Nieuws

Verbetering mogelijk in de behandeling van kinderen met urineweginfecties

Gepubliceerd
10 december 2007

Een tijdige opsporing en behandeling van urineweginfecties bij (jonge) kinderen kan helpen om eventuele littekenvorming in de nieren te voorkomen. Op latere leeftijd kan littekenvorming leiden tot bijvoorbeeld hypertensie, problemen tijdens de zwangerschap of zelfs nierfalen. De richtlijnen uit de NHG-Standaard Urineweginfecties zijn duidelijk over het beleid in de huisartsenpraktijk wat betreft antibiotica, follow-up en verwijzen. Maar hoe handelt de Nederlandse huisarts bij kinderen met een urineweginfectie? En is verbetering mogelijk?

Aantal kinderen met een urineweginfectie en het beloop

In 2001 hadden gemiddeld 5 kinderen tussen de 0 en 6 jaar een urineweginfectie per huisartsenpraktijk met 2350 patiënten. Uit een belooponderzoek van 3 jaar onder 284 kinderen met een urineweginfectie gediagnosticeerd in 2001 bleek dat het overgrote deel van de infecties als cystitis werd geregistreerd (98%). Bij tweederde van deze kinderen bleef het bij één infectie. Eén op de 5 kinderen kreeg een tweede infectie en in 15% van de gevallen kwam het kind 3 tot 10 keer terug bij de huisarts met een infectie. Kinderen met pyelonefritis in 2001 (2%) hadden 1 of 2 infecties in totaal 3 jaar tijd.

Antibioticabeleid

Tweederde van de kinderen kreeg antibiotica voorgeschreven (zie figuur). Van hen kreeg 66% amoxicilline/clavulaanzuur, het antibioticum van eerste keus volgens de richtlijnen. Daarnaast ontving 13% van de kinderen een recept voor ceftibuten, ofloxacine of nitrofurantoïne en bijna eenvijfde van de kinderen kreeg amoxicilline. Deze antibiotica moeten volgens de richtlijnen in principe niet worden voorgeschreven bij kinderen met urineweginfecties.

Follow-up

Bij jonge kinderen is het vaak lastig om de symptomen van een urineweginfectie te herkennen. Bovendien kunnen de kinderen zelf ook moeilijk aangeven waar ze last van hebben. Om na te gaan of de infectie daadwerkelijk is genezen, is een tweede bezoek aan de praktijk, na afloop van de antibioticakuur, belangrijk. In slechts eenderde van de gevallen vond een follow-upconsult plaats (zie figuur). Indien er wel een follow-upcontact was, gebeurde dit bijna altijd binnen twee weken na het eerste contact.

Verwijzen

Volgens de richtlijnen moeten huisartsen bepaalde groepen kinderen naar de tweede lijn verwijzen om anatomische afwijkingen op te sporen die de oorzaak kunnen zijn van de (terugkerende) urineweginfectie. Het gaat om kinderen jonger dan één jaar oud, jongens tot en met twaalf jaar oud, meisjes van één tot vier jaar oud met één herhaalde infectie en meisjes van vijf tot twaalf jaar oud met twee herhaalde infecties. In totaal verwezen huisartsen een klein gedeelte van alle kinderen naar de tweede lijn (14%), voornamelijk naar een kinderarts. Het percentage juist verwezen kinderen uit de genoemde groepen is laag: gemiddeld minder dan eenderde van de kinderen (zie figuur).

Conclusie

Urineweginfecties bij kinderen zijn een veelvoorkomend probleem. De gepresenteerde cijfers laten zien dat er ruimte is om de behandeling van kinderen met een urineweginfectie in de huisartsenpraktijk te verbeteren. Bij het antibioticabeleid valt er zeker nog winst te behalen, en dan in het bijzonder bij het voorschrijven van eerstekeusmiddelen. Het is moeilijk om het beloop van de urineweginfectie te controleren door de jonge leeftijd van de kinderen, maar door een vervolgcontact in te plannen kan ook dit worden verbeterd. Huisartsen verwijzen specifieke groepen kinderen ter voorkoming van problemen op latere leeftijd te weinig door naar de tweede lijn.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen