Nieuws

Polders als proeftuin

Gepubliceerd
20 mei 2008

Een boek voor De Slegte, is mijn eerste reactie bij ontvangst voor recensie. Maar goed, ik ben als huisarts in 1984 in Almere gaan werken omdat ze daar gezondheidscentra hadden en een nieuwe zorgvisie, dus ik ben toch nieuwsgierig. Het boek is het resultaat van het onderzoeksproject ‘Medische zorg in het nieuwe land’ in opdracht van de provincie uitgevoerd door Nieuw Land Erfgoedcentrum. Dat klinkt taai, maar het leest vervolgens als een boeiende historische roman over ‘Nieuwe land geestdrift’, medische ambitie en Hollandse ondernemersgeest. Het boek gaat over de kansen die de nieuwe polder bood en wat ervan terechtkwam. Het boek zet de beleidsmakers en spelers in het veld trefzeker neer. Het boek is leuk voor wie de dorpspolitiek gekend heeft, maar is vooral leuk voor iedereen die te maken heeft met gezondheidszorgbeleid. Het gaat over beleid maken in een tijd van geloof, politiek, weinig evidence en veel polderen. Al voor de oorlog was er de ambitie om in de nieuwe polder de gezondheidszorg geïntegreerd op te zetten met verplichte preventie en intakegesprekken bij de huisarts. In de oorlog waren er de eerste plannen voor gezondheidscentra in de Noordoostpolder. Toch duurde het tot 1965 voor het eerste heuse gezondheidscentrum in Dronten werd geopend. Commissies deden er acht jaar over voor ze rapporteerden en de bestaande wettelijke regels en lauwe medewerking van de overheid moeten de vernieuwers wanhopig hebben gemaakt. Vooral de vrije artsenkeuze en vrije vestiging bleken een geplande gezondheidszorg in de weg te staan. Als de lokale bestuurders te veel voorwaarden stelden aan de artsen ging het mis, want autonomie bleek een groot goed. Als de artsen op eigen initiatief enthousiaste plannen hadden, werden die getraineerd en gefrustreerd op hoger beleidsniveau. Zo leest het boek als een lange bestuurderssoap van elkaar bevechtende individuen en groepen met goede bedoelingen. Huisartsen die klagen over hoge werkdruk blijkt ook van alle tijden. De plannen om huisartsen eenderde van hun werk aan preventie te laten besteden (vooral door een uitgebreid kennismakingsgesprek, het doen van onderzoek en consultatiebureau) mislukten, want curatie ging altijd voor ondanks de maximaal 2000 patiënten per huisarts. De godfather van de huisartsgeneeskunde professor Van Es adviseerde begin jaren ’70 centra van maximaal 10.000 patiënten, maar huisartsen prefereerden units van 2 praktijken en waren tegen een gemeenschappelijk patiëntendossier. Pas in de jaren ’80 werd de norm in Almere langzaamaan 10.000 patiënten. Het loondienstverband van alle professies bleek wel goed voor de samenwerking met wijkverpleegkundigen en zelfs tussen kruisverenigingen, maar verder was het geloof in een maakbare en betere gezondheidszorg aardig opgedroogd en toen Almere startte was er nog maar weinig elan over bij de lokale overheid. De eerste huisartsen in Haven waren gewoon vrijgevestigd. Dat veranderde midden jaren ’70 en met staatssecretaris Hendriks, die gezondheidscentra subsidieerde, bleek een Almeerse gezondheidszorg met veel centra mogelijk. Linksprogressieve druk hielp daarbij sterk. Ook de rechtse kabinetten van Van Agt (Van de Heijden) lieten het Project Gezondheidszorg Almere, dat een wettelijke erkenning vergde, intact. Mogelijk omdat men inmiddels geloofde in de proeftuin. Het boekt licht nog een tip op van het verdere verloop, de grote verliezen door mismanagement en de uiteindelijk gezonde organisatie nu. Het gevecht van plaatselijk bestuur en particulier initiatief lijkt voorbij, maar de balans van Almere moet nog worden opgemaakt. Kortom, een boeiend boek en het blijft moeilijk historische lessen te trekken.

Pieter van den Hombergh

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen