NHG Forum

Refractieafwijkingen gemeten door de huisarts

Gepubliceerd
10 september 2001

Samenvatting

Bij het verschijnen van een nieuwe standaard is het altijd nog maar de vraag of huisartsen bereid zijn de gegeven richtlijnen daadwerkelijk in de praktijk te gaan toepassen. Dat vergt immers vaak een aanpassing van de manier van werken waaraan de huisarts al zo lang gewend is. Voor gedragsverandering is een investering van tijd en energie nodig; dat geldt voor huisartsen evenzeer als voor patiënten. Waar het gaat om standaarden zal dus aandacht moeten worden geschonken aan de implementatie van de richtlijnen daaruit. Bij de standaard Refractieafwijkingen gebeurt dit in een Programma voor Individuele Nascholing met cd-rom.

Wat is nieuw?

In juli van dit jaar verscheen de NHG-Standaard Refractieafwijkingen als vervanging van de vroegere standaard Oogheelkundige diagnostiek. De belangrijkste richtlijn van de nieuwe standaard is dat de huisarts zelf ‘diagnostisch refractioneert’ om bij visusklachten onderscheid te kunnen maken tussen een refractieafwijking en andere oogheelkundig problemen. Het streven is dat huisartsen vaker in de praktijk zelf diagnostisch refractioneren. Uiteraard hebben die inspanningen tot doel dat de kwaliteit van de geleverde zorg verbetert. Maar er is meer. Een snel gevonden resultaat werkt heel bevredigend en motiverend. De huisarts krijgt meer inzicht in refractieafwijkingen en meer kennis over oogheelkunde. Er zal een weloverwogen keuze kunnen worden gemaakt tussen verwijzing naar de opticien/optometrist en de oogarts. Dit alles verhoogt niet alleen de efficiëntie, maar bovenal het werkplezier van de huisarts. Overigens komt het diagnostisch refractioneren in plaats van de stenopeïsche opening; er hoeft dus niet méér werk verricht te worden door de huisarts.

Meten zonder aanmeten

De vaardigheden die nodig zijn voor het diagnostisch refractioneren worden getoond op een cd-rom. Het gaat er daarbij uitdrukkelijk niet om dat de huisarts zelf de eventueel benodigde correctie (bril of contactlenzen) gaat aanmeten. Gefocust wordt op het onderscheid maken tussen een refractieafwijking, zoals myopie, hypermetropie en/of astigmatisme, en andere oogheelkundige afwijkingen. Deze uitbreiding van het normale visusonderzoek is eenvoudig uit te voeren en neemt weinig extra tijd in beslag. Bovendien kan het onderzoek gemakkelijk worden gedelegeerd aan de praktijkassistente.

Dat gaan we zien!

Het principe van het diagnostisch refractioneren berust op het bepalen van de visus met behulp van sferische lensjes. Hierbij wordt vooraf de visus bepaald en vervolgens bekeken in hoeverre deze verbetert of verslechtert met lensjes van S+0,50 en S-0,50 dioptrie. Dit levert veel informatie op over de aanwezigheid en aard van een bepaalde refractieafwijking. In de praktijk kan de huisarts volstaan met twee lensjes van beide soorten (S+0,50 en S-0,50). Dergelijke lensjes zijn compleet met metalen houdertje te verkrijgen via de medische groothandel. Op de cd-rom zijn eveneens voorbeelden van verwijsbrieven naar opticien of optometrist opgenomen. Deze kunnen vanaf de cd-rom worden geprint en dus als ‘standaardformulieren’ worden gebruikt.

Uitblinken door eenvoud

Het diagnostisch refractioneren is een uiterst eenvoudige procedure. Het interpreteren van de bevindingen vraagt echter van de huisarts een goede kennis van de begrippen refractie en accommodatie. Het Programma voor Individuele Nascholing (PIN) Refractieafwijkingen/Het rode oog geeft daartoe de theoretische ondersteuning. Deze PIN wordt deze maand samen met de cd-rom aan alle Nederlandse huisartsen toegestuurd, waarmee een eerste aanzet wordt geleverd om actief met het diagnostisch refractioneren aan de slag te gaan. Want zeker voor deze vaardigheid geldt: al doende leert men (begrijpen)!

Verdere activiteiten

Om de kennis over de oogheelkunde in de eerste lijn nog verder te vergroten geeft de Stichting Onderwijs Oogheelkunde aan huisartsen in Nederland enkele malen per jaar cursussen waarin onder meer het diagnostisch refractioneren uitgebreid aan de orde komt. Meer informatie hierover kan worden opgevraagd bij Jo Baggen, contactpersoon van de Stichting, tel. 043 – 459 19 05.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen