Praktijk

Orgaanspecialist

Gepubliceerd
10 juli 2003

De spreekkamer lijkt soms verdacht veel op het programma RTL Boulevard. Als huisarts hoor je namelijk nog wel eens wat. Kinderen die op het spreekuur over de relatie van hun ouders vertellen. De buurvrouw die verklapt dat haar buurman veel drinkt of er een buitenechtelijke relatie op na houdt. Echtscheidingsperikelen krijgt de huisarts in de regel vrij snel te horen, maar in eerste instantie zelden via een van de betrokken echtelieden. En wat er op school gebeurt, weet een huisarts soms eerder dan de ouders van het betreffende kind. Ook al is er behalve informant en huisarts niemand anders in de spreekkamer, toch komt dit soort nieuws bijna altijd fluisterend aan bod. Alsof de zegsman of -vrouw toch ergens het gevoel heeft een gedragsregel of conventie – al heet die slechts fatsoen – te schenden. Het overigens-wist-u-dat-syndroom oftewel achterklap-syndroom is een diagnose die, mijns inziens, thuishoort in de toptien van klachten die aan de huisarts worden gepresenteerd. Goed daarmee omgaan is een venijnig klusje. Qua gespreksvoering is het probleem makkelijk op te lossen. De huisarts reageert met: ‘Ik zal het in mijn achterhoofd houden’, al dan niet aangevuld met: ‘Het is goed dat u het mij vertelt.’ Maar als daarna de informant de spreekkamer verlaat, is daarmee de kous niet af. Want wat moet of kan de huisarts met deze informatie? Hoever reikt diens verantwoordelijkheid? Ik ervaar dat zelf regelmatig als een probleem. Omdat elke oplossing eigenlijk onbevredigend is. Zo zou ik mij actief – als een goede speurder – naar de plek van het aanstaande echtscheidingsdrama kunnen spoeden en op kordate toon kunnen vragen: ‘Hoe zit dat hier?’ Maar dan pleeg je als huisarts min of meer huisvredebreuk. Ongevraagde bemoeizucht wordt zelden beloond met waardering. Niets doen dan? Vaak zal het hierop neerkomen. Maar een onvoldaan gevoel blijft toch knagen. Stel namelijk dat je het echtpaar – ik hou mij voor het gemak maar bij het scheidingsdrama – al ruim tien jaar kent. Een huisarts is dan toch een soort huisvriend, al is dat een vriend op afstand. De meest praktische weg is helaas de middenweg. De informatie in het achterhoofd houden en zodra een van het stel zich meldt op het spreekuur met whatever klacht, gaan vissen naar achterliggende factoren. Ik denk dat ‘vertrouwelijke informanten’ de macht van de huisarts overschatten. Die macht is feitelijk beperkt, want gekoppeld aan verantwoordelijkheid. Als huisarts doe je je stinkende best om te zorgen voor het welzijn van je patiënten, waarbij je altijd respect voor hen toont. Maar tussen welzijn en respect blijft het soms schipperen. Je kunt iemand een paar keer wijzen op de gevaren van veel drinken of roken, maar daar moet je niet eindeloos mee doorgaan. Als mijn verantwoordelijkheid voor gedrag dat directe schade kan opleveren voor het betrokken individu beperkt is, dan geldt dat in nog sterkere mate voor mogelijke schade bij niet-direct betrokkenen. Volgens de klassieke opvattingen is de huisarts geen orgaanspecialist. Onzin. De huisarts is dé deskundige als het gaat om het orgaan dat zowel het meest onderschat als evolutionair het meest ontwikkeld is: de roddelkont. Iemantsverdriet

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen