, 9,8% was (tijdelijk) gestopt met de aangegeven methode en 7,7% was de anticonceptie eenmalig vergeten (gebruikersfouten). Bijna de helft (45,8%) van de vrouwen zegt de anticonceptie wel goed te hebben gebruikt, maar dat deze desondanks faalde.

En hoe gaat het verder?

Driekwart (74,9%) van de vrouwen koos uiteindelijk voor abortus. Wij onderzochten welke anticonceptie deze vrouwen kozen na beëindiging van de zwangerschap [figuur B] (n = 490). Bijna de helft koos voor de pil en een kwart voor een spiraal. Het percentage vrouwen dat geen anticonceptie gebruikt, daalde van 36,5% naar 8,8%. Van diegenen die aanvankelijk geen anticonceptie gebruikten, startte de meerderheid met de pil. De helft van de pilgebruiksters blijft deze methode gebruiken en eenvijfde stapt over naar het spiraal. Condoomgebruikers stappen na abortus het vaakst over naar andere anticonceptie. Een kwart van de vrouwen verandert de anticonceptiemethode niet.

Conclusie

Een meerderheid van de ongewenst zwangere vrouwen die hiervoor de huisarts bezoekt, gebruikt anticonceptie. Bijna de helft van deze ongewenste zwangerschappen wordt toegeschreven aan falende anticonceptie. Gezien de betrouwbaarheid van de meestgebruikte anticonceptiemiddelen is de anticonceptie waarschijnlijk vaker verkeerd gebruikt dan gerapporteerd. De kans op gebruikersfouten is het grootst bij methoden die afhankelijk zijn van dagelijks gebruik of waarbij intermediërende problemen (braken, diarree of het slikken van bepaalde medicatie) van invloed zijn. Dit is vooral het geval bij de pil en het condoom. Toch kiest de helft van de vrouwen ook na het beëindigen van de zwangerschap voor deze methoden. Na een abortus gebruikt nog steeds 1 op de 11 vrouwen geen anticonceptie. Huisartsen kunnen het verschil maken en bijdragen aan effectiever anticonceptiegebruik door na een ongewenste zwangerschap met de vrouw te exploreren welke anticonceptiemethode het best past bij haar leefstijl en levensfase.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen