Wetenschap

Lusten en lasten van het combineren van beroeps- en zorgarbeid bij vrouwelijke huisartsen in opleiding

Gepubliceerd
20 mei 2003

Samenvatting

Nilwik A, Winants Y, Moazenni P, Twellaar M. Lusten en lasten van het combineren van beroeps- en zorgarbeid bij vrouwelijke huisartsen in opleiding. Huisarts Wet 2003;46(6):303-7. Vraag Hoe is het welbevinden van vrouwen die de huisartsopleiding combineren met het moederschap? Welke factoren uit de thuissituatie en de werksituatie zijn hierop van invloed? Welke invloed hebben motivatie en copingstijlen hierop? Methode Een transversaal vragenlijstonderzoek onder vrouwelijke huisartsen in opleiding die tevens moeder zijn. De items betreffen zes categorieën, namelijk: persoonskenmerken, welbevinden, motivatie, thuissituatie, werksituatie en copingstrategieën. Resultaten Aan het onderzoek namen 66 vrouwen deel (respons: 77%). Het welbevinden van deze vrouwen blijkt over het algemeen goed. Bij de werkgerelateerde factoren hebben vooral de hoge werkdruk, een beperkt aantal diensten en het begrip van de huisarts-opleider een positieve invloed op het welbevinden. In de thuissituatie spelen vooral beschikbaarheid en inzetbaarheid van de partner en diens emotionele steun een rol, evenals begrip vanuit het eigen sociale netwerk. De motivatie voor het beroep is groot, maar dit heeft geen invloed op het welbevinden. Copingstrategieën met een positieve werking op het combineren van werk en zorg zijn ‘prioriteiten stellen’, ‘delegeren’ en ‘grenzen stellen’. Lapmiddelen als ‘koesteren van troostende gedachten’ of ‘hollen en rennen’ hebben een dempend effect op het welbevinden. Conclusie De combinatie beroepsarbeid en zorgarbeid als moeder van jonge kinderen is voor huisartsen in opleiding goed mogelijk. De vrouwen ervaren zowel positieve als negatieve emoties bij deze combinatie, maar over het algemeen voelen ze zich goed.

Inleiding

Hoe vindt de groeiende groep vrouwelijke huisartsen in opleiding die tevens moeder zijn, een goede balans tussen werk en gezin? In de huisartsgeneeskunde veranderen de man/vrouw-verhoudingen snel. Terwijl in 2000 nog een ruime meerderheid (72%) van de gevestigde huisartsen man was, is van de huisartsen in opleiding (haio's) reeds meer dan de helft (63%) vrouw.12 Nog maar enkele jaren geleden waren de meeste huisartsen mannelijke kostwinners en waren artsengezinnen meestal ingericht conform een traditioneel genderschema, waarin betaalde arbeid en kostwinning de belangrijkste taken van de man waren, terwijl de vrouw voor kinderen en huiselijk leven zorgde. De verschuivende opvattingen over genderrollen3 hebben effect op de beroepswensen en beroepsinvulling van jonge huisartsen. Zo blijken jonge vrouwelijke huisartsen een voorkeur te hebben voor een gedeelde praktijk of gezondheidscentrum en een minder lange werkweek.4 Ook jonge mannelijke huisartsen willen vaker parttime werken om werk te combineren met zorgtaken.5 De toename van stressgerelateerde gezondheidsproblemen, die zich vooral voordoen onder werkers in de gezondheidszorg,67 maakt onderzoek naar het welbevinden relevant.

Uit het weinige onderzoek891011 dat onder artsen is uitgevoerd naar de combinatie van werk met zorgtaken, komt naar voren dat beroepssatisfactie niet gerelateerd is aan het hebben van kinderen.1011 Niettemin wordt flexibiliteit op de werkplek als positief ervaren.9 Verder bleken zowel structurele copingstrategieën (bijvoorbeeld hulp in huishouding, niet koken en beperken van sociale activiteiten) als strategieën van ‘verhogen van eigen effectiviteit’ (bijvoorbeeld vroeger opstaan) vaak te worden gebruikt.10 Het is niet bekend hoe groot de groep Nederlandse vrouwelijke huisartsen in opleiding (haio's) is die beroepsarbeid combineert met ouderschap. Omdat de groep huisartsen die een actieve ouderrol combineert met de opleiding tot huisarts snel groeit,12 lijkt het relevant te onderzoeken hoe huisartsen in opleiding deze dubbele taak ervaren, hoe hun welbevinden is en met welke contextuele en individuele factoren dit welbevinden samenhangt. Omdat vooral het ouderschap van vrouwen hoge sociale eisen stelt en met hoge verwachtingen en emoties is omkleed,131415 richt dit onderzoek zich op vrouwelijke huisartsen in opleiding. Uit de literatuur blijkt dat het welbevinden in de arbeidssituatie is gerelateerd aan individuele factoren als motivatie en copingstijlen, en aan contextuele factoren die samenhangen met de werk- en thuissituatie.1617 Voor ons onderzoek hebben we de volgende vragen geformuleerd:

  • Hoe is het welbevinden van huisartsen in opleiding die beroepsarbeid met moederschap combineren?
  • Welke copingstrategieën gebruiken huisartsen in opleiding die beroepsarbeid combineren met moederschap?
  • Wat is de samenhang tussen het welbevinden van vrouwelijke huisartsen in opleiding die beroepsarbeid combineren met moederschap en de volgende factoren: aspecten uit de thuissituatie, aspecten uit de werksituatie, copingstrategieën en motivatie?

Methode

Procedure en deelnemers

Het betreft een transversaal vragenlijstonderzoek onder huisartsen die in 1999 hun opleiding combineerden met het moederschap. Opmerkelijk was dat de omvang van deze populatie niet bekend was. Uit registratiecijfers bleek dat er in 1999 1000 haio's waren, waarvan 431 vrouwen. Naspeuring binnen de beroepsopleiding te Maastricht leerde dat op het moment van ons onderzoek 20% van het totaal aantal vrouwelijke haio's tevens moeder was. Door deze gegevens te extrapoleren naar de landelijke cijfers is een schatting gemaakt van het landelijk aantal huisartsen in opleiding die de opleiding combineren met moederschap, te weten 86 (20% van 431). De administraties van alle huisartsinstituten werden zowel schriftelijk als telefonisch benaderd met de vraag de vragenlijst te verspreiden en er werd een oproep geplaatst in het LOVAH-bulletin. Omdat het streven was een zo groot mogelijk deel van het cohort ‘moeder-haio's’ te bereiken, intensiveerden wij de werving op vier opleidingsinstituten (UM, EUR, UU en VU). Uiteindelijk hebben 67 vrouwen de ingevulde vragenlijst geretourneerd. Eén vrouwelijke respondent werd geëxcludeerd omdat ze net bevallen was van haar eerste kind en beroeps- en zorgarbeid nog niet actief combineerde.

Wat is bekend?

  • Er zijn steeds meer vrouwelijke huisartsen in opleiding.
  • Het aantal huisartsen in opleiding die de opleiding combineren met het moederschap neemt toe.
Wat is nieuw?
  • Het welbevinden van haio's die tevens moeder zijn, is goed.
  • Het welbevinden wordt positief beïnvloed door contextuele factoren als inzetbaarheid van partner, emotionele steun van omgeving, adequate externe kinderopvang, aantal diensturen, begrip van opleider en copingstijl.
  • Copingstijlen die het welbevinden positief beïnvloeden zijn: prioriteiten stellen, grenzen handhaven en delegeren.

Meetinstrumenten

De gebruikte vragenlijst bestond uit 92 meerkeuze-items, ingedeeld in zes categorieën, te weten: persoonskenmerken, algemeen welbevinden,18 thuissituatie, werk- en opleidingsituatie, copingstrategieën, motivatie.19 De belangrijkste uitkomstvariabele van het gebruikte onderzoeksmodel is de variabele ‘algemeen welbevinden’,18 die werd geoperationaliseerd als de gemiddelde score op 35 items met een 4- puntsschaal (a totaal=0,87). Hierin werden de volgende subschalen onderscheiden: negatieve gevoelens (a=0,85), positieve gevoelens (a=0,82) en het ervaren van lichamelijke klachten (a=0,73). De invloed van aspecten uit de thuissituatie en uit de werksituatie werd aan de hand van respectievelijk 11 en 8 items bevraagd. De variabele ‘motivatie’ bestaat uit het gemiddelde van vier items met een 4-puntsschaal, die een goede interne samenhang hebben (a=0,80). De variabele ‘copingstijlen’ bestaat uit vijf subschalen met een 5-puntsschaal, die elk een matige interne samenhang kennen, te weten prioriteiten stellen (a=0,46), delegeren (a=0,57), hollen en rennen (a=0,51), grenzen stellen (a=0,53) en troostende gedachten (a=0,49). Per subschaal werden de gemiddelde scores berekend.

Analyse

De relatie tussen de diverse onafhankelijke variabelen en de uitkomstvariabele ‘welbevinden’ en de subschalen ‘positieve en negatieve gevoelens’ en ‘lichamelijke klachten’ werd onderzocht met behulp van Spearman- en Pearson-correlaties.

Resultaten

Achtergrondgegevens van respondenten

Aan het onderzoek namen 66 respondenten deel (respons 77%). Nagenoeg alle vrouwen hadden een partner (97%). De meesten (62%) hadden één kind, 29% had twee kinderen en enkelen hadden er drie (9%). De gemiddelde leeftijd van deze kinderen was drie jaar. Alle vrouwen hadden kinderopvang. De haio's hadden zelden een partner die 20 uur of minder werkte (3%), meestal werkten hun partners 40 uur of meer (45%). De meeste mannelijke partners ondersteunden de zorgtaken: 85% hielp bij de zorg voor de kinderen en 73% bij het huishouden. Het grootste deel van de vrouwen bevond zich in het derde en laatste opleidingsjaar (62%) en werkte in een stadspraktijk (63%). De werkdruk in de opleidingssituatie werd door 58% van de vrouwen als zwaar ervaren.

Welbevinden en coping

De meerderheid gaf op een 5-puntsschaal aan zich goed te voelen: 15% voelde zich uitstekend (score >3,5), 82% voelde zich goed (score tussen 3 en 3,5) en slechts 3% voelde zich niet goed. Er werden vijf stijlen van omgaan met de belasting van de combinatie beroepsarbeid met zorgtaken onderzocht. Vrouwelijke haio's maken vooral gebruik van copingstijlen als ‘troostende gedachten’ (¡Á.=2,75, sd=0,52) en ‘hollen en rennen’ (¡Á.=2,57, sd=0,49). ‘Delegeren’ (¡Á.=2,28, sd=0,54) en ‘prioriteiten stellen’ (¡Á.=2,16, sd=0,58) werden minder vaak gebruikt en het ‘stellen van grenzen’ werd het minst gebruikt (¡Á.=1,74, sd=0,57).

Samenhang tussen thuissituatie en welbevinden

Slechts enkele factoren uit de thuissituatie hingen samen met het welbevinden ( tabel 1). Positief aan welbevinden gerelateerd waren de emotionele steun die de partner biedt en het begrip van het sociale netwerk. Negatief gerelateerd waren het hebben van een kind dat extra zorg nodig heeft en de hoeveelheid praktische steun die de familie biedt. Dit laatste staat haaks op onze verwachting.

Samenhang tussen werksituatie en motivatie en welbevinden

Positief gerelateerd aan het welbevinden was het begrip van de opleider voor de knelpunten bij het combineren van de huisartsopleiding en het moederschap ( tabel 1). Ook de werkdruk had een duidelijke samenhang met het welbevinden, maar omgekeerd aan onze verwachting. Hoe hoger de ervaren werkdruk, hoe beter het welbevinden. Het vervullen van een groot aantal diensten was wel negatief gecorreleerd met welbevinden.

Tabel 1Relatie tussen factoren uit thuis- en werksituatie en welbevinden
Factoren uit de thuissituatieCorrelatieFactoren uit de werksituatieCorrelatie
Aantal kinderenn.s.Aantal uren werkn.s.
‘Extra-zorg’ kind-0,18*Aantal diensten-0.20*
Aantal uren werk partnern.s.Reistijdn.s.
Partner zorgtaken kinderenn.s.Werkdruk0.30*
Partner huishoudelijke takenn.s.Sfeer in praktijkn.s.
Partner emotionele steun0,40**Mate van leerzaamheidn.s.
Praktische steun familie-0,20*Begrip van opleider0.25*
Emotionele steun familien.s.Goedkeuring van opleidern.s.
Begrip sociaal netwerk0,31**
Huishoudelijke hulpn.s.
Huishoudelijke apparatuurn.s.
n.s.: niet significant *: p=0,05; **: p=0,01
De motivatie voor de huisartsopleiding bleek bij onze respondenten hoog (74% scoort >3 op een schaal van 1 tot 4). Motivatie bleek bij moederende huisartsen in opleiding niet gerelateerd aan welbevinden (r=0,12, p=0,34).

Samenhang tussen copingstrategieën en welbevinden

We vonden enkele significante relaties tussen de verschillende copingstrategieën en welbevinden en de subvariabelen van welbevinden ( tabel 2).

Tabel 2Correlatie tussen copingstrategieën en welbevinden
CopingstrategieTotaal welbevindenPositieve emotiesNegatieve emotiesLichamelijke klachten
Prioriteiten stellen-0,273**
Delegeren0,270**
Hollen en rennen- 0,296** 0,341**
Grenzen stellen-0,192*
Troostende gedachten-0,336*-0,260**
Pearson's r: * p
‘Prioriteiten stellen’ vertoonde een verband met de subschaal ‘negatieve emoties’: het stellen van prioriteiten leek minder negatieve emoties op te leveren. ‘Delegeren’ vertoonde een verband met de subschaal ‘positieve emoties’: hoe meer gedelegeerd werd, hoe hoger de scores op welbevinden. ‘Hollen en rennen’ vertoonde een verband met algemeen welbevinden en met de subschaal ‘negatieve emoties’: hoe vaker men deze strategie toepaste, hoe slechter het algemeen welbevinden was en hoe meer negatieve emoties men ervoer. Het ‘stellen van grenzen’ vertoonde een verband met de subschaal ‘lichamelijke klachten’: het stellen van grenzen leek minder lichamelijke klachten op te leveren. ‘Troostende gedachten’ vertoonde een verband met de subschaal ‘negatieve emoties’ en met de subschaal ‘positieve emoties’: troostende gedachten gaven minder negatieve gevoelens, maar ook minder positieve.

Discussie

Vrouwelijke huisartsen in opleiding blijken zich bij de combinatie van zorg en beroepsarbeid ‘wel te bevinden’; zij doen zowel positieve en uitdagende als negatieve en belastende ervaringen op. Het welbevinden van deze artsen blijkt samen te hangen met factoren uit de thuis- en werksituatie en copingstijlen, maar niet met de motivatie voor het beroep. De rol van de partner is belangrijk. De partner moet ook beschikbaar zijn voor zorgtaken en moet vooral emotionele ondersteuning bieden. De kinderopvang moet goed, liefst professioneel geregeld zijn en het blijkt prettig als niet te vaak een beroep gedaan hoeft te worden op de eigen familie. Verder blijkt in de werksituatie vooral het begrip van de huisartsopleider van belang, naast (verassend genoeg) een hoge werkdruk. Het lijkt erop dat deze moederende huisartsen in opleiding de uren waarin ze beroepsmatig bezig zijn, efficiënt en doelmatig willen besteden. Liever kort maar krachtig, dan lang en veel beschikbaar. Vrouwelijke haio's blijken verder het meest gebruik te maken van ‘troostende gedachten’, een emotiegerichte copingstijl, en ‘hollen en rennen’, een probleemgerichte copingstijl die nog het beste te typeren is met de uitdrukking trying to do it all. Onze resultaten wekken de suggestie dat jonge vrouwelijke artsen proberen zowel aan het ideaal van de goede dokter als aan dat van de goede moeder te voldoen. Wanneer men zich realiseert dat het hoge arbeidsethos, dat veel medische beroepen kenmerkt, ook is neergeslagen en verinnerlijkt in de beroepshouding van menig jonge dokter,19 dan is het wellicht minder verbazend dat veel artsen van hot naar her rennen, hoge eisen aan zichzelf stellen en weinig grenzen kunnen of durven stellen.

Huisartsen in opleiding hebben belang bij het leren van vaardigheden als prioriteiten stellen, delegeren en het stellen van grenzen aan de claims van een veeleisende omgeving. Er is enig bewijs dat vrouwen en mannen een seksespecifieke stijl hebben in ‘omgaan met gezag en prioriteiten en grenzen stellen’.161920 Hier ligt mogelijk een taak voor de beroepsopleidingen om haio's seksespecifiek te trainen in het omgaan met de uitdagingen van beroep en zorg. Daarnaast is het aan te bevelen dat opleidingsinstanties en SBOH de registratie van achtergrondgegevens van huisartsen in spe uitbreiden met de categorie ‘wel of niet vervullen van ouderrol’ en ‘aantal en leeftijd van kinderen’. Het zou interessant zijn het huidige onderzoek te herhalen en dan een vergelijking te maken tussen het welbevinden van haio's die moeder zijn, haio's die vader zijn en haio's die geen ouderrol vervullen. Het wordt voor beleidsmakers en opleidingsinstituten in het medische beroepsveld steeds belangrijker om rekening te houden met veranderde opvattingen onder artsen over hun werk en de combinatie hiervan met de zorg voor hun eigen sociale netwerk.

Literatuur

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen