Polyfarmacie vaker bij depressieve ouderen

Het is belangrijk dat huisartsen zich bewust zijn van deze interactie en zorgvuldig omgaan met het voorschrijven van medicijnen aan deze patiëntengroep. 

De resultaten zijn gebaseerd op een longitudinaal observationeel onderzoek onder 375 depressieve patiënten van 60 jaar en ouder en 132 leeftijdsgenoten zonder depressie.  

Patiëntkenmerken 

De auteurs zagen dat polyfarmacie (≥ 5 medicijnen) vaker voorkwam bij degenen met een depressie dan bij degenen zonder een depressie; 46,9% versus 19,7% (p < 0,001). Multivariate regressieanalyse toonde aan dat een lager opleidingsniveau, zwakker cognitief functioneren en de aanwezigheid van meer chronische ziekten onafhankelijk geassocieerd waren met polyfarmacie bij depressieve patiënten (p < 0,05).  

Na correctie voor deze determinanten was polyfarmacie geassocieerd met de aanwezigheid van motivatieproblemen, angst, pijn en het ontstaan van depressie op jongere leeftijd.  

Ten slotte vonden onderzoekers een significante associatie tussen een hoger aantal medicijnen en een chronisch ernstiger beloop van de depressie (OR 1,24; 95%-BI 1,03 tot 1,49; p = 0,022). 

Extra vatbaar 

De auteurs concluderen dat oudere patiënten met een depressie een hoger risico hebben op polyfarmacie. Dat geldt met name voor degenen bij wie de depressie op jongere leeftijd is ontstaan. Een van de verklaringen is dat motivatieproblemen en een slechtere ervaren gezondheid bij deze patiëntengroep kunnen resulteren in een voorkeur voor medicamenteuze behandeling van hun problemen.  

Het is belangrijk dat huisartsen alert zijn op de vatbaarheid van deze patiënten voor (onnodig) medicijngebruik, aangezien verhoogd medicijngebruik is geassocieerd met een slechtere prognose van de depressieve symptomen.