Nieuws

Het voorschrijven van geneesmiddelen voor astma en COPD

Gepubliceerd
10 januari 2003

Steeds meer patiënten krijgen middelen ter behandeling van astma/COPD voorgeschreven. In 2001 kregen 82 van de 1000 bij de huisarts ingeschreven patiënten een recept: een stijging van 15% ten opzichte van 1997 ( figuur 1). De stijging is groter bij patiënten boven de 45 jaar en het grootst bij patiënten ouder dan 75 jaar. Aangezien vooral het aantal oudere patiënten is gestegen zal er met name sprake zijn van een toename van COPD. In hoeverre het aantal patiënten werkelijk is toegenomen of dat de stijging is veroorzaakt door een betere herkenning, een verbetering van de diagnostische mogelijkheden of een grotere bereidheid tot het voorschrijven van middelen, is op basis van deze data niet te zeggen. Het gemiddeld aantal recepten per patiënt komt uit op 4,0 per patiënt per jaar. Er zijn grote verschillen tussen leeftijdsgroepen in het aantal uitgeschreven recepten: 75-plussers krijgen bijna drie keer zoveel recepten als 0-4-jarigen (6,3 versus 2,2 per jaar). Hierin zijn geen veranderingen opgetreden tussen 1997 en 2001. Veruit de meeste voorgeschreven middelen behoren in 2001 tot de sympathicomimetica (38%) en de corticosteroïden (37%), op ruime afstand gevolgd door de parasympathicolytica (11%) en combinatiepreparaten (6%).

De opmars van combinatiepreparaten

Een nieuwe ontwikkeling bij de behandeling van astma/COPD is het samenvoegen van een langwerkende luchtwegverwijder en een inhalatiecorticosteroïd in een zogenaamd combinatiepreparaat. De bekendste middelen zijn Seretide ® en Symbicort ®. Hoewel pas redelijk recent op de markt verschenen – de eerste registratie vond plaats in 1999 – heeft het voorschrijven van deze combinatiepreparaten een hoge vlucht genomen: in 2001 krijgt bijna 1 op de 10 astma/COPD-patiënten minimaal eenmaal een middel uit deze groep. De aloude weerstand tegen combinatiepreparaten lijkt hiermee te verdwijnen. In vergelijking met de afzonderlijke middelen schrijven huisartsen combinatiepreparaten relatief veel voor aan 45-plussers ( figuur 2). Dit is niet goed te verklaren aangezien bij deze leeftijdscategorieën in de meeste gevallen sprake zal zijn van COPD. Juist bij COPD is het nut van inhalatiecorticosteroïden nog onderwerp van discussie.

Substitutie

Het is te verwachten dat het voorschrijven van combinatiepreparaten met componenten van preventieve en symptomatische behandeling van invloed is op het gebruik van de enkelvoudige middelen. We selecteerden de patiënten die in de eerste helft van 2001 een combinatiepreparaat kregen in de verwachting dat dit vervolgens van invloed is op het soort prescripties in de tweede helft van het jaar. In de tweede helft van 2001 kreeg 7% van degenen met een combinatiepreparaat in het 1e halfjaar een enkelvoudig inhalatiecorticosteroïd en 26% een enkelvoudig sympathicomimeticum. Met name voor de inhalatiecorticosteroïden is dit beduidend lager dan voor degenen zonder combinatiepreparaat ( figuur 3). De combinatie-preparaten zijn te kort op de markt om vast te stellen in welke mate er uiteindelijk vervanging zal plaatsvinden, maar aanwijzingen voor substitutie zijn er wel.

De hier beschreven analyses zijn uitgevoerd op LINH-gegevens. LINH is een project van WOK, NIVEL, LHV en NHG. In 2001 participeerden ruim 120 huisartsenpraktijken. Zie voor meer informatie over LINH en over de hier beschreven gegevens www.linh.nl. Reacties naar info@linh.nl.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen