Nieuws

Behandeling van de obsessiefcompulsieve stoornis

Gepubliceerd
20 mei 2003

Voor de behandeling van een obsessiefcompulsieve stoornis zijn SSRI's effectieve medicamenten: ongeveer de helft van de patiënten heeft er baat bij. De andere helft reageert niet op de medicatie of wil daarmee niet behandeld worden. Bovendien houdt de meerderheid van degenen die wel op SSRI's reageren toch vrij veel klachten. Het is dus niet echt een succesverhaal. Daarom onderzocht Tenneij of toevoegen van gedragstherapie beter werkt bij patiënten die gunstig reageerden op SSRI's. Zij deed dit onderzoek bij 96 patiënten met een gunstige reactie op een 12 weken durende behandeling met ofwel venlafaxine ofwel paroxetine. Deze patiënten werden gerandomiseerd naar wel of geen gedragstherapie gedurende 6 maanden. Toevoegen van gedragstherapie resulteerde in een verbetering van 8 punten op een schaal van 40 en in een 40% hoger genezingspercentage. Patiënten die gedragstherapie kregen, hadden veel meer contacten met behandelaars: 18 bezoeken aan een gedragstherapeut boven de 4 bezoeken aan een psychiater die voor alle patiënten gepland waren. Men zou kunnen denken dat dit uiteindelijk de reden van de verbetering zou kunnen zijn. De auteur acht dat echter onwaarschijnlijk omdat uit eerder onderzoek bekend was dat ‘placebo-contact’ geen effect heeft op de symptomen van de obsessief-compulsieve stoornis. Gezien de grootte van het effect lijkt gedragstherapie dus een waardevolle aanvulling. Daarbij is het tijdstip van starten met deze behandeling niet relevant. (PL)

Literatuur

  • 1.Tenneij N. Obsessive-compulsive disorder: measuring, predicting and improving treatment outcome. [Dissertatie]. Nijmegen: UMC St Radboud, 2003.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen