NHG Forum

Symposium Academische Netwerkvorming

Gepubliceerd
10 november 2001

Samenvatting

Op 14 september vond de inauguratie plaats van Wim Stalman – voormalig voorzitter van het NHG – als hoogleraar huisartsgeneeskunde bij de VU te Amsterdam. Aan zijn oratie (zie de samenvatting op pag. 583) ging een symposium vooraf. Het thema daarvan sloot aan bij het aandachtsgebied van de nieuwe professor: diverse sprekers gingen in op academische netwerkvorming.

Netwerken en broedplaatsen

Stalman zelf verzorgt de opening van het symposium. Hij gaat daarbij in op de vorming van extramurale academische werkplaatsen en hun relatie tot de universiteiten en academische ziekenhuizen. Met name is de vraag interessant hoe academische netwerken kunnen fungeren als broedplaatsen voor het opzetten en implementeren van integrale verbeteringsprojecten en het experimenteren met nieuwe structuren. Wat de kansen daarbij zijn voor huisarts, specialist, universiteit en ziekenhuis en welke ontwikkelingen – nationaal en internationaal – gaande zijn: het komt allemaal op deze dag aan de orde.

Nooit meer naar school?

Dr. L.G.M. van Berkestijn gaat in op de beweging die het onderwijs de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. Belangrijk is de constatering dat geen enkel onderzoek heeft kunnen aantonen dat één bepaalde methode van onderwijs superieur zou zijn aan een andere. Of je lesmateriaal nu mondeling, schriftelijk, via video, training in kleine groepen, of combinaties van verschillende methoden aanbiedt, het maakt allemaal niet of nauwelijks uit bij de uiteindelijke studieresultaten. Onderzoek heeft echter een theoretisch model opgeleverd voor het optimaliseren van het beroepsleren, de zogenaamde ‘krachtige leeromgeving’. Heel kort samengevat komt dit neer op actief, ‘zelfgestuurd’ leren, met de praktijk als startpunt waarbij de theorie volgt. De huisarts die de stage begeleidt, krijgt dus een dominante plaats. Dan moeten wel in een continue dialoog met de vakgroep de onderwijsdoelen kunnen worden bijgesteld. Ofwel: de realiteit stuurt de theoriebehoefte en de periferie voedt het centrum. Het enige zwakke punt in deze lezing is misschien dat Van Berkestijn zijn eigen woorden logenstraft: door zijn aansprekende presentatie weet hij zijn publiek zeer geboeid te houden, zodat zijn boodschap nog lang beklijft. Mondeling onderwijs kán dus wel superieur zijn…!

Specialist in de vierde lijn

Vervolgens houdt prof.dr. T.J.F. Savelkoul een lezing over ‘Intra- en extramurale clinici: zorg voor teamwerk met kwaliteit’. Binnen de zorgketen is de huisarts steeds vaker de hoofdbehandelaar van terugverwezen chronische patiënten (de ‘vierde lijn’). Hierbij wordt samengewerkt met de betrokken medisch specialist, die veelal als consulent optreedt, en met andere hulpverleners. Zo ontstaan rond patiënten teams in wisselende samenstelling. Het is van belang om voortdurend aandacht te besteden aan de deskundigheidsbevordering van deze teams. Savelkoul pleit hiertoe voor ‘Academische huisartsenwerkplaatsen’ Binnen deze werkplaatsen kunnen zowel intra- als extramurale clinici-in-opleiding werkzaam zijn en ook vormen ze een plek waar praktische aspecten van onderzoek in de huisartsgeneeskunde aan de orde kunnen komen.

No man is an island entire of itself

Na de lunchpauze vertelt mw.dr. H.E. Smith over de ontwikkeling van huisartsgeneeskundige onderzoeksnetwerken in Engeland en Noord-Amerika. Hoewel geen netwerk hetzelfde is, hebben ze een gemeenschappelijk doel: de verbetering van de patiëntenzorg. En ook hebben ze uitdagingen gemeen: steeds wordt geprobeerd om wetenschappelijk onderzoek in de dagelijkse praktijk in te bedden. Smith geeft diverse voorbeelden van de voordelen die de netwerken bieden. Zij stelt dat ‘bottom-up’ geïnitieerde onderzoeken vaak te grote kwaliteitsverschillen vertonen. En ‘top-down’ onderzoek is vaak uitsluitend gericht op ‘academisch succes’. Netwerken bieden een goede wisselwerking, en de resultaten zijn vaak gunstig. Huisartsen in een netwerk voelen zich betrokken en verantwoordelijk, niet alleen voor een goed verloop van het onderzoek, maar ook voor de implementatie van de uiteindelijke resultaten. Zo maken onderzoeksnetwerken het vak leuk en motiveren ze tot continue kwaliteitsverbetering, aldus Smith.

De werkplaats in

Tot slot neemt prof.dr. J.A. Knottnerus het woord. Medisch-wetenschappelijk onderzoek kan slechts gedijen in wisselwerking met het professionele veld, en vice versa. Alleen dan kan een evidence-based healthcare tot stand komen waarbij de verzamelde evidence ook daadwerkelijk healthcare-based is. Dit vereist een netwerk van academische werkplaatsen rondom huisartsgeneeskundig wetenschappelijke centra. De imput vanuit de huisartspraktijk is daarbij onontbeerlijk: daar moeten de patiëntgebonden gegevens vandaan komen, daar bestaat de veldexpertise en daar worden onderzoeksvragen gegenereerd. De zich steeds verder ontwikkelende ICT biedt nieuwe vergezichten voor het extramurale en transmurale wetenschappelijk onderzoek en de academische werkplaatsen moeten daarbij een voorhoederol vervullen. Doorbraken in de biomedische wetenschappen moeten worden vertaald naar vernieuwing van de zorg en ook dit is een mogelijke taak voor de werkplaatsen. (AS)

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen