Nieuws

Streng zijn

Gepubliceerd
1 november 2012
Je komt het weinig tegen in personeelsadvertenties, maar er zijn veel beroepen waarvoor het een vereiste is: streng kunnen zijn. Politieagenten moeten streng kunnen zijn. Tegen geharde criminelen, maar ook tegen jongens die betrapt zijn op een eerste winkeldiefstal en tegen fietsers zonder achterlicht. Docenten moeten streng kunnen zijn: in de klas om de orde te bewaren, maar ook bij het nakijken van proefwerken en het beoordelen van scripties en werkstukken. Medewerkers bij de Sociale Dienst moeten streng kunnen zijn als hun bijstandsgerechtigde cliënten onvoldoende hun best doen om ‘uit de uitkering te komen’.
Op korte termijn levert strengheid een heleboel heisa op. Fietsers zonder achterlicht zijn helemaal niet blij als een agent hen erop wijst dat dit levensgevaarlijk is en een bonnenboekje te voorschijn haalt. Docenten die streng nakijken krijgen een eindeloze reeks leerlingen of studenten aan hun bureau die precies willen weten wat ze fout hebben gedaan en hebben vervolgens een hele stapel hertentamens en herkanste werkstukken die ze moeten corrigeren. Ongemotiveerde bijstandsgerechtigden reageren niet positief als ze zich vroeg moeten melden om dozen te vouwen, vuilnis op te ruimen of tomaten te oogsten.
Maar op lange termijn staat daar veel tegenover. Strenge politieagenten krijgen veel waardering van brave burgers en soms ook van de minder brave burgers die zij in de kraag hebben gevat (‘Na die verschrikkelijke middag op het politiebureau en de preek van die agent heb ik nooit meer gestolen; ik had mijn lesje geleerd.’) Docenten die streng zijn tegen raddraaiers genieten respect van rustige leerlingen die blij zijn dat zij wat opsteken in de les en niet alles zelf thuis hoeven uit te zoeken. Een strenge beoordeling van tentamens en scripties betaalt zich uit als leerlingen slagen voor hun eindexamen of als zij tevreden terugkijken op hun opleiding, in de veilige wetenschap dat hun diploma’s niet achteraf ongeldig worden verklaard door de onderwijsinspectie wegens onvoldoende niveau. Medewerkers bij de Sociale Dienst krijgen soms positieve reacties van hun eigen cliënten (‘Nu ik er eenmaal werk vind ik het eigenlijk hartstikke leuk in de kas en het is fijn dat ik mijn eigen brood verdien.’), en genieten veel waardering van belastingbetalende burgers en politici als het aantal uitkeringsgerechtigden daalt.
Hoe zit het nu met huisartsen die zich opstellen als strenge poortwachters, die zich houden aan de richtlijnen van het Nederlands Huisartsen Genootschap en die patiënten niet verwijzen naar de tweede lijn als zij daarvoor geen medische aanleiding zien? Op korte termijn levert dit heisa op, net als op school, bij de politie en aan de balie van de Sociale Dienst. Eisende patiënten zijn helemaal niet blij met een strenge huisarts. Op korte termijn heeft de strenge huisarts het zelfs lastiger dan de strenge agent en de strenge medewerker bij de Sociale Dienst. Die laatste groepen hebben te maken met burgers die niet weg kunnen lopen; burgers mogen immers niet naar een andere diender of een andere uitkeringsinstantie. Patiënten kunnen hun strenge huisarts relatief eenvoudig de rug toekeren. Het onderwijs is op dat punt beter vergelijkbaar: studenten kunnen switchen naar een ander keuzevak, een andere opleiding of een andere begeleider en leerlingen mogen naar een andere school als hun ouders daarvoor kiezen.
Het probleem voor de strenge huisarts zit in de lange termijn. Er zijn niet veel patiënten die hun huisarts achteraf bedanken omdat deze hen een MRI-scan, een antibioticakuur of een bloedonderzoek heeft bespaard. Er zijn ook maar weinig patiënten die respect hebben voor hun huisarts als ze zien of horen dat deze hun eisende medepatiënten streng tegemoet treedt, simpelweg omdat je daar als patiënt niet met je neus bovenop zit. Je kunt er hoogstens iets over lezen op huisartsenbeoordelingssites en daar word je maar weinig wijzer van. Als de Nederlandse samenleving wil dat de nieuwe huisarts een strenge huisarts is, wordt of blijft, dan moet daar heel veel brede maatschappelijke waardering tegenover staan. En dan gaat het niet om financiële waardering, want financieel hebben Nederlandse huisartsen helemaal niet te klagen (zoek maar eens op wat een politieagent verdient). Het gaat om politieke steun: waarderende woorden van de minister, complimenten van zorgverzekeraars als de kosten van de zorg beperkt blijven, uitleg over de belangrijke poortwachterrol in leerboeken maatschappijleer op de middelbare school, vermelding in de Troonrede, lintjes op Koninginnedag, aandacht in verkiezingsprogramma’s van politieke partijen. Als het belang van de huisarts-poortwachter op al die manieren wordt benadrukt, bedwing dan de verschrikkelijke artsenreflex om te zeggen dat ‘daar natuurlijk ook een financieel plaatje bij hoort’ of ‘een passende vergoeding tegenover moet staan’. Complimenten en waardering zijn heel erg nodig om streng te kunnen zijn, maar complimenten en waardering zijn genoeg.
Margo Trappenburg
Margo Trappenburg is bijzonder hoogleraar Sociaal politieke aspecten van de verzorgingsstaat en overlegeconomie aan de Universiteit van Amsterdam en universitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen