Nieuws

Medicamenteus beleid bij mannen met mictieklachten

Gepubliceerd
11 maart 2013
In de herziene NHG-Standaard Mictieklachten bij mannen staan adviezen voor jongere (18 tot 50 jaar) en oudere mannen en zijn de medicamenteuze adviezen aangescherpt. Alfablokkers hebben de voorkeur, ondanks het beperkte effect van deze middelen ten opzichte van een placebobehandeling. Het gebruik van 5-alfa-reductaseremmers wordt nog steeds afgeraden wegens het beperkte klinische effect. Bij het voorschrijven van anticholinergica aan mannen ouder dan 65 jaar wordt terughoudendheid geadviseerd, vanwege het beperkte effect op klachten en het verhoogde risico op bijwerkingen in deze leeftijdsgroep.
Ter gelegenheid van de publicatie van de herziene standaard hebben we het medicamenteuze beleid van huisartsen bij mannen met mictieklachten geëvalueerd. Hiervoor hebben wij patiënten met frequente mictie, incontinentie en benigne prostaathypertrofie (BPH) geselecteerd uit de LINH-database. In deze patiëntengroep analyseerden we de prescriptie van alfablokkers, 5-alfa-reductaseremmers, anticholinergica en desmopressine. We maakten hierbij onderscheid tussen mannen van 18 jaar tot 50 jaar (nieuwe categorie in de herziene standaard) en mannen ouder dan 50 jaar (de doelgroep van de vorige standaard).

Bezoek aan de huisarts

In 2011 hadden 290 mannen in de leeftijd van 18 tot 50 jaar en 2246 oudere mannen een geregistreerde episode met mictieklachten (ICPC-codes U02, U04 of Y85), wat neerkomt op respectievelijk 4,4 en 45,5 episodes per 1000 patiënten. Bij meer dan de helft van deze patiënten werd de diagnose BPH geregistreerd.

Medicatie

Het type geneesmiddel bleek afhankelijk van leeftijd en diagnose [ tabel]. Alfablokkers zijn de meest voorgeschreven middelen bij BPH. Van de mannen ouder dan 50 jaar met BPH kreeg 51,8% een alfablokker en 18,5% een 5-alfa-reductaseremmer. Bij 7,9% werd een 5-alfa-reductaseremmers met een alfablokker gecombineerd. Anticholinergica werden vooral gebruikt bij urine-incontinentie. Van de mannen ouder dan 65 jaar met urine-incontinentie kreeg 19,5% een anticholinergicum. Huisartsen schreven nauwelijks desmopressine voor: slechts bij 0,3% van alle mannen met mictieklachten.
TabelMannen met een episode ‘mictieklachten’ in 2011; aantallen prescripties zijn weergegeven als percentages van het totaal aantal patiënten en uitgesplitst
18-50 jaar50 jaar en ouder
Geneesmiddel (ATC-code)/Diagnose (ICPC)Frequente mictie (U02)Urine-incontinentie (U04)BPH (Y85)Frequente mictie (U02)Urine-incontinentie (U04)BPH (Y85)
Aantal patiënten21542335493651332
Geen medicatie bij de huisarts76,757,154,651,529,028,9
Alfablokker (G04CA)6,52,436,625,56,851,8
5-alfa-reductaseremmer (G04CB)0,9004,23,018,5
Alfablokker met 5-alfa-reductaseremmer*0,5002,007,9
Anticholinergicum (G04BD)7,423,83,015,520,55,3
* subgroep van de 5-alfa-reductaseremmergroep.

Commentaar

De gepresenteerde cijfers moeten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. In onze analyse zijn alleen de recepten van huisartsen betrokken. Hierbij is een koppeling gemaakt tussen voorschriften en bestaande episodes. Wie de medicatie initieerde (huisarts of specialist) en wat de duur van de behandeling en klinische achtergrond van de patiënten waren, werd in onze analyse niet betrokken. Verwijzingen naar de specialist, medicatie van de specialist, onjuiste ICPC-coderingen en andere dan de genoemde geneesmiddelen zijn eveneens buiten beschouwing gelaten.
Toch denken wij dat deze cijfers in grote lijn overeenkomen met het beleid in de NHG-Standaard. Hoewel de NHG-Standaard hiervoor geen indicatie ziet, krijgt een op de vijf mannen met BPH toch een 5-alfa-reductaseremmer, van wie iets minder dan de helft in combinatie met een alfablokker. Het nut daarvan wordt ook betwijfeld, omdat combinatiebehandeling – zeker in het eerste jaar – niet effectiever is dan alfablokkerbehandeling alleen. Daarnaast werden relatief veel anticholinergica voorgeschreven aan mannen ouder dan 65 jaar met urine-incontinentie. De nieuwe NHG-Standaard adviseert hierbij terughoudendheid. Desmopressine werd slechts incidenteel voorgeschreven, hetgeen past bij het voorgestelde beleid in de herziene standaard.
De hier beschreven analyses zijn uitgevoerd met gegevens uit het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH). LINH maakt gebruik van gegevens uit de elektronische medisch dossiers van ongeveer 100 deelnemende huisartsen. De praktijken binnen dit netwerk zijn representatief voor Nederland wat betreft patiëntenpopulatie, huisartsen- en praktijkkenmerken en geografische spreiding. LINH verzamelt op continue basis gegevens over aandoeningen (ICPC-gecodeerde diagnose), aantallen contacten/ verrichtingen, geneesmiddelvoorschriften en verwijzingen (zie ook www.linh.nl).

Reacties

Er zijn nog geen reacties.