Praktijk

Citroenthee

Gepubliceerd
10 januari 2003

Ik geloof niet. Althans niet zoveel. Soms ben ik er zelfs allergisch voor, zoals voor ‘echte’ religie. Ik hou niet van religie omdat het je redenen geeft om iets te doen en je vervolgens ook nog eens excuses verschaft wanneer je dat gedaan hebt. Religie is daarmee een ideologie die tot dwaasheid leidt. Maar kan een mens zonder engelen, zonder ideologie, zonder constructies achteraf? Medici in ieder geval niet. Zij koesteren de ideologie van de wetenschap. Harde bewijzen! Maar laten wij wel zijn: een béétje wetenschap doet je van het geloof afdwalen en véél doet je ertoe terugkeren…

Neem bijvoorbeeld homeopathie. In de regel kan ik mij daar met een kwinkslag van afmaken, daarbij gebruikmakend van de verleidelijke omstandigheid dat patiënten ertoe neigen mij te geloven. Zoals de oude vrouw op mijn spreekuur met een maligne lymfoom. Hoewel ze strijdvaardig is (en dus soms lastig), zakt zelfs haar soms de moed in de schoenen. Vorige week vroeg ze: ‘Moet ik niet eens zo'n homeopathisch middel proberen?’ Ik antwoordde met mijn routine-uitleg: ‘Homeopaten verdunnen een bepaald middel almaar verder totdat er niets meer van die stof terug te vinden is. Toch zouden die restantjes nog werkzaam moeten zijn. Beweren zij. Stelt u zich voor dat je op het strand in Scheveningen een theezakje in de zee gooit. Denkt u dan dat een badgast aan de Copacabana in Brazilië volgende week zegt: “Hmm, lekker, citroenthee!”?’ De vrouw zweeg. De uitleg kwam, rationeel gezien, duidelijk over. Maar bij haar zag ik, net als zo vaak bij andere patiënten, iets anders glinsteren in de ogen. Hoop. En hoop is de handlanger van geloof. En wat ik zelden doe: ik gaf toe. ‘Nogmaals, ik weet zeker dat het niet helpt. Maar zullen we het voor deze ene keer proberen?’ Dit vind ik het lastigste van het huisartsenvak: hoever mag je gaan om iemand hoop te ontnemen?

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen