Praktijk

Een kelder vol…

Gepubliceerd
20 mei 2008

Tijdens de weken voor Pasen staat er in de etalage van onze banketbakker altijd een kingsize uit chocolade opgetrokken paashaas. Er is elk jaar een prijsvraag: wie het gewicht van deze langoor het dichtst benadert, mag zich de trotse eigenaar ervan noemen. Je krijgt natuurlijk alleen een wedstrijdformulier als je de nodige koekjes of bonbons aanschaft, want ook in lekker ruikende winkels moet de schoorsteen roken. Ooit kocht de oppas van onze (toen nog kleine) zonen zich een ongeluk aan zoetigheid om haar troetelkinderen in het genot van zoveel mogelijk wedstrijdformulieren te stellen. De dinsdag na die Pasen werden wij gebeld door de nijvere neringdoende: of we de Paashaas wilden komen ophalen, want de oudste had het gewicht vrijwel precies geraden. Onze toch niet al te kleine auto verschrompelde in het zicht van de haas; die kon er met geen mogelijkheid in. Met ingeroepen hulp beschikten wij even later over een kelder die zo ongemeen sterk naar chocola geurde dat het bij de voordeur al te ruiken was: hier wonen ze in een bonbonnière. En hoewel we ruimhartig hebben uitgedeeld, moesten we na enkele maanden de wit uitgeslagen resten aan de vuilnisman meegeven. Kortom, het was een beetje veel…

Zoals u intussen wel weet, tob ik de laatste jaren een eind weg en doe ik daardoor noodgedwongen aan ervaringsleren in het ziekenhuis. Nu is het u en mij bekend dat er in de zorg nogal veel geld omgaat en dat de kosten jaar in jaar uit stijgen. Je zou dan toch verwachten dat de zorgelijke financiële toestand leidt tot grote terughoudendheid en het tien keer omdraaien van elk pilletje. Nou is dat niet direct de ervaring die ik in het ziekenhuis opdoe. Een huisarts schrijft vaak een receptje uit voor 10, 20 of 30 stuks, maar daar nemen de meeste specialisten de pen echt niet voor ter hand. De apotheek overhandigt mij een zak vol doosjes pillen en als ik verbijsterd vraag of dat allemaal voor mij is, zegt de apotheekmevrouw dat ze niet alles heeft gegeven, maar dat ik de rest in een later stadium kan komen halen. Dat gebeurt vaak niet, omdat er iets genezen of de behandeling veranderd is. En waar blijven dan al die nog niet verstrekte pillen? Wie wordt daar beter van? In alle medicijnkastjes in heel Nederland ligt natuurlijk voor miljarden aan nooit ingenomen medicijnen. Toen ik bij mijn bejaarde moeder in het verzorgingshuis zat, kwam er een verpleger binnen die triomfantelijk een flesje pillen omhoog hield: ‘Uw medicijnen, mevrouw Van der Voort.’ ‘Ja, dank u’, zei mijn moeder, ‘zet maar in mijn nachtkastje.’ Hij opende het laatje en hield een aantal vergelijkbare, nog volle pillenflesjes omhoog. ‘Neem u die helemaal niet in?’, vroeg hij verbaasd en een beetje bestraffend. Maar mijn moeder was niet snel uit het veld te slaan en antwoordde: ‘Nee hoor, als ik die allemaal had ingenomen, had ik hier nu niet meer gezeten.’ Belangstellend keek ik toe. Hier ging natuurlijk beleid op worden gezet, want dit gaf geen pas! Maar hij zette het flesje bij zijn volle broeders en klapte het laatje weer dicht. Hoeveel van die volle laatjes zullen er in het hele land zijn?

‘Die wond? Daar heb ik wel wat voor.’ Een (alweer aardige, behulpzame) specialist verzorgde de wond met een soort zeewier, een gaasje en leukoplast. ‘Ik zal u voor thuis ook wat voorschrijven; u kunt het bij de apotheek ophalen.’ Daar werd mij een zak overhandigd waar ik bijna niet mee over straat durfde. Per dag heb ik ongeveer 1 (één) vierkante centimeter van dat zeewierspul nodig. In de kingsize doos zaten, onder meer, 10 vellen van ieder 375 vierkante centimeter. Daar kan ik dus meer dan tien jaar mee toe. Mij werd echter aangeraden het niet langer dan drie weken te gebruiken... Samen met de dozen gaasjes en plakband ligt het allemaal in de kelder. Bij de voordeur ruik je het al… hier wonen ze in een apotheek!

Hans van der Voort hvdvoort@knmg.nl

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen