Nieuws

Richtlijn Schizofrenie

Gepubliceerd
10 november 2005

Onder auspiciën van de landelijke stuurgroep multidisciplinaire richtlijnontwikkeling in de GGZ hebben vertegenwoordigers van alle betrokken beroepsverenigingen en van de samenwerkende cliënten/familieorganisaties samen deze richtlijn geformuleerd. Het CBO en het Trimbos-instituut verzorgden de methodologische ondersteuning en begeleiding. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, ervaringskennis en aansluitende meningsvorming door beroepsbeoefenaren en patiënten. De richtlijn wil een leidraad zijn voor diagnostiek en behandeling van volwassenen met schizofrenie en moet gezien worden als een ‘moederrichtlijn’, waarvan een vertaling kan plaatsvinden naar mono-disciplinaire richtlijnen. Daarbij ligt de nadruk op de inhoud van de aanpak en geeft men slechts in beperkte mate aan wie wat moet doen. De hoofdstukken Algemene aspecten, Diagnostiek, Zorgorganisaties, Psychosociale interventies, Maatschappelijke participatie, Farmacotherapie en Implementatie, zijn overzichtelijk ingedeeld in paragrafen, waardoor de beschikbare informatie snel te vinden is. De auteurs ronden de onderdelen steeds af met een conclusie op grond van de bewijskracht van de gevonden informatie en met aanbevelingen voor het te voeren beleid. Assertive Community Treatment blijkt vaker succesvol om in contact te blijven met mensen met schizofrenie dan andere manieren van zorg; het leidt tot een 40% reductie van ziekenhuisopnamen en 33% reductie van de opnameduur. Bij ACT is een multidisciplinair team 24 uur per dag verantwoordelijk voor alle zorg; het team heeft een kleine case load (10-15), een hoge contactfrequentie, levert de meeste zorg aan huis en legt de nadruk op zelfmanagement van de ziekte en praktische hulp. Deze zorg is vooral geïndiceerd bij de groep met een instabiel psychiatrisch toestandsbeeld en een matige betrokkenheid bij de zorgverlening, waardoor terugval, werkloosheid, dak- en thuisloosheid steeds dreigen op te treden. De klassieke community health teams – in Nederland bestaand uit een psychiater en een sociaal psychiatrische verpleegkundige – hebben een generalistische werkwijze zonder specifieke interventies. Ze blijken niet effectief te zijn. Bij de keuze tussen klassieke en atypische antipsychotica bieden subclassificatie van het ziektebeeld en de symptomatologie geen leidraad. Dat patiënten atypische antipsychotica beter lijken te verdragen, kan komen doordat dat men de atypische antipsychotica steeds met hooggedoseerde klassieke antipsychotica vergelijkt. Bij het maken van een keuze, ook voor orale of parenterale behandeling, moet men de mening van de patiënt betrekken. De richtlijn biedt de geïnteresseerde lezer een schat aan informatie, waarbij opvalt hoe weinig bewijs er is voor de effectiviteit van veel interventies als counseling, steunende psychotherapie, supported education, copingstrategieën en Liberman-modules. Schizofrenie heeft een hoge somatische comorbiditeit, de patiënt is minder goed toegerust om zijn belangen te behartigen, onttrekt zich nogal eens aan de gespecialiseerde zorg en valt dan terug op de huisarts. Al lezend krijgt men echter de indruk, dat de rol van de huisarts bij de zorg voor patiënten met schizofrenie zeer beperkt is. De auteurs benadrukken dat er een goede samenwerking moet zijn tussen het behandelteam en de huisarts, zonder daarbij echter specifiekere richtlijnen te geven. Kortom, de lezer krijgt inderdaad behoefte aan een monodisciplinaire richtlijn voor huisartsen. Aandachtspunten daarbij zouden moeten zijn: de registratie in het HIS, therapietrouw en medicatiebewaking, aandacht voor zelfzorg en zorg voor de somatische comorbiditeit, de invulling van periodieke contacten en de zorg voor de naasten van de patiënt.

J. Schuling

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen