Praktijk

Kennistoets: antwoorden

Gepubliceerd
11 maart 2013
1. Juist / 2. Juist / 3. Onjuist
Zwangerschap of de eerste zes maanden na de bevalling zijn redenen om het bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker uit te stellen. Het geven van borstvoeding is geen reden om het laten maken van een uitstrijkje uit te stellen. Wel moet op het aanvraagformulier worden vermeld dat dit nu of in de afgelopen drie maanden het geval is (geweest), omdat dit het microscopisch celbeeld beïnvloedt. Wanneer de portio à vue en lege artis is uitgestreken en er in de uitstrijk geen endocervicale cellen worden aangetroffen, behoeft het uitstrijkje niet herhaald te worden en kan de vrouw de volgende oproep voor het bevolkingsonderzoek afwachten. Wanneer bij het maken van het uitstrijkje de portio (mogelijk) niet à vue geweest is, en er in het preparaat geen endocervicale cellen aangetroffen worden, luidt het advies het uitstrijkje op korte termijn te herhalen.
Boomsma LJ, Buis PAJ, Collette C, Janssen PGH. NHG-Standaard Preventie en vroegdiagnostiek van cervixcarcinoom (tweede herziening). www.nhg.org.
4. Juist / 5. Juist / 6. Juist
Bij zuigelingen met een tranend oogje of een pusoogje zonder roodheid van de conjunctiva of onder de ooghoek is meestal sprake van dacryostenose. Dit komt voor bij 20% van de zuigelingen. De klachten ontstaan vaak rond de tweede tot derde levensweek. Spontane genezing treedt op bij 96% van de kinderen gedurende het eerste levensjaar. Blijft genezing na twaalf maanden uit, dan verwijst de huisarts het kind naar de oogarts voor sonderen van de ductus lacrimalis. Adviseer de ouders massage van de traanzak vanuit de traanpunt naar de neus toe, intensief reinigen van het oog wordt ontraden.
Eekhof JAH, Knuistingh Neven A, Opstelten W. Kleine kwalen bij kinderen. Tweede druk. Amsterdam: Elsevier gezondheidszorg, 2009.
Stilma JS, Voorn ThB, redactie. Oogheelkunde. Praktische huisartsgeneeskunde. Tweede druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2008.
7. Onjuist / 8. Juist
Bij patiënten met een tienjaarsrisico op ziekte of sterfte door HVZ &lt 10% adviseert de huisarts leefstijlmaatregelen als hiertoe aanleiding is. Medicamenteuze behandeling is in het algemeen niet geïndiceerd. Maar patiënten met een SBD > 180 mmHg of een TC/HDL-ratio > 8 komen in aanmerking voor medicatie, ongeacht het risico op HVZ. Regelmatige lichamelijke activiteit beïnvloedt het risico op HVZ niet alleen rechtstreeks, maar ook door bloeddrukdaling, cholesterolverlaging en een verhoging van het HDL-gehalte.
NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement (eerste herziening). www.nhg.org.
9. Onjuist / 10. Juist
Bij de behandeling van de meeste COPD-exacerbaties kan de huisarts volstaan met het (opnieuw) starten met bronchusverwijders, het tijdelijk verdubbelen van de dosis, of het combineren van twee soorten bronchusverwijders. Bij onvoldoende effect hiervan wordt dit beleid aangevuld met een kuur prednisolon 1 dd 30 mg gedurende zeven tot veertien dagen. Antimicrobiële middelen zoals amoxicilline of doxycycline gedurende zeven tot tien dagen worden alleen geadviseerd bij klinische infectieverschijnselen (temperatuur > 38 °C, algemeen ziekzijn) in combinatie met een bekende zeer slechte FEV 1 (
Smeele IJM, Van Weel C, Van Schayck CP, Van der Molen T, Thoonen B, Schermer T, et al. NHG-Standaard COPD (tweede herziening). www.nhg.org.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen