Wetenschap

De huisarts heeft weinig aan toponderzoek

Gepubliceerd
10 september 2007

Het VIDI-programma van NWO moet veelbelovende wetenschappers ondersteunen die naar de top lonken. Iedereen die zo ver geraakt, is een knappe jongen – en in toenemende mate een knap meisje – met een uitstekend cv en een goed plan. Er zijn echter veel knappe jongens en meisjes, en nog meer goede plannen. Dat maakt keuzes noodzakelijk. In 2002 waren zeventien van de twintig goedgekeurde onderzoeken celbiologisch van aard. In 2006 gingen zeven van de twintig goedgekeurde voorstellen die als direct medisch relevant konden worden geduid over hersenonderzoek, zes gingen over genen en kanker, vier over dendritische cellen, ontstekingscellen of stamcellen, en drie over meer diverse onderwerpen uit de endocrinologie, psychiatrie of beeldvorming. Afgezien van het onderzoek naar jongeren en problematisch cannabisgebruik liep er in VIDI geen compleet mens rond. Het is allemaal onderzoek aan delen van een blad; een boom is zeldzaam, over het bos bekreunt zich niemand. Terwijl toch, voor de beschouwer van de gezondheidszorg, de grote uitdagingen liggen in de wisselwerking tussen patiënt, arts en organisatie. Sluipende privatisering, de jacht op de ‘gezonde patiënt’, het aanmoedigen van hypochondrie als beleid, de eisende consument, stijgende kosten, wurgende bureaucratie, verouderende patiënten, schaarser zorgpersoneel… het zal allemaal wel een oplossing vinden – daar is de mens gelukkig vindingrijk genoeg voor – maar gestimuleerd wordt die vindingrijkheid niet erg. Ik geef, betrekkelijk willekeurig, een drietal knelpunten waar de komende vijf jaar veel mooi werk aan kan worden verricht.

Draaglijke lasten en kosten

De huisarts wordt slecht beschermd tegen de aanzwellende bureaucratie, en dat is internationaal een van de grootste bronnen van huisartsenverdriet. Huisartsen hebben letterlijk en figuurlijk hun hoge hoed afgezet. Het is logisch dat zij ‘verantwoording afleggen’: zij moeten voldoende kwaliteit leveren tegen draaglijke kosten. Maar dan is het even normaal dat de ambtenarij ook verantwoording aflegt: het opleggen van draaglijke lasten voor aantoonbare kwaliteitsverbetering. Het op poten zetten van systemen die kwaliteit doen toenemen en verspilling doen afnemen zonder de huisarts paranoïde te maken door regelneverij – het is een pak moeilijker dan onderzoek naar genen en kanker. De grote onopgeloste organisatievraagstukken liggen bij de ambtenarij: hoe toon je aan dat de papierwinkel iets opbrengt buiten werkverschaffing aan nog meer bureaubewoners? Momenteel lijkt iedere ambtenaar slechts werk voor twee nieuwe ambtenaren te verschaffen. Checks and balances moeten worden ontwikkeld, een evidence-based bureaucratie waarin onzinnige registraties en accreditaties worden afgestoten en zinvolle worden aangescherpt. Zo kan ook de bureaucratie een evolutionair pad zoeken tussen papierbergen, op zoek naar een optimaal evenwicht tussen lasten en opbrengsten. Als hier al onderzoek naar wordt gedaan, is het mij niet bekend en sijpelen de resultaten niet door tot de medische organisatie.

Statines versus bordeaux

In Nederland heeft de huisarts de dominee vervangen, daarbij geholpen door de overheid die een kunstmatig huisartsentekort creëerde om het aanbod te beheersen. De onvolprezen NHG-Standaarden zijn pareltjes van wetenschappelijke evaluatie. Ik kan me evenwel niet herinneren dat daarin vaak naar het advies van de patiënt wordt gevraagd. Diens mening lijkt een wat vervelende bijkomstigheid te zijn, op zijn best overbodig en op zijn slechtst irritant. Nochtans is de patiënt baas van eigen lijf en leden: hij huurt de huisarts slechts in om hem advies te geven. Met eigen zeggenschap en eigen verantwoordelijkheid zouden heel wat contradicties die nu ontstaan door het behandelen van gezonde hypochonders, ophouden te bestaan. Het is bijvoorbeeld nooit aangetoond dat statines, die ingezet zijn voor primaire preventie, de totale sterfte doen dalen. Alcohol wel. Waarom statines terugbetalen, maar een bordeaux van een goed jaar niet? We kunnen de vraag ook serieuzer stellen. Volgens de richtlijn cardiovasculair risicomanagement is een tienjarig cardiovasculair sterfterisico van vijf procent ‘laag’. Waarom is dat laag? Dat komt overeen met een number needed to treat van honderd, dus tien keer beter dan het cijfer dat voor borstkankerscreening geldt. Daarbij moeten immers duizend vrouwen meedoen om één vrouw het leven te redden. Meer dan tachtig procent van de groep met een ‘extreem hoog risico’ bevat nu rokers die niet wensen te stoppen, of mannen boven de zestig jaar omdat ze mannen boven de zestig jaar zijn. Leg statines bij het Kruidvat en stop het bespaarde geld in armoedebestrijding: mensen doen hun zin, ongelijkheid wordt efficiënter bestreden en artsen kunnen hun tijd beter besteden dan aan het zorgen voor ‘asymptomatische patiënten’ en ‘schijnbaar gezonde personen’. In de ideale huisartsenpraktijk van de toekomst zitten gemeenschap, arts en patiënt samen aan tafel. In deze driehoeksrelatie levert de arts kennis, de maatschappij levert middelen, de patiënt levert kwalen en voorkeuren. In werkelijkheid incasseert de gemeenschap de steeds hogere factuur, de huisarts wast zijn handen in therapeutische onschuld, en de gezonde, door de gezondheidsindustrie opgejaagde hypochonder legt beslag op steeds meer middelen. Het zoeken naar een optimum in deze lastige driehoeksverhouding, dat aan arts, patiënt en maatschappij recht doet zonder dat de een alle lakens naar zich toetrekt en de ander bloot achterblijft, staat zelfs nog niet in de kinderschoenen.

Trials voor hypochonders

In de jaren vijftig van de vorige eeuw, zo werd ons beloofd, zouden antibiotica het einde van de infectieziekten betekenen. Vervolgens zouden corticoïden het einde zijn van de ontstekingsziekten, interferon het einde van de virale aandoeningen. Een verse loot aan deze rijke boom van doktersillusies is evidencebased medicine: die belooft het einde van onzekere geneeskunst. Het tegendeel is waar. Experimenteel onderzoek beschrijft de behandelingsresultaten bij gezonde personen. Je geraakt enkel in een trial als je weinig mankeert. De statines, waarover dit jaar weer veel te doen was, zijn een aardig voorbeeld. In de Schotse primaire- preventietrial, WOSCOPS, werd een bevolking met ‘zeer hoog cardiovasculair risico’ geselecteerd. Uiteindelijk deed minder dan tien procent van de oorspronkelijke doelbevolking mee. Die groep, met ‘zeer hoog cardiovasculair risico’, beleefde een sterfterisico dat dertig procent lager lag dan dat van de gemiddelde Schot: het waren gezonde, welvarende, slimme hypochonders met een luxueuze levensstijl. De ‘hoogrisicobevolking’ is daarom de ideale doelgroep van medische industrie en politiek. De gemiddelde patiënt van de huisarts is kwetsbaarder, ouder, zieker, armer, heeft meer aandoeningen tegelijk en slikt veel medicijnen. Bijwerkingen van statines kunnen worden uitvergroot in kwetsbare ouderen met multimorbiditeit en polyfarmacie. Evidence-based medicine die niet wordt ondersteund door observaties uit empirische praktijkvoering is daarom riskant. De evidence is, om een ander voorbeeld te nemen, dat stenting beter is dan trombolyse in de behandeling van een acuut hartinfarct. Het is ‘EBM’, het steunt op randomized controlled trials en grote meta-analyses – maar die beschrijven allemaal excellente patiënten in excellente ziekenhuizen behandeld door excellente cardiologen. In de dagelijkse praktijk is daar niets van terug te vinden. Stenting bij alle infarcten is zeker duurder, zeker niet beter en mogelijk slechter. Het gemiddelde katheterisatieteam haalt nu eenmaal niet de resultaten van trials: stenting in de minder gestroomlijnde dagelijkse praktijk bij ongeselecteerde patiënten is een pak bewerkelijker dan de snelle en eenvoudige trombolyse. ‘EBM’ is ook acronym voor evidence-based marketing. Experimenteel onderzoek dient er dan toe om technologie te plaatsen die in de praktijk van alledag lastiger, omslachtiger, duurder en minder goed is dan de eenvoudiger alternatieven. Er worden veel gegevens verzameld door huisartsen, maar er gebeurt nog weinig systematisch onderzoek mee. Observationeel onderzoek is noodzakelijk om behandelingen te toetsen in de dagelijkse realiteit. Het observationele onderzoek dat trombolyse en stenting vergelijkt is weer een goed voorbeeld in een ziekenhuis: als stenting effectiever is, valt het niet op, terwijl de veel hogere kosten wel opvallen. Onverwachte bijwerkingen kunnen zeldzaam zijn in de gezonde trialbevolking, maar niet in de zieke en oude patiënten bij de huisarts.

Op zoek naar het geheel

Veel toponderzoek is leuk om te weten, maar wat we nodig hebben is meer en beter onderzoek aan het geheel. Niet de losse blaadjes, maar het bos. Geen cellen, genen, eiwitten of een stuk RNA, maar onderzoek naar de gewone habitat van patiënten, artsen en overheid. We willen en moeten weten hoe ze functioneren, welke kwaliteit ze leveren, hoe de patiënt de grootste tevredenheid en de hoogste kwaliteit krijgt tegen de laagste kosten, en hoe huisartsen tevreden en gelukkig hun vak kunnen uitoefenen zonder te verzinken in zompige papiermoerassen. Anders blijft het roeren in een zwart gat.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen