Wetenschap

De verkwisting van het menselijk kapitaal van vrouwen in de geneeskunde

Door
Gepubliceerd
10 februari 2002

Regelmatig verbaas ik mij over de wonderlijke tegenstelling tussen de verhalen over een schrijnend artsentekort enerzijds en de verkwisting van menselijk kapitaal van vooral vrouwelijke artsen anderzijds. Terwijl het veld schreeuwt om gemotiveerde artsen en de betekenis van inspirerende rolvoorbeelden genoegzaam bekend is, zie ik in mijn omgeving, de academische geneeskunde, tal van getalenteerde, hoogopgeleide collegae afknappen of afhaken. Kwaliteit en talent waaraan vanuit het perspectief van gezondheidszorg toch een schreeuwende behoefte is, lekt weg of komt nog nauwelijks tot uitdrukking in die medische kringen. Zo viel mij tijdens de NHG-kaderopleiding Palliatieve zorg op dat nagenoeg alle mannelijke deelnemers praktijkvoerend zijn, maar dat een substantieel deel van de vrouwelijke huisartsen in allerlei onhandige of onconventionele arrangementen probeert een professionele bijdrage aan vak en gemeenschap te leveren. Veel vrouwen werken als waarnemer, hidha of hebben een of andere tijdelijke universitaire aanstelling: constructies met de beeldvorming van hulpje van de echte huisarts en met een weinig interessant toekomstperspectief of fatsoenlijke honorering. Het professionele zelfvertrouwen van deze vrouwelijke artsen lijkt hierdoor in te boeten. Soms zie ik intelligente, hoogopgeleide collegae veranderen in weifelende, onzekere en zich steeds maar weer verdedigende professionals. Vrouwen lijken wel in het defensief gedrongen te zijn. Een ander verbazingwekkend voorbeeld vind ik de bemensing van de kaderopleiding huisartsgeneeskunde van enige jaren geleden aan de Universiteit Maastricht. Met behulp van overheidsgelden kon een postacademische opleiding worden ingericht voor jong huisartsgeneeskundig kader, dat zich twee jaar mocht bekwamen in één of twee relevante klinische of andere kennisgebieden. Ook toen was al zichtbaar dat minstens de helft van de huisartsen van de toekomst uit vrouwen zou bestaan. Deze opleiding gold als een kweekvijver voor toekomstige topfuncties in de huisartsgeneeskunde van na 2000 en zou een voorbeeldrol gaan vervullen. Na enige tijd bleek het geselecteerde gezelschap uit 18 mannen en 2 vrouwen te bestaan. Nog gekker werd het toen ik jaren later een van die hooggekwalificeerde vrouwelijke collegae weer eens ontmoette en vernam dat zij nog steeds aan het solliciteren was naar een functie op haar niveau. Haar hoog gewaardeerde adviezen vonden weliswaar gretig aftrek, maar betaling of inkomen leverde dat nauwelijks op. Gelukkig bleken alle mannen redelijk goed terechtgekomen. Wat is er toch in het medische beroepsveld aan de hand? Is de huidige medische top blind voor het menselijk kapitaal van vrouwen? Voelen vrouwen zich niet aangesproken? Of speelt een chronisch gebrek aan innovatie en vernieuwing van het artsenberoep een rol?

Lange tijd was het kritische bevragen van je eigen vakgebied met haar gewoonten en eigenaardigheden afkeurenswaardig en ‘not done’, omdat het snel wordt opgevat als disloyaal. Diversiteit onder artsen en variatie in arts-zijn lijken verdacht?! In haar lange en eerbiedwaardige geschiedenis lijkt dit binnen onze professie met succes de kop ingedrukt. Kuddegeest en discipline lijken in de medische beroepsgroep haast ‘ingemendeld’ te zijn. In de medische opleiding en beroepssocialisatie tijdens (co-)assistentschappen wordt de klus van de grote aanpassing geklaard, ondanks onderwijsvernieuwing op onderwijsvernieuwing. Zou het niet nuttig zijn om eens aandacht te besteden aan sociale processen als elitevorming en uitsluiting (op basis van sekse, kleur, klasse) binnen de medische beroepsgroep? De sporen van deze dynamiek werken natuurlijk nog steeds door in sfeer en cultuur in menig medisch veld 1 en veroorzaken dat – ook in tijden van schaarste en tekort – goede professionals ten onrechte worden uitgestoten of gediskwalificeerd. De medische stand en universiteiten lijken ondertussen weinig last te hebben van deze verspilling. Onder het motto ‘liever een topsporter, dan tien voldoende-presterenden’ laadt de zittende club heren die in academia en geneeskunde de touwtjes nog steeds stevig in handen heeft, vooral haar eigen accu op. In een ivoren toren bepaalt men namelijk zelf wat kwaliteit is en selecteert de oude garde bij voorkeur een kloon van zichzelf. 2 Dit alles heeft een hoge prijs… het verlies van menskracht, motivatie en expertise onder artsen. En dat vind ik een veel te hoge prijs. Loopbaanbeleid en coaching voor artsen (man/vrouw), stimulering van artsen met ambitie en talentmanagement, mentorsystemen en het opheffen van de ergste belemmeringen om medische arbeid te combineren met zorg, zijn voorbeelden van een actieve beleidsmatige aanpak, 3 die in het buitenland en in andere sectoren van de arbeidsmarkt allang met succes zijn toegepast. Terwijl in politiek en profitsector vrouwen allang zijn doorgebroken, suddert de academische geneeskunde al jarenlang op het aloude pitje verder, niet in staat om andere inzichten te absorberen en veranderingen door te voeren richting eigentijdse sociale verhoudingen. Wordt het niet eens de hoogste tijd dat de medische professie zelf een goede dokter opzoekt en behandeling zoekt voor haar selectieve slechtziendheid? Want wie heeft uiteindelijk de meeste last van die krapte en verspilling onder dokters…? Juist ja, vooral de patiënt en dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Literatuur

  • 1.Winants YHWM. Co-assistentschappen als inwijding in de medische beroepscultuur. Gender in de socialisatie tot arts [Proefschrift]. Amsterdam: Thela-Thesis, 1999.
  • 2.Hofstede G. Allemaal andersdenkenden. Omgaan met cultuurverschillen. Amsterdam: Contact, 1991.
  • 3.Weggeman M. Leidinggeven aan professionals. Het verzilveren van creativiteit. Deventer: Kluwer bedrijfsinformatie, 1994.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen