Nieuws

Wildgroei aan predictiemodellen voor hart- en vaatziekten

Gepubliceerd
16 juni 2016

Onderzoekers van het Julius Centrum en het Dutch Cochrane Centre inventariseerden recentelijk met hulp van een handvol buitenlanders de predictiemodellen voor de kans op hart- en vaatziekten in de algemene populatie. Ze selecteerden 212 artikelen die de ontwikkeling van 363 predictiemodellen beschrijven en 473 externe validaties.

Vooral na het jaar 2000 neemt de productie van modellen een grote vlucht. De meeste modellen waren afkomstig uit Europa (46%), gevolgd door de Verenigde Staten en Canada (36%) en berustten op longitudinaal cohortonderzoek (69%). Er waren geen Afrikaanse modellen. Sommige cohorten werden herhaaldelijk gebruikt, met name het Framingham cohort leidde tot 69 modellen. De voorspelde uitkomsten betroffen vooral (fatale en niet-fatale) coronaire hartziekten (33%) en cardiovasculaire ziekten (26%). Daarnaast werden 19 andere uitkomsten geïdentificeerd waaronder beroerte en atriumfibrilleren. De definities van deze uitkomsten konden overigens behoorlijk uiteenlopen.

Gemiddeld maakten de modellen gebruik van 7 voorspellende variabelen met een spreiding van 2 tot 80. Geslacht was een variabele bij 24% van de modellen, daarnaast bleek 69% van de modellen alleen voor mannen of alleen voor vrouwen ontwikkeld. Tweederde van de modellen gebruikte overeenkomstige voorspellers: leeftijd, roken, bloeddruk en cholesterolwaarden. Andere veel gebruikte voorspellers waren diabetes en BMI. De meeste modellen voorspelden 5-jaars- of 10-jaarsrisico’s. Bijna de helft van de modellen rapporteerde de complete regressieformule met alle regressiecoëfficiënten om het risico te berekenen. Andere modellen leverden een online-calculator, een risicotabel, somscore of nomogram om het individuele risico te berekenen. Een minderheid van de modellen leverde daarvoor onvoldoende gegevens.

Ondanks het grote aantal externe validaties, bleek 64% van de modellen nimmer extern te zijn gevalideerd. Tot de meest frequent gevalideerde modellen behoorden de Framingham- en de Score-risicofuncties. Externe validatie vond dikwijls plaats met gegevens afkomstig uit andere geografische gebieden en populaties die verschilden van het aanvankelijke cohort, bijvoorbeeld door het toelaten van patiënten met andere leeftijden. De uitkomsten van die validatieonderzoeken lopen dan ook behoorlijk uiteen.

De onderzoekers concluderen dat er geen behoefte is aan nieuwe modellen, maar dat het zaak is te focussen op externe validatie waarin bestaande modellen ook onderling met elkaar worden vergeleken.

Damen JAAG, et al. Prediction models for cardiovascular disease risk in the general population: systematic review. BMJ 2016;353:i2416.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen