Praktijk

Diabetes Mellitus/Cardiovasculaire ziekten

Gepubliceerd
10 augustus 2001

Diagnostiek van diepe veneuze trombose in de huisartsenpraktijk

R. Oudega, K.G.M. Moons, A.W. Hoes. Julius Centrum voor Huisartsgeneeskunde en Patiëntgebonden Onderzoek, UMC Utrecht

Inleiding Diagnostiek van symptomatische diepe veneuze trombose (DVT) door de huisarts op grond van anamnese (klachten), lichamelijk onderzoek en risicofactoren is geen eenvoudige taak. Onderzoeken ontbreken echter die de diagnostische waarde kwantificeren van de combinatie van deze diagnostische factoren. Doel Het doel van dit onderzoek is de diagnostische waarde bepalen van de combinatie van klachten, lichamelijk onderzoek en de bekende risicofactoren bij de diagnostiek van diepe veneuze trombose in de eerste lijn. Methode Bij 513 patiënten van 40 huisartsen in Nederland werd gestandaardiseerde informatie verkregen over anamnese, lichamelijk onderzoek en risicofactoren. De diagnose DVT werd gebaseerd op colour flow duplex scanning. De bijdrage van anamnese en de toegevoegde waarde van lichamelijk onderzoek en risicofactoren aan het diagnosticeren van DVT werd gekwantificeerd door middel van multivariabele logistische regressie en het oppervlak onder de ROC-curve (ROC-oppervlakte). Resultaten De ROC-oppervlakte van het model met klachten (zoals pijn, pijn bij lopen, duur van de klacht) was 0,60. De onafhankelijke voorspellers van het lichamelijk onderzoek (kuitomvangverschil, oedeem, pijn bij palpatie) plus risicofactoren (eerder DVT, immobilisatie, maligniteit) gaven een iets hogere, doch eveneens beperkte ROC-oppervlakte (respectievelijk 0,64 en 0,66). De combinatie van onafhankelijke factoren uit anamnese (klachten en risicofactoren) en lichamelijk onderzoek gaven een ROC-oppervlakte van 0,72. Conclusie Naast een diagnostische strategie die klachten, lichamelijk onderzoek en risicofactoren omvat, is aanvullend diagnostisch onderzoek nodig bij de aanpak van DVT (verdachte) patiënten in de eerstelijns gezondheidszorg.

Een gerandomiseerd onderzoek naar het effect van educatie door een diabetesverpleegkundige bij patiënten met diabetes mellitus type 2

A.N. Goudswaard, R.P. Stolk, H.W. de Valk en G.E.H.M. Rutten. Julius Centrum voor Huisartsgeneeskunde en Patiëntgebonden Onderzoek, UMC Utrecht

Inleiding Een HbA 1c &lt 7,0% geldt als streefwaarde voor een goede glykemische instelling. Insulinetherapie is geïndiceerd als de patiënt met alleen orale medicatie dit doel niet bereikt. In dit onderzoek bestuderen we het effect op de glykemische instelling van een educatieprogramma door een diabetesverpleegkundige bij patiënten = 75 jaar die door de huisarts worden behandeld met een maximale dosering orale bloedglucoseverlagende medicatie en een HbA 1c =7,0%. Methode De patiënten werden gerandomiseerd voor een individueel educatieprogramma door een diabetesverpleegkundige of gebruikelijke zorg door de huisarts. Het educatieprogramma bestond uit zes consulten van dertig minuten gedurende een half jaar. De volgende thema's kwamen aan bod: complicaties van de ziekte, zelfcontrole op bloedglucose, lichaamsbeweging, voeding, lichaamsgewicht en therapietrouw. Het HbA 1c werd zowel vóór als zes weken na het einde van de interventie bepaald. Analyse vond plaats op basis van het intention-to-treat-principe. Resultaten De eerste 42 ingesloten patiënten (m/v: 22/20) hadden een gemiddelde leeftijd van 59 jaar en een gemiddeld HbA 1c van 8,5%. In de interventiegroep (n=20) haalden dertien patiënten (65%) de streefwaarde (HbA 1ckwadraat-test). In de interventiegroep daalde het HbA 1c met 1,0% tegen 0,4% in de controlegroep (p1c bij aanvang bedroeg het verschil tussen interventie- en controlegroep 0,7%. Conclusie Een kort en gestructureerd educatieprogramma door een diabetesverpleegkundige heeft een statistisch significant en een klinisch relevant effect op de glucoseregulatie bij patiënten die ondanks een maximale dosering orale bloedglucoseverlagende medicatie geen goede glykemische instelling hebben.

Hoge prevalentie van diabetes mellitus type 2 bij mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst

D.M.W. Kriegsman, G.D. Valk, J. van Langen, A.J.P. Boeke. Afdeling Huisartsgeneeskunde en Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam

Inleiding Er zijn aanwijzingen dat diabetes mellitus type 2 in Nederland vaker voorkomt bij mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Zij zouden meer overgewicht hebben en slechter gecontroleerd zijn dan patiënten van Nederlandse afkomst. In dit onderzoek wordt de prevalentie van diabetes mellitus type 2 vergeleken bij mensen in de leeftijd van 40 tot 75 jaar van Nederlandse, Turkse, Marokkaanse en andere etnische afkomst. Tevens wordt nagegaan of Nederlandse en allochtone diabetespatiënten verschillen wat betreft behandeling, glykemische controle en BMI. Methode In een hagro (zes praktijken met elf huisartsen) in Amsterdam Oud-West werden alle patiënten van 40 tot 75 jaar geselecteerd. Voor elke patiënt werd de etnische afkomst (Nederlands, Turks, Marokkaans, anders) door de huisarts aangegeven. Patiënten met diabetes mellitus type 2 werden geselecteerd met behulp van de ICPC-codes en medicatievoorschriften (insuline en orale hypoglykemische middelen). Resultaten In de totale groep van 6180 mensen van 40 tot 75 jaar waren 370 patiënten (6,0%) bekend met diabetes mellitus type 2. De prevalentie bij mensen van Nederlandse afkomst was 4,8%, bij mensen van Turkse, Marokkaanse of andere afkomst respectievelijk 9,9%, 12,1% en 7,7% (p1c-gehalte lager (7,6%) dan bij patiënten van Turkse (8,0%), Marokkaanse (8,3%) of andere afkomst (8,3%) (p=0,001). Er waren geen verschillen in BMI tussen patiënten van verschillende etnische afkomst. Beschouwing De prevalentie van diabetes mellitus type 2 is meer dan twee keer zo hoog bij mensen van Turkse of Marokkaanse afkomst als bij mensen van Nederlandse afkomst in dezelfde leeftijdsgroep. Diabetespatiënten van Turkse of Marokkaanse afkomst zijn gemiddeld jonger en slechter ingesteld op medicatie dan patiënten van Nederlandse afkomst. Gestructureerde diabeteszorg conform de NHG-Standaard zal in praktijken met een groter aantal allochtone patiënten navenant meer tijd kosten dan in een standaardpraktijk.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen