Praktijk

Bonus

Gepubliceerd
10 augustus 2003

Kun je tussen het sterven door met vakantie? Mijn opleider was daar duidelijk over: nee, of in ieder geval nauwelijks. Hij ging wel met vakantie, maar voordat het zover was, maakte hij een kleine tournee langs de chronische patiënten met speciale aandacht voor de ernstig zieken. Urenlang sprak hij en vellen vol instructies liet hij na voor de altoos jonge waarnemer die de praktijk runde tijdens zijn afwezigheid. En er ging bijna geen dag voorbij of hij belde vanaf zijn vakantieadres om te vragen: ‘Hoe gaat het?’ of: ‘Hoe staat het ervoor met meneer zus-of-zo?’ De eiwitten ‘betrokkenheid’ en ‘verantwoordelijkheid’ waren bij hem zorgvuldig verstrengeld in het DNA. Het hoorde er gewoon bij. In zijn ogen. Punt uit. Met zijn soortgenoten lijkt hij uitgestorven. Nu de kinderen studeren, gaan wij in de regel vrij laat met vakantie, met een voorkeur voor het breukvlak tussen zomer en herfst. Daags voor vertrek ging ik nog even langs bij een patiënt met een gemetastaseerd maagcarcinoom. Zijn vrouw had gebeld voor wat extra pijnstillers. Ik schrok toen ik hem zag. Sterk vermagerd, kortademig, een beetje grauw, veel meer pijn dan ik verwachtte. In de keuken bekende zijn vrouw doodop te zijn.‘Maar u kent hem, dokter, eigenwijs nietwaar?’ Ik knikte. ‘Het ziekenhuis?’, schamperde hij enkele maanden daarvoor, ‘Nooit! Ik heb een hekel aan legbatterijen.’ Hij weet dat hij niet genezen zal. En hij wil thuis sterven. ‘Hier ben ik opgegroeid. In dit huis ben ik geboren, dit huis heb ik eigenhandig verbouwd, hier wil ik sterven.’ Ik beloofde te zorgen voor hoge doses morfine. En ik nam afscheid. Met een narrig gevoel in het lijf. Op de praktijk besprak ik de kwestie met mijn co-assistent. En zoals er een kloof gaapt tussen mij en de generatie voor mij, loopt er een ravijn tussen mij en de komende generatie. Hij zag het probleem niet. Het is heel eenvoudig want ‘iedereen heeft recht op vakantie’ en ‘je moet je patiënten niet met je méédragen, je moet ze óverdragen’. Bovendien ‘werken de meeste huisartsen – ikzelf ook – de komende jaren parttime’, dus ‘een mens kan niet blijven opdraaien voor al zijn patiënten’, simpelweg omdat ‘niemand onvervangbaar is’. Bekende argumenten. Maar waarom smaken ze zo slecht? Op hoofdlijnen heeft hij gelijk, natuurlijk. Maar mag er voor sterven geen uitzondering worden gemaakt? Moet een huisarts niet juist op dat moment ‘er zijn’? Is dat niet de meerwaarde van het vak, de bonus voor patiënten? Ik kon mij op dat moment wel voor het hoofd slaan, want ik had nagelaten het echtpaar in te lichten over mijn vakantie. Aan de andere kant… hebben patiënten een stem in mijn vakantie? Er wordt een hoop drukte gemaakt over noni's, niet-op-naam-ingeschreven mensen. Mijn zorg geldt vooral de bonu's: de bijna-opnaam- uitgeschreven patiënten, de terminalen in mijn praktijk. Toen ik een dag later 's ochtend naar mijn vakantiebestemming vertrok, maakte ik een kleine omweg en duwde een briefje met mijn mobiele nummer in de brievenbus van de patiënt. Mijn vrouw protesteerde. Vergeefs. Iemantsverdriettijk

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen