Nieuws

Slachtoffers van geweld zijn grootgebruikers van de huisartsenzorg

Gepubliceerd
10 september 2006

Fysiek geweld is een probleem dat in de media veel aandacht krijgt: als het mannelijke slachtoffers betreft, wordt er vooral ingezoomd op zinloos geweld op straat, bij geweld tegen vrouwen krijgt meestal huiselijk geweld door partners of ex-partners de aandacht.. Schattingen over de omvang van het probleem variëren van 200.000-500.000 gevallen per jaar. Huisartsen zien of signaleren maar een klein percentage van de slachtoffers, waarschijnlijk nog geen 5%. De daders van fysiek geweld – dé doelgroep om het probleem bij de wortel aan te pakken – zoeken maar zelden hulp bij de huisarts.

Daders van geweld tegen mannen meestal onbekend, tegen vrouwen meestal bekend

Van 1996-1999 hebben de CMR-peilstations het vóórkomen van ’fysiek geweld’ geregistreerd. Daaruit blijkt dat de daders van fysiek geweld in overgrote meerderheid mannen zijn (95%). Geweld tegen mannen wordt meestal gepleegd door onbekenden (67%), bij geweld tegen vrouwen daarentegen is de dader meestal een bekende van het slachtoffer (78%). Vaak is dit de (ex-)partner (61%) of een familielid (17%) (figuur1). Bij ruim de helft van de vrouwelijke slachtoffers gaat het om herhaald fysiek geweld dat jaren kan voortduren, bij 15% is er tevens sprake van seksueel geweld. De gemiddelde leeftijd van de vrouwen was 32 jaar (5-63 jaar), van de mannen 24 jaar (11-57 jaar).

Slachtoffers vaker dan gemiddeld naar de huisarts

Om meer inzicht te krijgen in de kenmerken van de patiënten die naar de huisarts gaan als slachtoffer van geweld, hebben wij gegevens geanalyseerd van de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk (NS2). We keken naar patiënten met de ICPC-code Z25 (problemen met betrekking tot geweld) in hun ziektegeschiedenis. De incidentie van Z25 in de praktijken die aan NS2 deelnemen, is gelijk aan de incidentie van fysiek geweld die de praktijken van de peilstations registreren: 6 per 10.000. Uit gegevens van NS2 blijkt dat deze patiënten aanmerkelijk vaker dan gemiddeld de huisarts consulteren voor andere problemen dan geweld. Mannen die hulp inroepen bij geweldsproblemen blijken gemiddeld 6,7 keer per jaar contact te hebben met hun huisarts (gemiddelde van alle mannen: 2,5), vrouwen maar liefst 10,6 keer (gemiddelde van alle vrouwen: 3,9). Ze behoren daarmee tot de groep van de bekende grootgebruikers die ongeveer 5% van de patiëntenpopulatie uitmaakt. De belangrijkste andere problemen waarvoor deze patiënten hun huisarts vaker dan gemiddeld bezochten, staan in figuur 2, gegroepeerd naar ICPC-hoofdstuk. Diagnoses waarvoor we geen verschil vonden, zijn niet weergegeven.

De hier beschreven analyses zijn uitgevoerd met gegevens die van 1996-1999 werden geregistreerd door huisartsen die deel uitmaken van de Continue Morbiditeits Registratie Peilstations Nederland. Dit netwerk bestaat uit een groep van ongeveer 45 praktijken die 1% van de Nederlandse patiëntenpopulatie representeren. Bovendien is gebruikgemaakt van gegevens uit de Tweede Nationale Studie (NS2) naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Honderdvijfennegentig huisartsen in 104 praktijken registreerden deze gegevens via het HIS gedurende 12 maanden in 2001. (http://www.ggzbeleid.nl/pdfmacro/nivel_2estudie_0501_hst4.pdf).

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen