Praktijk

Delay bij TIA [Kennistoets]

Gepubliceerd
1 augustus 2020
Toets uw kennis.
1 reactie
TIA
Bij een vermoeden van TIA is snelle diagnostiek aangewezen om etiologische factoren zoals atriumfbrilleren en carotisobstructie te achterhalen.
© iStock

1. Dolmans en Rutten interviewden patiënten die waarschijnlijk een TIA hadden gehad. Wat was meestal de 1e reactie van patiënten?

a. Afwachten

b. Direct contact zoeken met een medisch hulpverlener

c. Familie/vriend om advies vragen

 

2. Welk percentage van de patiënten zag de klachten als een spoedgeval?

a. Iets meer dan 10%

b. Iets meer dan 30%

c. Iets meer dan 50%

d. Iets meer dan 70%

 

3. Het door Dolmans en Rutten beschreven mediane patient delay bij vermoeden van een TIA was 17,5 uur. Vonden zij hierin een verschil tussen patiënten met uiteindelijk een zekere of waarschijnlijke TIA en patiënten met uiteindelijk een mogelijke of geen TIA?

a. Ja, het delay bij patiënten met een zekere of waarschijnlijke TIA was hoger.

b. Ja, het delay bij patiënten met een mogelijke of geen TIA was hoger.

c. Nee, er werd geen verschil voor deze groepen gevonden.

 

4. Ongeveer 10% van de patiënten met een TIA krijgt binnen 3 maanden na de TIA een herseninfarct. Welke interventie noemen Dolmans en Rutten als belangrijkste ter preventie van een herseninfarct?

a. Betere publieksbewustwording van de verschijnselen van een TIA.

b. Snelle start van een plaatjesremmer bij vermoeden van een TIA.

c. Verkorting van patient en doctors delay bij vermoeden van een TIA of beroerte.

 

5. De explicit diagnostic criteria for TIA beschrijven symptomen die als geïsoleerd symptoom niet direct typisch zijn voor een TIA. Voor welke visussymptoom geldt dit?

a. Amaurosis fugax

b. Dubbelzien

c. Hemianopsie

 

6. Bij de heer Yavuz, 68 jaar, vermoedt de huisarts een TIA. In overleg met de neuroloog wordt hij aangemeld voor de TIA-poli. De huisarts wil in afwachting daarvan starten met plaatjesremming. Welk beleid is op dit moment aangewezen?

a. Acetylsalicylzuur 80 mg 1 dd

b. Acetylsalicylzuur 160 mg 1 dd

c. Clopidogrel 75 mg 1 dd

d. Acetylsalicylzuur 80 mg 1 dd en dipyridamol 200 mg 2 dd

 

7. Een aios ziet mevrouw De Haan, 74 jaar, die gedurende ongeveer een kwartier complete uitval van de visus aan haar rechteroog had. De aios stelt de diagnose amaurosis fugax. In het stroomgebied van welke arterie werd in dit geval de bloedtoevoer onderbroken?

a. Arteria basilaris

b. Arteria carotis interna dextra

c. Arteria carotis interna sinistra

 

8. Mevrouw Toussaint, 76 jaar, maakte 6 jaar geleden een herseninfarct door. Er zijn geen restverschijnselen. Ze gebruikt dagelijks amlodipine, acetylsalicylzuur, dipyridamol en simvastatine, en zo nodig sumatriptan vanwege migraine. Ze heeft geen last van bijwerkingen. Haar vriendin heeft recent een TIA gehad en kreeg clopidogrel voorgeschreven. Mevrouw vraagt de huisarts of zij ook zou moeten switchen naar clopidogrel. Welk antwoord is juist?

a. Ja, vanwege haar leeftijd.

b. Ja, vanwege de migraine.

c. Nee, daar is geen reden voor.

De kennistoets is gemaakt door Anne Klijnsma, toetsredacteur. Over vragen en antwoorden wordt niet gecorrespondeerd.

Antwoorden

1a / 2b / 3c / 4b / 5b / 6b / 7c / 8c

Literatuur

Reacties (1)

Birgit van Rooijen 11 augustus 2020

Het antwoord op vraag 7 moet toch B zijn, art. carotis interna dextra? De art. centralis retinalis, daar waar de trombose van amaurosis fugax plaats vindt, takt af van de art. opthalmica die weer aftakt van de art. carotis aan de unilaterale zijde.

Verder lezen