Beschouwing

Cardiovasculair en metabool risicomanagement bij antipsychoticavoorschriften

Gepubliceerd
5 januari 2025
Mensen met een ernstige psychiatrische aandoening, waaronder schizofrenie, leven gemiddeld 15 tot 20 jaar korter door een hoger risico op een reeks chronische lichamelijke problemen, zoals diabetes mellitus en hart- en vaatziekten. Naast de aandoening zelf, chronische stress, roken en een sedentair leven, spelen hierbij ook de ongewenste effecten van antipsychotica een rol. Alle antipsychotica leiden in korte tijd tot gewichtstoename en geven metabole ontregeling, ook bij de lage doseringen die bij slaapproblemen worden gebruikt. Om cardiometabole aandoeningen bij gebruik van een antipsychoticum te voorkómen of te detecteren en te behandelen, is goede samenwerking tussen huisarts en de geestelijke gezondheidszorg onontbeerlijk.
3 reacties
Man zittend op straat
Wees bij een ernstige psychiatrische aandoening extra alert op metabole en cardiovasculaire risicofactoren.
© Shutterstock

De kern

  • Mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) hebben een grotere kans op cardiovasculaire en metabole ontregeling, en vroegtijdig overlijden.
  • Antipsychotica verlagen het mortaliteitsrisico vanwege een sterke afname van het risico op suïcide.
  • Alle antipsychotica leiden tot gewichtstoename, vaak met obesitas tot gevolg, en vergroten daardoor de kans op het ontwikkelen van diabetes mellitus en hart- en vaatziekten.
  • Wees bij EPA extra alert op metabole en cardiovasculaire risicofactoren en bied de juiste (preventieve) zorg.
  • Als off-label slaapmedicatie is een langdurig laag gedoseerd antipsychoticum geen goede keuze vanwege gewichtstoename en een verhoogd risico op cardiovasculaire sterfte.

De somatische zorg voor patiënten met ernstige psychiatrisch aandoeningen (EPA) laat dikwijls te wensen over. Deze patiënten hebben diagnoses als schizofrenie, schizo-affectieve stoornis, bipolaire stoornis, chronische depressie of een ernstige persoonlijkheidsstoornis, met of zonder comorbide verslavingsproblematiek. Mensen met een EPA melden zich minder snel spontaan met lichamelijke klachten bij hun huisarts. Het blijft een punt van discussie wie de leiding heeft over de somatische zorg bij deze doelgroep: de ggz of de huisarts.1-3 Het resultaat is onderdiagnostiek en inadequate zorg voor lichamelijke aandoeningen, waardoor mensen met schizofrenie gemiddeld op jongere leeftijd overlijden.3 De grotere kans op lichamelijke aandoeningen door metabole ontregeling en verhoogde cardiovasculaire risico’s is deels gerelateerd aan antipsychoticagebruik. Helaas lijken huisartsen niet altijd op de hoogte van de ongewenste metabole en cardiovasculaire risico’s bij mensen met een EPA, die gerelateerd zijn aan zowel de stoornis en de leefstijl, als het gebruik van antipsychotica. Dit geldt ook bij zeer lage doseringen die voor slaapproblemen (off-label) worden voorgeschreven.3-5 Daarom raden we huisartsen en psychiaters aan om samen te werken op somatisch vlak. We laten ook zien waarom het voorschrijven van een antipsychoticum voor slaapstoornissen af te raden is.

Lichamelijke aandoeningen bij een EPA 

Uit een grote meta-analyse van 92 onderzoeken die mensen met een EPA (n = 3.211.768) vergeleken met de algemene populatie (n = 113.383.368) bleek dat de prevalentie van hart- en vaatziekten (HVZ) bij mensen met schizofrenie het hoogst is met 11,8% (95%-BI 7,1 tot 19,0). Voor depressie is de prevalentie 11,7% (95%-BI 3,6 tot 32,2) en voor een bipolaire stoornis 8,4% (95%-BI 5,4 tot 12,6).6 Mensen met een EPA hebben een ruim anderhalf keer verhoogd risico (incidentie) op HVZ (hazard ratio (HR) = 1,78 (95%-BI 1,60 tot 1,98) en een HR van 1,57 (95%-BI 1,09 tot 2,25) bij cerebrovasculaire accidenten (CVA).6 Schizofrenie en bipolaire stoornissen geven ook een 3 tot 5 keer hoger risico op diabetes mellitus (DM).7-9 Dit risico is deels gerelateerd aan de schizofrenie zelf en deels aan externe factoren, zoals leefstijl en het gebruik van een antipsychoticum.10-15 

Mortaliteit bij een EPA 

Een zeer grote meta-analyse omvatte 135 internationale onderzoeken naar lichamelijke aandoeningen en sterfte, en vergeleek mensen met schizofrenie (n = 4.536.447) met de algemene bevolking (n = 1.115.600.059) en een populatie met andere psychiatrische aandoeningen (n = 3.827.955). Bij mensen met schizofrenie werd een bijna driemaal verhoogde mortaliteit gevonden met een relatief risico (RR) van 2,94 (95%-BI 2,75 tot 3,14) ten opzichte van de algemene bevolking. Er was geen significant verschil in risico tussen mensen met schizofrenie en andere psychiatrisch aandoeningen (RR = 2,13; 95%-BI 0,65 tot 7,00).5 De verhoogde mortaliteit in deze meta-analyse hing samen met suïcide (RR = 9,76; 95%-BI 7,60 tot 12,55), HVZ (RR = 2,10; 95%-BI 1,75 tot 2,47), DM (RR = 2,51; 95%-BI 1,62 tot 3,89), kanker (RR = 1,33; 95%-BI 1,19 tot 1,48), infecties (RR = 3,84; 95%-BI 2,10 tot 7,01) en longaandoeningen (RR = 3,75; 95%-BI 2,99 tot 4,70). Mensen met een EPA hebben dus een hoger sterfterisico door ernstige lichamelijke aandoeningen, waaronder longziekten (vooral pneumonie door roken) en metabole ontregelingen zoals DM en HVZ.16  

Aan de andere kant verlaagt het gebruik van een antipsychoticum bij schizofrenie de mortaliteit door het voorkómen van suïcide en stress als gevolg van de afname in psychotische ervaringen.17

Volgens een groot overzichtsonderzoek waarin 9 populatieonderzoeken zijn samengebracht, blijken mensen met een EPA vroegtijdig te overlijden. Dit onderzoek laat zien dat mensen met een EPA 15 tot 20 jaar korter leven dan verwacht.18 Dit is te verklaren door het sedentaire leven, slaapproblemen, overmatig roken, ongezond eten, en gewichtstoename en obesitas door antipsychoticagebruik.19-22 

Metabo-cardiovasculaire aandoeningen bij antipsychotica

Uit een meta-analyse (n = 67.642) blijkt dat antipsychotica het risico op ernstige lichamelijke aandoeningen (in dit onderzoek gedefinieerd als elke medische aandoening die de dood tot gevolg heeft, zodanig levensbedreigend is dat ziekenhuisopname noodzakelijk is of leidt tot ernstig lichamelijk disfunctioneren) verhogen (OR = 1,24; 95%-BI 1,10 tot 1,41). Daarbij zijn ouderen (> 65 jaar) het meest kwetsbaar (OR = 1,56; 95%-BI 1,22 tot 1,98).23 Antipsychotica blijken samen te hangen met een verhoogd risico op het ontwikkelen van een metabool syndroom, variërend van aripiprazol met het laagste risico (OR = 3,25; 95%-BI 2,36 tot 4,49) tot clozapine met het hoogste risico (RR = 7,81; 95%-BI 6,02 tot 10,22).24 Ook blijkt dat het HVZ-risico toeneemt bij mensen met een EPA die een antipsychoticum gebruiken (b = 0,04, p = 0,008).6

In een vergelijkend Deens cohortonderzoek (n = 2.736.510) bleek dat het risico op het ontwikkelen van DM (type 1 en 2 samen) na start van een antipsychoticum driemaal verhoogd is bij mensen met schizofrenie die jonger zijn dan 36 jaar (HR = 3,64; 95%-BI 1,95 tot 6,82).25

Dit epidemiologische effect is pathofysiologisch te verklaren. Voor de antipsychotica clozapine, olanzapine en − in iets mindere mate − quetiapine bestaan aanwijzingen voor directe ontregeling van de glucosehomeostase zonder de ontwikkeling van obesitas.26 Clozapine en olanzapine hebben via de muscarine-3-receptor een direct effect op b-cellen van de pancreas. Het serotonerge systeem ontregelt de glucosehuishouding door vermindering van de hepatische glycogeensynthese. Blokkade van de serotonerge receptoren in de hypothalamus resulteert in een vergroting van het hongergevoel en leidt dus tot meer eten. Histaminerge blokkade vermindert de glucoseafbraak.27 Dit kan vrij snel optreden na het starten van clozapine, olanzapine of quetiapine in een lage dosering.

Naast deze directe metabole ontregeling is een meer gebruikelijke route van metabole ontregeling die via gewichtstoename tot obesitas leidt. Alle antipsychotica leiden onafhankelijk van een psychiatrische diagnose tot gewichtstoename.20 Antipsychotica vergroten het hongergevoel en dempen de verzadiging. Deze effecten treden al op bij lage doses.28 Bij een lage dosis is de H1- en 5-HT2c receptorbezetting al erg hoog, rond 80-90%. Dit verklaart waarom bij lage doseringen van clozapine, olanzapine en quetiapine sedatie en honger optreden.29 Hetzelfde geldt voor het antihistaminicum promethazine, dat in de psychiatrie vaak wordt gebruikt bij slaapproblemen. Langdurig gebruik leidt echter, voornamelijk door gewichtstoename, tot een verhoogd metabool en cardiovasculair risico.

Mortaliteit bij antipsychotica

Een groot populatieonderzoek waarbij mensen met chronische schizofrenie (n = 21.492) en mensen met een eerste psychose (n = 1230) werden vergeleken met de algemene populatie (n = 214.920) liet zien dat er een U-vormige relatie is tussen ‘elke oorzaak’ mortaliteit en de dosis van een antipsychoticum. Geen en een lage of juist een hoge dosis blijken samen te hangen met vroegtijdig overlijden. Voor longaandoeningen is de relatie lineair, oftewel: hoe hoger de dosis, des te groter het sterfterisico.30 Voor benzodiazepine is de verhouding lineair, oplopend tot een mortaliteit van 70% bij hoge doses benzodiazepine.31

Off-labelvoorschrift antipsychotica bij slaapproblemen

Antipsychotica worden aan zo’n 400.000 mensen voorgeschreven.32 Het merendeel van de antipsychotica wordt voorgeschreven door psychiaters (ongeveer 66%), vooral ter behandeling van een EPA. Een derde van de antipsychotica wordt primair voorgeschreven door huisartsen.33 De indicatie voor dit off-label voorschrijven betreft vaak slaapproblemen, waarbij huisartsen quetiapine, olanzapine of promethazine in lage doses voorschrijven. In Nederlandse huisartsenpraktijken is het aantal quetiapine-voorschriften voor slapeloosheid gestegen van 5,6% in 2015 naar 9,7% in 2020.34 Onder 41- tot 65-jarigen gebruikten 27/1000 een antipsychoticum, oplopend tot 43/1000 bij 65-plussers.32 waarbij quetiapine het meest verstrekt werd. Uit een analyse van 330.000 behandeljaren met lage doseringen quetiapine kwam een verhoogd risico op cardiovasculaire sterfte naar voren, met een HR = 1,13 (95%-BI 1,02 tot 1,24) ten opzichte van zolpidem en onafhankelijk van gewichtstoename door quetiapine.35 Bij vrouwen en bij het starten van quetiapine bij ouderen vanaf 65 jaar was het relatieve risico op cardiovasculaire aandoeningen het grootst, zoals een myocardinfarct of CVA en vroegtijdige sterfte, onafhankelijk van de gewichtstoename. Er zijn geen aanwijzingen dat een middel als quetiapine laag gedoseerd (12,5-50 mg AN) effectief is bij primaire slapeloosheid, maar er bestaan wel potentieel ernstige bijwerkingen bij langdurig gebruik.36

Consequenties voor de huisarts

Preventie en leefstijl worden een steeds belangrijker onderdeel van de zorg. Meer bewegen, verbetering van slaap, gezonder eten en stoppen met roken zorgen voor een afname van angst- en stemmingsklachten, terwijl de fysieke gesteldheid verbetert met een afname van lichamelijke klachten.19,37-40 Binnen de eerste lijn zijn gecombineerde leefstijlinterventies (GLI), stoppen met roken en uiteraard het evalueren en behandelen van lichamelijke problematiek breed ingebed. Het is belangrijk dat psychiatrische patiënten daaraan deel kunnen nemen.

Naast een poortwachtersfunctie bij ontregeling van mentale en lichamelijke problemen heb je als huisarts ook een belangrijke taak bij de preventie, detectie en behandeling van somatische problemen bij mensen met een EPA.2 Hiervoor is een goede samenwerking en taakafstemming met de ggz een voorwaarde.  

Wereldwijd zijn richtlijnen en protocollen voor psychiaters opgesteld voor lichamelijke monitoring bij een EPA en antipsychoticumgebruik.37,39,41-44 De herziene versie van de GGZ-standaard Somatische screening pleit voor minimaal een jaarlijkse somatische basisscreening bij een EPA en antipsychoticagebruik, waaronder lipidenspectrum, glucose en HbA1c, hemoglobine, de nier-, lever- en schildklierfunctie, zouten, mineralen en eventueel vitaminen. In geval van afwijkingen bij deze screening dien je als huisarts te worden geïnformeerd.45 In samenspraak wordt besloten wie lichamelijke problematiek in kaart brengt en wie zorg draagt voor opvolging en eventuele somatische behandeling. Bedenk dat mensen met een EPA dus een verhoogd risico lopen op metabole en cardiovasculaire aandoeningen op gemiddeld jongere leeftijd. Bij mensen met een EPA is het aan te raden de leeftijd bij het inschatten van het cardiovasculaire risico met 15 tot 20 jaar naar boven bij te stellen.

NHG-Standaarden en risicobepaling bij een EPA en antipsychotica

De NHG-Standaard CVRM raadt aan om bij een EPA te overwegen het cardiovasculair risicoprofiel te bepalen.46 De standaard noemt het gebruik van een antipsychoticum niet als reden om een risicoprofiel op te stellen of te overwegen. Bij obesitas en DM adviseert de standaard wel om het cardiovasculaire risicoprofiel te bepalen en/of te overwegen. De opmerking om 15 tot 20 jaar bij de leeftijd op te tellen voor een juiste risicobepaling ontbreekt.

De NHG-Standaard Obesitas adviseert wel om rekening te houden met psychische klachten, vooral depressie en psychotrauma.47 Op EPA-problematiek gaat de standaard niet in. Hij noemt wel enkele antipsychotica die tot gewichtstoename kunnen leiden, maar is daarin verre van compleet. Middelen als clozapine, olanzapine en quetiapine noemt de standaard niet. Een geneesmiddel als aripiprazol wordt vermeld als gewichtsneutraal tot enigszins gewichtsverlagend, wat echter niet juist is.20 Onder veelvoorkomende onderliggende oorzaken van obesitas noemt de standaard wel olanzapine en risperidon.  

De NHG-Standaard Diabetes mellitus vermeldt bij comorbiditeit dat de prevalentie voor DM2 bij mensen met schizofrenie hoger is dan in de algemene bevolking.48

De NHG-Standaard Slaapproblemen beveelt het gebruik van benzodiazepines, antipsychotica en antihistaminica niet aan.49

Tot slot

Vanwege cardiovasculair risicomanagement, diabeteszorg en de langetermijngevolgen van obesitas spelen zowel psychiaters als huisartsen een rol bij de lichamelijk zorg voor mensen met een EPA. Wees bij deze patiënten vooral alert op cardiovasculaire risicofactoren, het verhoogde risico op vroegtijdig overlijden en de gewichtstoename die alle antipsychotica veroorzaken, zelfs bij lagere doseringen. Dit vraagt om voorzichtigheid bij het starten van een antipsychoticum, vooral als de patiënt slaapklachten heeft.

Bak M, Veerman RT, Muris J. Cardiovasculair en metabool risicomanagement bij antipsychoticavoorschriften. www.henw.org/XXD07
Mogelijke belangenverstrengeling: niets aangegeven.

Literatuur

  • 1.De Vries D. Chronische psychiatrische patiënten in de huisartspraktijk. Huisarts Wet 2001;12:545-9.
  • 2.Oud MJ, Meyboom-de Jong B. Somatic diseases in patients with schizophrenia in general practice: their prevalence and health care. BMC Fam Pract 2009;10:32.
  • 3.Van Hasselt FM, Oud MJ, Loonen AJ. Gezamenlijke somatische zorg voor patiënten met een ernstige psychische aandoening. Ned Tijdschr Geneeskd 2015;159:A9160.
  • 4.Jakobs KM, Van den Brule-Barnhoorn KJ, Van Lieshout J, Janzing JGE, Cahn W, Van den [L] Muijsenbergh M, et al. Transmural collaborative care model for the review of antipsychotics: a feasibility study of a complex intervention. Sci Rep 2024;14:12367.
  • 5.Correll CU, Solmi M, Croatto G, Schneider LK, Rohani-Montez SC, Fairley L, et al. Mortality in people with schizophrenia: a systematic review and meta-analysis of relative risk and aggravating or attenuating factors. World Psychiatry 2022;21:248-71.
  • 6.Correll CU, Solmi M, Veronese N, Bortolato B, Rosson S, Santonastaso P, et al. Prevalence, incidence and mortality from cardiovascular disease in patients with pooled and specific severe mental illness: a large-scale meta-analysis of 3,211,768 patients and 113,383,368 controls. World Psychiatry 2017;16:163-80.
  • 7.Bushe C, Holt R. Prevalence of diabetes and impaired glucose tolerance in patients with schizophrenia. Br J Psychiatry Suppl 2004;47:S67-71.
  • 8.Suvisaari J, Keinanen J, Eskelinen S, Mantere O. Diabetes and Schizophrenia. Curr Diab Rep 2016;16:16.
  • 9.Calkin CV, Gardner DM, Ransom T, Alda M. The relationship between bipolar disorder and type 2 diabetes: more than just co-morbid disorders. Ann Med 2013;45:171-81.
  • 10.Citrome LL, Holt RI, Zachry WM, Clewell JD, Orth PA, Karagianis JL, et al. Risk of treatment-emergent diabetes mellitus in patients receiving antipsychotics. Ann Pharmacother 2007;41:1593-603.
  • 11.Cohen D, Correll CU. Second-generation antipsychotic-associated diabetes mellitus and diabetic ketoacidosis: mechanisms, predictors, and screening need. J Clin Psychiatry 2009;70:765-6.
  • 12.Kessing LV, Thomsen AF, Mogensen UB, Andersen PK. Treatment with antipsychotics and the risk of diabetes in clinical practice. Br J Psychiatry 2010;197:266-71.
  • 13.McIntyre RS, McCann SM, Kennedy SH. Antipsychotic metabolic effects: weight gain, diabetes mellitus, and lipid abnormalities. Can J Psychiatry 2001;46:273-81.
  • 14.Smith M, Hopkins D, Peveler RC, Holt RI, Woodward M, Ismail K. First- v. second-generation antipsychotics and risk for diabetes in schizophrenia: systematic review and meta-analysis. Br J Psychiatry 2008;192:406-11.
  • 15.Starrenburg FC, Bogers JP. How can antipsychotics cause diabetes mellitus? Insights based on receptor-binding profiles, humoral factors and transporter proteins. Eur Psychiatry 2009;24:164-70.
  • 16.Laursen TM, Munk-Olsen T, Gasse C. Chronic somatic comorbidity and excess mortality due to natural causes in persons with schizophrenia or bipolar affective disorder. Plos One 2011;6:e24597.
  • 17.Taipale H, Tanskanen A, Mehtala J, Vattulainen P, Correll CU, Tiihonen J. 20-year follow-up study of physical morbidity and mortality in relationship to antipsychotic treatment in a nationwide cohort of 62,250 patients with schizophrenia (FIN20). World Psychiatry 2020;19:61-8.
  • 18.Laursen TM, Nordentoft M, Mortensen PB. Excess early mortality in schizophrenia. Annu Rev Clin Psychol 2014;10:425-48.
  • 19.Firth J, Siddiqi N, Koyanagi A, Siskind D, Rosenbaum S, Galletly C, et al. The Lancet Psychiatry Commission: a blueprint for protecting physical health in people with mental illness. Lancet Psychiatry 2019;6:675-712.
  • 20.Bak M, Drukker M, Cortenraad S, Vandenberk E, Guloksuz S. Antipsychotics result in more weight gain in antipsychotic naive patients than in patients after antipsychotic switch and weight gain is irrespective of psychiatric diagnosis: a meta-analysis. PLoS One 2021;16:e0244944.
  • 21.Stubbs B, Vancampfort D, Hallgren M, Firth J, Veronese N, Solmi M, et al. EPA guidance on physical activity as a treatment for severe mental illness: a meta-review of the evidence and Position Statement from the European Psychiatric Association (EPA), supported by the International Organization of Physical Therapists in Mental Health (IOPTMH). Eur Psychiatry 2018;54:124-44.
  • 22.Vancampfort D, Firth J, Schuch FB, Rosenbaum S, Mugisha J, Hallgren M, et al. Sedentary behavior and physical activity levels in people with schizophrenia, bipolar disorder and major depressive disorder: a global systematic review and meta-analysis. World Psychiatry 2017;16:308-15.
  • 23.Schneider-Thoma J, Efthimiou O, Bighelli I, Dorries C, Huhn M, Krause M, et al. Second-generation antipsychotic drugs and short-term somatic serious adverse events: a systematic review and meta-analysis. Lancet Psychiatry 2019;6:753-65.
  • 24.Vancampfort D, Stubbs B, Mitchell AJ, De Hert M, Wampers M, Ward PB, et al. Risk of metabolic syndrome and its components in people with schizophrenia and related psychotic disorders, bipolar disorder and major depressive disorder: a systematic review and meta-analysis. World Psychiatry 2015;14:339-47.
  • 25.Rajkumar AP, Horsdal HT, Wimberley T, Cohen D, Mors O, Borglum AD, et al. Endogenous and antipsychotic-related risks for diabetes mellitus in young people with schizophrenia: a Danish population-based cohort study. Am J Psychiatry 2017;174:686-94.
  • 26.Grajales D, Ferreira V, Valverde AM. second-generation antipsychotics and dysregulation of glucose metabolism: beyond weight gain. Cells 2019;8:1336.
  • 27.Feve B, Scheen AJ. When therapeutic drugs lead to diabetes. Diabetologia 2022;65:751-62. Mukherjee S, Skrede S, Milbank E, Andriantsitohaina R, Lopez M, Ferno J. Understanding the effects of antipsychotics on appetite control. Front Nutr 2021;8:815456.
  • 28.28. Mukherjee S, Skrede S, Milbank E, Andriantsitohaina R, Lopez M, Ferno J. Understanding the effects of antipsychotics on appetite control. Front Nutr 2021;8:815456.
  • 29.Herbrink M, Russcher M, Man WH. Antipsychotica: bijwerkingen verklaard aan de hand van receptorbezetting. Psyfar 2022;3:26-34.
  • 30.Torniainen M, Mittendorfer-Rutz E, Tanskanen A, Bjorkenstam C, Suvisaari J, Alexanderson K, et al. Antipsychotic treatment and mortality in schizophrenia. Schizophr Bull 2015;41:656-63.
  • 31.Tiihonen J, Mittendorfer-Rutz E, Torniainen M, Alexanderson K, Tanskanen A. Mortality and cumulative exposure to antipsychotics, antidepressants, and benzodiazepines in patients with schizophrenia: an observational follow-up study. Am J Psychiatry 2016;173:600-6.
  • 32.Stichting Farmaceutische Kengetallen. Toename van ruim 50.000 gebruikers psychofarmaca. 2023. https://www.sfk.nl/publicaties/PW/2023/toename-van-ruim-50-000-gebruikers-psychofarmaca. Geraadpleegd op 14 oktober 2024.
  • 33.Olfson M, King M, Schoenbaum M. Antipsychotic treatment of adults in the United States. J Clin Psychiatry 2015;76:1346-53.
  • 34.Bousaidi M, Zweers P. Quetiapine als slaapmiddel: bijwerkingen die je wakker schudden. Pharmaceutisch Weekblad 2023;158:24-7.
  • 35.Hojlund M, Andersen K, Ernst MT, Correll CU, Hallas J. Use of low-dose quetiapine increases the risk of major adverse cardiovascular events: results from a nationwide active comparator-controlled cohort study. World Psychiatry 2022;21:444-51.
  • 36.Stolk LML. Quetiapine bij primaire slapeloosheid? Gebu 2023;57:e2023.3.5.
  • 37.Cahn W, Ramlal D, Bruggeman R, De Haan L, Scheepers FE, Van Soest MM, et al. Preventie en behandeling van somatische complicaties bij antipsychoticagebruik. Tijdschr Psychiatr 2008;50:579-91.
  • 38.Firth J, Solmi M, Wootton RE, Vancampfort D, Schuch FB, Hoare E, et al. A meta-review of ‘lifestyle psychiatry’: the role of exercise, smoking, diet and sleep in the prevention and treatment of mental disorders. World Psychiatry 2020;19:360-80.
  • 39.Meeuwissen J, Van Meijel B, Van Piere M, Bak M, Bakkenes M, Van der Kellen D, et al. Multidisciplinair richtlijn Somatische screening bij patiënten met een ernstige psychische aandoening. Utrecht: Trimbos; 2015.
  • 40.Noortman L, De Winter L, Van Voorst A, Cahn W, Deenik J. Screening and prevalence of cardiometabolic risk factors in patients with severe mental illness: a multicenter cross-sectional cohort study in the Netherlands. Compr Psychiatry 2023;126:152406.
  • 41.Cohn TA, Sernyak MJ. Metabolic monitoring for patients treated with antipsychotic medications. Can J Psychiatry 2006;51:492-501.
  • 42.De Hert M, Vancampfort D, Correll CU, Mercken V, Peuskens J, Sweers K, et al. Guidelines for screening and monitoring of cardiometabolic risk in schizophrenia: systematic evaluation. Br J Psychiatry 2011;199:99-105.
  • 43.Heijden MMA, Steylen PMJ, Hoogenbosch MWP, Slaar A, Kok HDH, Hendrikx HLM, et al. Heatlth monitoring in schizphrenia: time for action. Schizophr Res 2010;117:517-8.
  • 44.Mitchell AJ, Delaffon V, Vancampfort D, Correll CU, De Hert M. Guideline concordant monitoring of metabolic risk in people treated with antipsychotic medication: systematic review and meta-analysis of screening practices. Psychol Med 2012;42:125-47.
  • 45.GGZ Standaarden. Zorgstandaard Somatisch screening. 2024. https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/somatische-screening/introductie. Geraadpleegd op 14 oktober 2024.
  • 46.NHG-werkgroep Cardiovasculair risicomanagement. NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement. richtlijnen.nhg.org. Utrecht: NHG, 2024. Geraadpleegd op 14 oktober 2024.
  • 47.NHG-werkgroep Obesitas. NHG-Standaard Obesitas. richtlijnen.nhg.org. Utrecht: NHG, 2020. Geraadpleegd op 14 oktober 2024.
  • 48.NHG-werkgroep Diabetes mellitus type 2. NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2. richtlijnen.nhg.org. Utrecht: NHG, 2023. Geraadpleegd op 14 oktober 2024.
  • 49.NHG-werkgroep Slaapproblemen. NHG-Standaard Slaapproblemen. richtlijnen.nhg.org. Utrecht: NHG, 2024. Geraadpleegd op 14 oktober 2024.

Reacties (3)

Margarita Vossen 29 oktober 2025

Beste H&W redactie en beste Maarten Bak, Selene Veerman en Jean Muris, in dit artikel wordt vrij stellig geschreven dat antipsychotica het risico op suïcide verlaagt. Echter, is het niet zo dat dit vooral voor clozapine duidelijk bewezen is en dat de evidence voor de overige antipsychotica nog vrij mager is? Te mager om dit zo stellig te stellen in dit artikel?
Zeker gezien de vele nadelen van chronisch gebruik van antipsychotica (die jullie in het artikel beschrijven), moeten we misschien extra voorzichtig zijn met stellige bewoordingen over de voordelen ervan. Anders durft niemand zich eraan te branden om deze na een tijd weer af te bouwen, kan ik me voorstellen. Terwijl ik het aantal patiënten met antipsychotica zie groeien, incl. de vele bijwerkingen op het metabolisme.
Ik ben benieuwd naar jullie visie hierop. Dank alvast,
Margarita Vossen, huisarts

Femke Tuinstra 17 november 2025

Reactie geplaatst namens de auteurs:

Geachte collega,

Dank voor uw opmerking over onze stelligheid waarmee we aangeven dat antipsychotica het risico op suïcide verlagen. Het is beslist niet zo dat alleen clozapine het risico op suïcide verlaagt. In wezen doen alle antipsychotica dat. Grote, langdurige prospectieve cohortonderzoeken laten zien dat het risico op sterfte, waaronder door suïcide, het laagst is bij continuering van het antipsychoticum (Stromme et al. 2024; Tiihonen et al. 2009; Tiihonen et al. 2018). Daarnaast bestaan aanwijzingen en lopen wereldwijd onderzoeken, waaronder in Nederland het “Handling Antipsychotic Medication Long-term Evaluation of Targeted Treatment” (HAMLETT) onderzoek met de vraag bij wie en hoe afbouwen van een antipsychoticum op veilige manier mogelijk is (Begemann et al., 2020). Suïcidaliteit was echter een exclusiecriterium bij dit onderzoek omwille van ethische bezwaren bij inclusie van hoogrisico groepen. Na een eerste psychose blijkt onder bepaalde condities veilig te kunnen worden afgebouwd. Na een periode van zes maanden symptomatisch herstel van de psychose is geleidelijk (hyperbool) afbouwen met kleinere stappen naarmate de dosis lager is van belang om terugval te voorkomen als gevolg van dopamine supersensitisatie door antipsychotica, die de dopamine receptoren blokkeren (Horowitz et al. 2021). Afbouw van antipsychotica is vooral goed mogelijk wanneer cognitieve en negatieve symptomen slechts beperkt aanwezig zijn. Stoppen met het antipsychoticum vergroot ook de kans op gewichtsdaling en verbetering van metabole parameters (Liu et al., 2025). Uiteindelijk blijft het altijd een afweging tussen wensen en voorkeuren van de patiënt enerzijds en gezamenlijke inschatting van risicofactoren bij staken (als terugval in psychose en verhoogd risico op suïcidaliteit) dan wel continueren van antipsychotische behandeling (ongewenste effecten als cardiometabole bijwerkingen). Samenwerking en goede afstemming tussen patiënt, familie of andere belangrijke naasten, eerste lijn en specialistische geestelijke gezondheidszorg (SGGZ) is dan belangrijk. Indien een patiënt niet meer in zorg is binnen de SGZZ, is de vraag voor vermindering of stoppen van antipsychotische behandeling een goede reden voor een consultatie bij de tweede lijn of verwijzing met deze specifieke vraag.

Begemann, M. J. H., Thompson, I. A., Veling, W., Gangadin, S. S., Geraets, C. N. W., van 't Hag, E., . . . Sommer, I. E. C. (2020). To continue or not to continue? Antipsychotic medication maintenance versus dose-reduction/discontinuation in first episode psychosis: HAMLETT, a pragmatic multicenter single-blind randomized controlled trial. Trials, 21(1), 147. doi:10.1186/s13063-019-3822-5
Horowitz MA, Jauhar S, Natesan S, Murray RM, Taylor D. A Method for Tapering Antipsychotic Treatment That May Minimize the Risk of Relapse. Schizophr Bull. 2021 Jul 8;47(4):1116-1129. doi: 10.1093/schbul/sbab017. Erratum in: Schizophr Bull. 2023 Mar 15;49(2):533. doi: 10.1093/schbul/sbac080.
Liu, Y., Sommer, I. E., Begemann, M. J. H., Gangadin, S. S., Perry, B. I., Scheurink, T. A. W., . . . Koops, S. (2025). The Effects of Antipsychotic Dose Reduction on Movement Disorders and Cardiometabolic Indices in Patients Remitted from a First Episode of Psychosis. Schizophr Bull. doi:10.1093/schbul/sbaf116
Stromme, M. F., Thue Augustsson, M., Bartz-Johannessen, C., Stautland, A., Mykletun, A., Kroken, R. A., . . . Johnsen, E. (2024). Suicidality and use of psychotropic medications in patients with schizophrenia: a prospective cohort study. Psychol Med, 54(16), 1-9. doi:10.1017/S0033291724002873
Tiihonen, J., Lonnqvist, J., Wahlbeck, K., Klaukka, T., Niskanen, L., Tanskanen, A., & Haukka, J. (2009). 11-year follow-up of mortality in patients with schizophrenia: a population-based cohort study (FIN11 study). Lancet, 374(9690), 620-627. doi:S0140-6736(09)60742-X
Tiihonen, J., Tanskanen, A., & Taipale, H. (2018). 20-Year Nationwide Follow-Up Study on Discontinuation of Antipsychotic Treatment in First-Episode Schizophrenia. Am J Psychiatry, 175(8), 765-773. doi:10.1176/appi.ajp.2018.17091001

Erik van Duin 14 januari 2025

.

Verder lezen