Wetenschap

Vijftig jaar bovensteluchtweginfecties vóór en dóór huisartsen

Samenvatting

Venekamp RP, De Melker RA, Kuyvenhoven MM, Damoiseaux RAMJ. Vijftig jaar bovensteluchtweginfecties vóór en dóór huisartsen. Huisarts Wet 2008;51(5):247-50. Inleiding In een eerder artikel hebben we laten zien dat Huisarts &Wetenschap (H&W) de afgelopen vijftig jaar regelmatig aandacht heeft besteed aan bovensteluchtweginfecties. Voor dit vervolgartikel onderzochten we uit welke beroepsgroep de eerste auteur van H&W-artikelen op dit gebied afkomstig is. Vervolgens gingen we na welke soorten onderzoeksvragen in artikelen over huisartsgeneeskundige dissertaties aan bod zijn gekomen. Methode We doorzochten alle jaargangen van H&W en selecteerden artikelen over bovensteluchtweginfecties. Vervolgens achterhaalden we de discipline van de eerste auteur aan de hand van de publicaties zelf en door navraag te doen bij H&W en de betrokken auteurs. We vonden twaalf huisartsgeneeskundige dissertaties over bovensteluchtweginfecties waarover artikelen in H&W zijn verschenen. De onderzoeksvragen van die dissertaties verdeelden we over zes categorieën: ‘incidentie/prevalentie’, ‘etiologie’, ‘diagnostiek’, ‘interventie’, ‘prognostiek’ en ‘overig’. Vervolgens gingen we na in hoeverre deze soorten onderzoeksvragen in H&W aan bod kwamen. Resultaten Huisartsen vormden – met zeven op de tien artikelen – veruit de grootste groep eerste auteurs, gevolgd door co-assistenten en (huis)artsen in opleiding (aios). De meeste onderzoeksvragen uit de betrokken dissertaties kwamen vooral in de beginjaren en in het laatste decennium in H&W aan bod. Conclusie De opmars van publicaties door co-assistenten en aios is mogelijk het gevolg van de vernieuwing van de geneeskundeopleidingen, die aandacht besteden aan het uitvoeren van onderzoek. Verder lijkt het redactiebeleid van H&W bij te dragen aan de verspreiding van nieuwe inzichten dankzij een actief publicatiebeleid ten aanzien van beschouwingen en dubbelpublicaties van huisartsgeneeskundige dissertaties.

Wat is bekend?

  • Huisarts en Wetenschap is vijftig jaar geleden opgericht met als doel om wetenschappelijke kennis over te dragen die afkomstig is uit de huisartsenpraktijk.
  • Aanvankelijk baseerde de huisarts zijn kennis op de klinische geneeskunde en het ziektepatroon bij ziekenhuispopulaties.
  • De afgelopen vijftig jaar heeft Huisarts en Wetenschap aan veel facetten van bovensteluchtweginfecties aandacht besteed.

Wat is nieuw?

  • Huisartsen zijn in Huisarts en Wetenschap ruimschoots vertegenwoordigd als eerste auteur van artikelen over bovensteluchtweginfecties, gevolgd door co-assistenten en (huis)artsen in opleiding.
  • De resultaten van onderzoeksvragen van huisartsgeneeskundige dissertaties zijn in de beginjaren en het laatste decennium in ruime mate in Huisarts en Wetenschap aan bod gekomen.

Inleiding

Huisarts en Wetenschap (H&W) is in 1957 opgericht met het doel wetenschappelijke kennis afkomstig uit de huisartsenpraktijk over te dragen. Medische opleidingen lieten zich tot die tijd weinig door de aandoeningen in de algemene huisartsenpraktijk inspireren.1 Daardoor baseerde de huisarts zijn kennis aanvankelijk op de klinische geneeskunde en het ziektepatroon bij ziekenhuispopulaties. De grondleggers van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) wilden een ‘huisartsenwetenschap’ ontwikkelen waarbij de nadruk op epidemiologisch en interventieonderzoek lag. De specifieke kennis van het ziektepatroon in de huisartsenpraktijk was immers essentieel voor het correct inschatten van ziektekansen. De vergaarde kennis kon daarnaast worden geïmplementeerd in het onderwijs, nascholing en later de huisartsopleiding. Tot de oprichting van het NHG waren deze terreinen vrijwel volledig in handen van clinici. Doordat aan de jaaronderzoeken een groot aantal huisartsen meewerkte en dankzij de bijdrage van huisartsen in de Commissie Wetenschappelijk Onderzoek (CWO) ontstond er een groep huisartsen met huisartsgeneeskundige deskundigheid. Gaandeweg deden ook nieuwe disciplines – zoals gedragswetenschappen en epidemiologie, hun intrede in het werkgebied van de huisartsgeneeskunde.2 Zoals wij in een eerder artikel hebben laten zien, besteedde H&W de afgelopen vijftig jaar aandacht aan allerlei facetten van bovensteluchtweginfecties.3 Van het totale aantal publicaties dat in deze periode verscheen betreft 3 tot 4% bovensteluchtweginfecties (185 artikelen).4 Daarnaast verschenen er in de afgelopen 5 decennia 19 huisartsgeneeskundige dissertaties op het gebied van bovensteluchtweginfecties. Hiervan kwamen er 12 in meer of mindere mate in H&W aan de orde.3 In dit artikel vervolgen we ons onderzoek naar publicaties over bovensteluchtweginfecties. We gaan na uit welke beroepsgroep de eerste auteur afkomstig is: is deze huisarts, medisch specialist of beoefent deze een andere discipline? Bovendien bekijken we in hoeverre de soorten onderzoeksvragen die in de 12 dissertaties werden gesteld, in H&W aan bod zijn gekomen.

Methode

Een student-assistent screende de vijftig jaargangen van H&W aan de hand van ruime zoektermen op het gebied van bovensteluchtweginfecties en daaraan gerelateerde klachten.3 Artikelen over otitis media met effusie, allergische en vasomotorische rhinitis, influenza, astma, COPD en andere lageluchtweginfecties werden uitgesloten. Vervolgens maakten we een definitieve selectie. De discipline van de eerste auteurs achterhaalden we aan de hand van de artikelen zelf, en van informatie van de redactie van H&W en de desbetreffende auteurs. Daarnaast verzamelden we, mede met behulp van de dissertatie van collega Bremer,5 alle huisartsgeneeskundige dissertaties op dit gebied. Vervolgens verzochten we alle (emeritus-) hoogleraren huisartsgeneeskunde de selectie te completeren. Huisartsgeneeskundig onderzoek definieerden we als onderzoek dat is uitgevoerd in de huisartspopulatie. Binnen deze definitie vallen dus ook dissertaties van niet-(huis)artsen. Vervolgens maakten we – op basis van de twaalf in H&W besproken dissertaties – een inventaris van het soort onderzoeksvragen over bovensteluchtweginfecties. We maakten daarbij onderscheid tussen zes onderzoekscategorieën: ‘incidentie/prevalentie’, ‘etiologie’, ‘diagnostiek’, ‘interventie’, ‘prognostiek’ en ‘overig’. We gingen na in hoeverre deze soorten onderzoeksvragen in H&W aan de orde zijn gekomen. Om anachronismen te vermijden hebben we daarbij rekening gehouden met de toenmalige criteria voor wetenschappelijk onderzoek.

Resultaten

Huisartsen vormen met zeven op de tien artikelen veruit de grootste groep eerste auteurs, gevolgd door co-assistenten en (huis)artsen in opleiding (zie tabel 1). Medisch specialisten komen met gedrags-/gammawetenschappers op een gedeelde derde plaats. Epidemiologen fungeren nauwelijks als eerste auteur. Het aandeel van huisartsen vertoont, na een geleidelijke toename in de eerste drie decennia, vanaf het vierde decennium een dalende lijn. Co-assistenten en (huis)artsen in opleiding (aios) zijn steeds vaker eerste auteur, terwijl medisch specialisten dat juist minder zijn. De inbreng van gedrags-/gammawetenschappers en epidemiologen is vooral vanaf 1988 evident. Meer dan driekwart van de door co-assistenten en aios gepubliceerde artikelen betreft een onderzoek. De gedrags-/gammawetenschappers en epidemiologen publiceren uitsluitend onderzoeksartikelen. Tussen 1957 en 2007 verschijnen er zoals gezegd twaalf dissertaties over bovensteluchtweginfecties waarvan de resultaten in H&W terug te vinden zijn: twee in de periode 1957-1967,67 vier in de periode 1988-19978910111213 en zes in het laatste decennium1214151617181920 (zie tabel 2). Tussen 1968 en 1987 zijn er geen dissertaties over bovensteluchtweginfecties verschenen. Uit het eerste decennium verschijnt in H&W van beide dissertaties een samenvatting, die alle besproken onderzoeksvragen met betrekking tot tonsillitis en otitis media acuta omvat.67 In de jaren 1988 tot en met 1999 komen de verschillende onderzoeksvragen in H&W nauwelijks aan bod – op de vraagstelling omtrent de streptest (‘diagnostiek’) van Dagnelie1112 en de GABHS-vraagstelling (‘etiologie’) van Zwart12 na. Zo besteedt H&W geen aandacht aan de vraagstellingen naar de effectiviteit van interventies bij tonsillitis en de prognostische vragen, terwijl antwoorden op de overige vragen slechts zijdelings of gedeeltelijk in H&W verschijnen: ‘diagnostiek’10, ‘etiologie’12 en ‘incidentie/prevalentie’13. Vanaf 2000 komen alle soorten interventievraagstellingen in H&W aan bod. Het betreft de effectiviteit van antibiotica bij kinderen tussen 6 en 24 maanden met otitis media acuta14, de effectiviteit van tonsillectomie bij kinderen met recidiverende tonsillitiden18 en de resultaten van een interventieonderzoek gericht op het reduceren van antibioticaprescriptie bij acute (bovenste)luchtwegklachten20.

Tabel1Het aantal artikelen over bovensteluchtweginfecties in Huisarts en Wetenschap (1957-2007), onderscheiden naar discipline van de
Jaar
(jaargang)
HuisartsMedisch specialistCo-assistent/
(h)aio
Gedrags-/gammawetenschapperEpidemioloogOverig*Totaal
1957-1967
(1-10)
15621
1968-1977
(11-20)
1331118
1978-1987
(21-30)
34211442
1988-1997
(31-40)
3776252
1998-2007
(41-50)
331942352
Totaal13212171239185
* Overig: niet in te delen (anoniem, wetenschappelijk medewerker, historicus)

Tabel2Overzicht van het soort onderzoeksvragen uit de twaalf dissertaties (naam promovendus) waarover in H&W is gepubliceerd
Promovendus (jaar)Incidentie/
prevalentie
EtiologieDiagnostiekInterventiePrognostiekOverig*
1957-1967Roelink H (1965)xxxx
Bots AW (1965)xxxxxxxx
1968-1977
1978-1987
1988-1997Beek MML,
Rutten GEHM (1989)
x
Van Duijn NP (1991) x----
Dagnelie CF (1994) xxx--
Bruijnzeels MA (1997) x--
1998-2007Zwart S (1999)xx----
Damoiseaux RAMJ (2000)xxxx
Otters JBM (2004) xxx
Welschen I (2004)xx
Van Staaij BK,
Van den Akker EH (2004)
xx --
Van Duijn HJ (2004)xxxx
xx: Soort onderzoeksvraag; wel aan bod gekomen in artikel in H&W x: Soort onderzoeksvraag; zijdelings/gedeeltelijk aan bod gekomen in H&W --: Soort onderzoeksvraag; niet aan bod gekomen in artikel in H&W * Overig: de relatie tussen ziektegevoel en -gedrag van de patiënt en manier waarop de huisarts de diagnostische beslissing neemt (Van Duijn NP), de reactie van ouders op gezondheidsproblemen (Bruijnzeels), het antibioticabeleid bij kinderen met bovensteluchtweginfecties en verwijzen van kinderen naar specialist (Otters), exploreren van opvattingen van patiënten en huisartsen over luchtwegklachten en antibiotica(beleid) bij volwassenen met bovensteluchtweginfecties (Van Duijn HJ)

Beschouwing

Omdat H&W het wetenschappelijke tijdschrift is van het NHG, ligt het voor de hand dat huisartsen ruimschoots vertegenwoordigd zijn als eerste auteur. De relatief sterke inbreng van medisch specialisten in de eerste decennia past in het beeld dat de voor de huisarts noodzakelijke kennis in de beginjaren van H&W nog grotendeels aan de specialistische geneeskunde moet worden ontleend. Gedrags-/gammawetenschappers zijn, ondanks hun ruime inbreng in het huisartsgeneeskundig onderzoek, slechts zelden eerste auteur. Opmerkelijk is de opmars van publicaties door co-assistenten en aios. Die is mogelijk te verklaren door de vernieuwing van de geneeskundeopleidingen, waarin evidence based-medicine een belangrijke plaats krijgt en co-assistenten, dan wel aios, gestimuleerd worden onderzoek te doen. Zowel in de beginjaren als tijdens het laatste decennium komen de meeste onderzoeksvragen van de twaalf dissertaties terug in H&W – vooral die met betrekking tot ‘incidentie/prevalentie’, ‘etiologie’, ‘interventie’ en in mindere mate ‘prognostiek’. De publicaties over de resultaten van de dissertaties uit de beginjaren van H&W hangen samen met de grote inzet van huisartsen in de CWO en vooral met de steun die de betreffende onderzoekers67 van het NHG krijgen. Dat er in het tweede en derde decennium geen dissertaties over bovensteluchtweginfecties verschijnen, heeft te maken met de crisis die eind jaren zeventig en begin jaren tachtig rond het onderzoek in de huisartsenpraktijk heerst. In die tijd discussieert men veel – onder andere over de kenmerken van de huisartsgeneeskunde –, wat ten koste gaat van het aantal onderzoeken. Paradoxaal genoeg heeft de oprichting van de universitaire huisartseninstituten niet geleid tot meer, maar tot minder onderzoek, omdat veel tijd nodig is om het onderwijs en de opleiding te ontwikkelen.4 Bremer constateert dat het aantal promoties in de periode tussen 1971 en 1995 vergeleken met dat in het interbellum niet is gestegen, ondanks het toegenomen aantal huisartsen.5 In deze periode wordt het onderzoek wel professioneler, maar ook minder divergent, en richt het zich meer op het werk van de huisarts dan op de patiënt. De opleving komt in de jaren negentig tot stand, onder invloed van de NWO-onderzoekersopleiding5. Dit illustreren onze gegevens ook. In de periode van 1988 tot en met 1999 komen de verschillende soorten onderzoeksvragen van de desbetreffende dissertaties vrijwel niet in H&W aan de orde. Onder druk van de universiteiten en de NWO neemt in deze periode de druk van het internationaal (Engelstalig) publiceren toe. Hierdoor is er in H&W niet of nauwelijks aandacht voor onder andere de prognostiek en behandeling bij tonsillitis2122. Deze onderzoeken vormen echter wel een belangrijke basis voor de – onlangs herziene – NHG-Standaard Acute keelpijn.23 In het laatste decennium vinden we de verschillende onderzoeksvragen van de dissertaties in belangrijke mate terug in H&W. Dit heeft vooral te maken met het beleid van de redacties. Sinds 2000 benadert de redactie van H&W actief promovendi voor een beschouwing of een dubbelpublicatie.

Literatuur

  • 1.Van Es JC. Een halve eeuw huisartsgeneeskunde: van ambacht tot professie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2006.
  • 2.Touw-Otten FWMM. Wetenschapsbeoefening en huisartsgeneeskunde: een analyse van dissertaties en enkele wegen tot structurering van huisartsgeneeskunde als discipline [Proefschrift]. Universiteit Utrecht, 1981.
  • 3.De Melker RA, Kuyvenhoven MM, Venekamp RP, Damoiseaux RAMJ. Vijftig jaar bovensteluchtweginfecties in Huisarts en Wetenschap. Huisarts Wet 2007;50:478-87.
  • 4.Meijman FJ. Kleinschalig wetenschappelijk onderzoek in de huisartspraktijk [Proefschrift]. Universiteit Utrecht, 1993.
  • 5.Bremer GJ. Hora est: proefschriften van huisartsen 1900-1995 [Proefschrift]. Erasmus Universiteit Rotterdam, 2000.
  • 6.Bots AW. Problemen rond de preventie van acuut reuma en acute glomerulonephritis. Huisarts Wet 1964;7:196-203.
  • 7.Roelink H. Otitis media acuta in de Veluwe-zoom. Huisarts Wet 1964;7:113-7.
  • 8.Rutten GEHM, Van Eijk JTM, Beek MML, Van der Velden HGM. Hoesten bij de huisarts: naar een rationeel beleid. Huisarts Wet 1988;31:293-9.
  • 9.Beek MML, Van Eijk JTM, Rutten GEHM. Hoesten: naar de dokter of niet? Een patiëntfolder over hoesten. Huisarts Wet 1988;31:299-300.
  • 10.Van Duijn NP. Diafanoscopie van de sinus maxillaris. Huisarts Wet 1987;30:268-71.
  • 11.Dagnelie CF, De Melker RA, Touw-Otten F. Wat heeft een streptest huisartsen te bieden? Toepassing van de streptest tijdens de testfase van het keelpijnprotocol. Huisarts Wet 1989;32:407-11.
  • 12.Zwart S, Dagnelie C. Keelpijn. Huisarts Wet 2002;45:739-43.
  • 13.Bohnen AM, Bruijnzeels MA, Van der Velden J, Van der Wouden JC. Otitis media acuta: incidentie en beleid. Gegevens uit de Nationale Studie. Huisarts Wet 1992;35:134-6.
  • 14.Damoiseaux RAMJ. Otitis media acuta bij kinderen onder de twee jaar. Huisarts Wet 2001;44:297-300.
  • 15.Otters H, Van der Wouden JC, Schellevis FG, Van Suijlekom-Smit LWA, Koes BW. Verwijzing van kinderen naar de specialist: een vergelijking tussen 1987 en 2001. Huisarts Wet 2006;49:348-53.
  • 16.Otters H, Jabaaij L. Antibiotica voor kinderen: verschillen tussen 1987 en 2001. Huisarts Wet 2004;47:65.
  • 17.Diepenhorst HIJ, Otters HBM, Van Suijlekom-Smit LWA, Schellevis FG, Van der Wouden JC. Tonsillitis acuta bij kinderen in de huisartsenpraktijk: verandering van incidentie en beleid? Huisarts Wet 2003;47:399-404.
  • 18.Van Staaij BK, Van den Akker EH, Hordijk GJ, Hoes AW, Schilder AGM. Adenotonsillectomie bij kinderen: arts en ouder op één lijn? Huisarts Wet 2005;48:571-6.
  • 19.Van Duijn HJ, Kuyvenhoven MM, Schellevis FG, Verheij ThM. Groen slijm, witte stippen en antibiotica. Opvattingen van patiënten en huisartsen en het beleid bij luchtweginfecties. Huisarts Wet 2007;50:150-5.
  • 20.Welschen I, Kuyvenhoven MM, Hoes AW, Verheij ThJM. Minder recepten na een nascholingsprogramma over het voorschrijven van antibiotica voor acute luchtwegklachten: een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek. Huisarts Wet 2005;48:154-7.
  • 21.Dagnelie CF. Sore throat in general practice. A diagnostic and therapeutic study. Proefschrift. Universiteit Utrecht, 1994.
  • 22.Zwart S. Sore throat, streptococci and penicillin [Proefschrift]. Universiteit Utrecht, 1999.
  • 23.Zwart S, Dagnelie CF, Van Staaij BK, Balder FA, Boukes FS, Starreveld JS. NHG-Standaard acute keelpijn. Huisarts Wet 2007;50:59-68.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen