Praktijk

NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij kinderen en adolescenten

Gepubliceerd
25 juni 2009

Er zijn drie NHG-Standaarden over knieproblemen: op verschillende leeftijden en al dan niet voorafgegaan door een trauma. De NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij jongeren en adolescenten gaat in op standafwijkingen van de knie en een aantal zogenaamde ‘voorste knieklachten’, namelijk het patellofemorale pijnsyndroom, de jumpers knee en de ziekte van Osgood-Schlatter. Voor de huisarts is het van belang dat hij een onderscheid kan maken tussen een natuurlijk beloop en mogelijke afwijkingen. Bij standafwijkingen van de knie zijn de leeftijden van twee en zeven jaar de kantelpunten: van O via recht naar X en weer terug naar recht. De huisarts heeft in deze periode vooral een voorlichtende taak. Hij wordt daarin ondersteund door de NHG-Patiëntenbrief. Voor steunzolen is geen duidelijke indicatie te vinden en een injectie met corticosteroïden wordt in alle gevallen ontraden. Om het verloop van de ontwikkeling van de stand van de knieën van het kind na te gaan en voor een eenduidig beleid kan het zinvol zijn met de jeugdarts te overleggen.

Samenwerking bij jeugdigen

Kinderen staan in de periode 2008-2009 hoog op de agenda van het NHG. Zo is in 2009 met jeugdartsen een aantal LESA´s gestart over verschillende thema’s, bijvoorbeeld groei en ontwikkeling, heupdysplasie en herkenning van kindermishandeling. Standafwijkingen van de knie kunnen gerelateerd zijn aan rachitis, een ziekte die volgens de standaard in Nederland weinig voorkomt. Een tweedelijnsonderzoek in de regio Amersfoort heeft echter uitgewezen dat ernstige vitamine-D-deficiëntie voorkomt bij ruim de helft van de niet-westerse allochtone zwangeren en hun pasgeborenen, tegen ongeveer 6% van de autochtone bevolking.1 Deze bevolkingsgroepen verdienen dus extra aandacht. De huisarts kan zich scholen met het Onderwijsmateriaal in toetsgroepen dat onder meer ingaat op rachitis en standafwijkingen.2

‘Voorste knieklachten’

Bij de ‘voorste knieklachten’, het patellofemorale pijnsyndroom, de jumpers knee en de ziekte van Osgood-Schlatter kan de huisarts het beleid grotendeels in eigen beheer uitvoeren. Steunzolen hebben misschien in het begin, maar op langere termijn geen toegevoegde waarde; oefentherapie is te overwegen bij instructie over het terugvoeren van (sport)belasting; het gebruik van een patellabandje is mogelijk als gedoseerde rust of fysiotherapie onvoldoende effect heeft, ofschoon het effect gering is. Verwijzing naar een orthopedisch chirurg is zelden nodig. Ook een sportarts heeft een beperkte waarde, aangezien bij een eerstelijnsonderzoek bleek dat zowel de huisarts als de sportarts een correcte diagnose stelt en de uitkomsten van de behandeling dezelfde zijn. De sportarts informeert en activeert de patiënt wel meer dan de huisarts. Daar ligt dus een taak voor de huisarts. Hij wordt daarin ondersteund door een drietal patiëntenbrieven (via www.nhg.org/kenniscentrum/voorlichting). Behalve bestaand Onderwijsmateriaal voor toetsgroepen (standafwijkingen en samenwerking met de fysiotherapeut) verschijnt bij deze standaard eind 2009 ook een programma voor individuele nascholing (PIN).

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen