Nieuws

Delegatie van bloeddrukcontroles

Gepubliceerd
10 november 2003

Als de standaardmethode voor bloeddrukmeting, namelijk de conventionele meting door de (huis)arts verricht door middel van een kwikkolom, voldoet aan strikte kwaliteitscriteria is haar betrouwbaarheid groot. Maar deze noodzakelijke voorwaarden zijn op de werkvloer van de huisarts nauwelijks haalbaar. Herhaalde bloeddrukmetingen na 5 minuten rust, aan een deflatiesnelheid van de manchet van 2 mm/sec bij een patiënte met een systolische bloeddruk van >200 mmHg, waarbij men zich eerst een indruk heeft gemaakt van deze systolische bloeddruk door een palpatie van de radialispols bij maximale druk… duurt bijna 15 minuten. Dat is zelfs voor een Vlaamse huisarts te lang. Daarenboven bieden herhaalde metingen een gedeeltelijke oplossing: Brueren toonde aan dat in geval van initiële matige bloeddrukverhoging er na 4 metingen nog een overschatting blijft van 56% voor de systolische en 38% voor de diastolische bloeddruk.1 Paul Little concludeert nogal scherp als besluit van zijn vergelijkend onderzoek in de eerste lijn: ‘It is time to stop using high blood pressure readings documented by general practitioners to make treatment decisions.’2 Meer en meer huisartsen zijn het hiermee eens. Maar wat dan? Het delegeren van de bloeddrukmetingen naar de praktijkassistent( e) en -verpleegkundige lost de controverse niet op, waarvan terecht melding wordt gemaakt in het Journaal van het septembernummer van H&W. Om meerdere redenen kunnen we besluiten dat de thuismeting van de bloeddruk door de patiënt zelf of een verwante een alternatief van eerste keuze is. Noot 1De wetenschappelijkheid ervan is onderbouwd: er bestaat een goede tot zeer goede correlatie van de meetmethode met eindorgaanbeschadiging en een sterkere voorspellende waarde voor cardiovasculaire en algemene mortaliteit en CVA dan de conventionele metingen. Daarenboven bestaan er internationaal aanvaarde normale waarden, is het de beste methode om wittejashypertensie op te sporen, is de patiënt maximaal betrokken en zijn de automatische toestellen voor zelfmeting steeds meer betrouwbaar. Het zwakke punt blijft de vraag hoe de huisarts deze veelbelovende meetmethode kan implementeren in de praktijk. Wie legt de procedure uit aan de patiënt en demonstreert ze? Wie leert het dagboek invullen, berekent de gemiddelden van de verkregen waarden, noteert ze in het medische dossier, enzovoort? Implementatieonderzoeken van deze strategieën zijn een belangrijk punt op de onderzoeksagenda van de eerste lijn. Paul De Cort

Voetnoten

  • Noot 1.

    Brueren M, Van Limpt P, Schouten H, De Leeuw P, Van Ree W. Is a series of blood pressure measurements by the general practitioner or the patient a reliable alternative to ambulatory blood pressure measurement? Am J Hypertens 1997;10:879-85. Little P, Barnett J, Barnsley L, Marjoram J, Fitzgerald- Barron A, Mant D. Comparison of agreement between different measures of blood pressure in primary care and daytime ambulatory blood pressure. BMJ 2002;325:254-60. Asmar R, Zanchetti A. Guidelines for the use of self-blood pressure monitoring: a summary report of the first international consensus conference. J Hypertens 2000;18:493-508.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen