Maartje Becks

Een 46-jarige man bezoekt de huisartsenpost met klachten van heesheid, benauwdheid en moeizaam slikken die acuut zijn ontstaan tijdens het schoonmaken van de badkamer met een antikalkmiddel en azijn. Hij heeft een blanco voorgeschiedenis, gebruikt geen medicatie en heeft geen allergieën of intoleranties. De huisarts op de HAP ziet een patiënt met een hese stem die korte zinnen kan uitspreken. De klachten zijn onderweg niet erger geworden. De patiënt kwijlt niet en hij kan zijn mond goed openen en sluiten. Hij is rustig, maar zit licht voorovergebogen aan het bureau. 

Bij lichamelijk onderzoek is er geen stridor of een hoorbare ademhaling en de patiënt heeft een normale kleur. De saturatie is 99% en de ademhalingsfrequentie is 16/min zonder gebruik van hulpademhalingsspieren. Over de longen is beiderzijds pulmonaal vesiculair ademgeruis te horen zonder bijgeluiden. Verder heeft hij een regulaire pols van 86/min, een RR van 150/90 mmHg en een temperatuur van 37,1 °C. Bij inspectie van de keel zijn de farynxbogen niet zichtbaar en ziet de arts geen afwijkingen. Hierna gebruikt de huisarts een tongspatel om de keel goed te kunnen beoordelen.

Wat is uw diagnose?