Praktijk

Dok’s opvolgster

Gepubliceerd
10 oktober 2007

Om maar met het eerste probleem te beginnen: hoe moet je haar nou noemen? Dat ‘dok’ bekte al die jaren wel lekker, maar zo’n piepjong wichtje kun je daar natuurlijk niet mee tegemoet treden. Ik heb voorzichtig wat varianten de revue laten passeren, en ‘dokkin’ en ‘doka’ zijn inmiddels definitief afgekeurd. Op ‘dokster’ moet ik nog een paar daagjes kauwen. Maar de kans is groot dat het gewoon ‘artsje’ of ‘artsepoes’ gaat worden. Of zou ze dat denigrerend vinden?

Afijn, mijn voornemen om eens een flinke poos thuis te gaan zitten mokken, is in de kiem gesmoord. Net wat ik al zei: ouder worden is kwaaltjes verzamelen en of ik nu wilde of niet, ik moest naar die opvolgster. Ik ben heus geen watje, dus ik rechtte mijn rug en nam mij voor er het beste van te maken en haar een eerlijke kans te geven. Toch wist ik, gezeten in de wachtkamer, opeens heel zeker dat ‘die nieuwe’ mij zo’n akelig slap handje zou geven. Jeweetwel, zo’n beetje klef, warm, vochtig, schijnbaar botloos lapje vlees met sliertjes dat je dan bij wijze van kennismaking in jouw ferme knuist gelegd krijgt. Jak! En dat ze daar dan lichamelijke onderzoeken mee moet gaan verrichten! Ik besloot manmoedig om bij de eerste slappehandjesverschijnselen terstónd van praktijk te verhuizen. Ook verder verbeet ik mij in de wachtkamer. Het lampje van dok hing er nog gewoon. Met zíjn naam erop! En elke keer lichtte dat naambordje hoopgevend op als een nieuwe patiënt de opvolgsterhand op drukbaarheid mocht testen (de wachttijden zijn er met de wisseling van krachten nog niet op vooruit gegaan…). Persoonlijk vind ik dat patiëntverlakkerij. Je lekker maken met het oude vertrouwde en dan toch het enge onbekende in de ogen moeten schouwen.

Na een stief halfuurtje verplicht Libelleworstelen lichtte het bordje op voor mij, en sleepte ik mijn loden schoenen naar de spreekkamer. Ze had in elk geval wel het fatsoen gehad om dok’s naambordje van haar deur te verwijderen. De twee schroefgaatjes keken mij weemoedig aan en even liet ik er mijn vingers overheen glijden. ‘Dag dok’, fluisterde ik. En opende de deur.

Ik ben niet zo goed in het toegeven van mijn ongelijk. Zelfs niet als het eigenlijk fijner is om geen gelijk te hebben. Dus laten we mijn afgang niet overdrijven. Zo stevig was die handdruk nou ook weer niet. En ook al ontbraken de jeugdpuistjes, ik vond haar inderdaad schokkend jong. Maar wel kordaat. En ze leek zelfs wel een pietseltje verstand van zaken te hebben. Ze moet alleen nog wel dat sarcastische toontje zien kwijt te raken. ‘Hoe lang heeft u die klachten al?’ ‘Een week of zes.’ ‘Waarom bent u daar zo lang mee blijven rondlopen?’ ‘Grumpf.’ ‘Dat moet u niet meer doen, hoor. Al dat lijden is nergens voor nodig.’ Vrouwen zijn nou eenmaal valser dan mannen. Dok zou mij nooit stiekem hebben uitgelachen!

Nicotineke

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen