Nieuws

Kleine chirurgische verrichtingen in de huisartsenpraktijk in 1987 en 2001: meer aandacht voor huidtumoren

Gepubliceerd
10 november 2003

Wat voor de ene huisarts een welkome afwisseling is van de niet aflatende stroom aan psychosociale problematiek, is voor de andere een verplicht nummer dat hij graag aan de praktijkassistente overlaat. Ik heb het over het uitvoeren van kleine chirurgische ingrepen: van het weghalen van een moedervlek tot het hechten van een wond. Is hierin kwantitatief en kwalitatief wat veranderd in de afgelopen jaren? Om dit te beantwoorden zijn gegevens met relevante ICPC-S (huid); -F (oog) en -L (bewegingsapparaat)- coderingen verkregen uit de eerste Nationale Studie in 1987 vergeleken met die van de tweede Nationale Studie in 2001. Verrichtingen die onder de S/F/L-codering vallen, omvatten samen ruim 75% van alle kleine chirurgische verrichtingen in de huisartsenpraktijk. Opvallend is dat het totale aantal chirurgische verrichtingen in 1987 en 2001 vrijwel gelijk is, namelijk respectievelijk 43,6 en 41,6 verrichtingen per 1000 patiënten per jaar. Dat zijn ruim 100 verrichtingen per huisarts per jaar. De meeste verrichtingen betroffen de huid; in figuur 1 zijn de percentages van de 3 hoofdgroepen weergegeven.

Verrichtingen zijn gedurende 6 weken geregistreerd door 77 LINH-praktijken in het kader van de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk (www.nivel.nl/ns2). Gegevens uit 1987 zijn verzameld in het kader van de eerste Nationale Studie bij 100 praktijken gedurende 3 maanden. LINH is een project van WOK, NIVEL en NHG. Voor meer informatie over de hier beschreven gegevens kunt u terecht op de website (www.linh.nl). Reacties naar info@linh.nl.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen