Nieuws

‘We zijn de oudste commissie van het NHG’

Gepubliceerd
24 juli 2009

Samenvatting

Wim Verstappen is huisarts in Eersel en medisch manager van de huisartsenposten Eindhoven en Den Bosch. Bovendien is hij voorzitter van de NHG-Commissie Wetenschappelijk Onderzoek, die in september jubileert: de 500ste vergadering van de Commissie wordt dan ‘gevierd’ met een symposium en een feestelijk diner. In een interview vertelt Verstappen over de geschiedenis van het CWO en wat de commissie zoal doet.

De beginperiode

Verstappen weet zeker dat het echt de 500ste vergadering is. ‘Als er eens een enkele keer een vergadering werd verschoven, dan zorgden we ervoor dat de nummering ook doorschoof.’ Met een vergaderfrequentie van circa tienmaal per jaar, is het een makkelijk rekensommetje dat de CWO nu dus vijftig jaar bestaat. ‘Er gaan wel geruchten rond dat de CWO eerder bestond dan het NHG, en dus aan de wieg heeft gestaan van de wetenschappelijke vereniging, maar we hebben dat niet in de stukken kunnen terugvinden. De notulen van de eerste vergaderingen zijn helaas verloren gegaan. Wij gaan er dan ook van uit dat het “gewoon alleen maar” de oudste commissie is die binnen het NHG is opgericht.’ Er mogen dan geen stukken meer bestaan uit die begintijd, sappige verhalen doen daarover nog wel de ronde. ‘Het was aanvankelijk een erg gesloten groep, en voor je lid mocht worden was er een zeer strenge ballotage. Er wordt verteld dat mensen soms een hele ochtend zaten te zweten op de lastige vragen die ze kregen voorgelegd en dan alsnog te horen kregen dat ze waren afgewezen. Of ze kregen het advies om eerst nog een poosje wat anders te gaan doen en het daarna nog eens opnieuw te proberen. Ook moeten de vergaderingen heel bijzonder geweest zijn: sommige leden gaven zich dan vrijelijk over aan hun hobby’s. Er schijnen bijvoorbeeld een paar goochelaars te zijn geweest die hun kunsten vertoonden tijdens de vergaderingen. Over die periode wordt met veel weemoed en plezier teruggerapporteerd. Maar verder is het eigenlijk een heel serieuze club.’

Goeie ouwe tijd

Uit de archieven zijn stukken opgedoken die aantonen dat de CWO-leden echt de pioniers zijn geweest van de wetenschappelijke onderbouwing van het vak. ‘Er waren toen vele mensen die een stempel drukten op de vormgeving van de huisartsgeneeskunde en die hebben allemaal in de CWO gezeten. Daartussen zitten “grote namen” als Huygen, Hogerzeil, Van Es en Buma.’ In die tijd, toen er nog geen universitaire huisartsenopleiding was en dus ook geen vakgroepen huisartsgeneeskunde, vormde de CWO de “thuisbasis” voor onderzoekers. ‘Huisartsen begonnen toen hun wetenschappelijke carrière in de CWO en vielen binnen de commissie op elkaar terug met hun vragen of problemen. Sommige onderzoekstrajecten zijn zelfs geheel binnen de CWO afgerond. En bij diverse onderzoeken kwamen alle geïncludeerde patiënten uit de praktijkpopulaties van de commissieleden. Nog helemaal niet zo lang geleden gebeurde dat nog met het onderzoek van Peter Lucassen over huilbaby’s: die kwamen ook voor een belangrijk deel uit de praktijken van de CWO-leden.’ Na de oprichting van de huisartsenopleidingen veranderde het karakter van de CWO. ‘Promovendi doen nu veel meer binnen hun eigen afdelingen huisartsgeneeskunde. Bovendien is het nu ook niet meer mogelijk om een promotieonderzoek te doen naast een volledige praktijk.’ Maar steun en begeleiding bij onderzoek is de commissie altijd blijven geven. Ter voorbereiding op het symposium zijn de archieven weer eens danig doorgespit en daarbij is veel interessant onderzoek teruggevonden. ‘Bijvoorbeeld over de waarneemgroepen. Wat daarover dertig jaar geleden is geschreven, is nu nog heel leerzaam voor huisartsenposten!’

Leden van ‘de club’

‘We hebben altijd zo tussen de twaalf en zeventien leden’, vertelt Verstappen. ‘Daarnaast zijn er drie adviseurs die op afroep komen als we hun specifieke expertise op epidemiologisch, methodologisch of statistisch gebied nodig hebben.’ De doorlooptijd van de leden is gemiddeld vijf jaar. ‘Soms klikt het niet, en dan vertrekken mensen sneller, maar sommige leden blijven juist heel erg lang. Ikzelf zit er bijvoorbeeld al meer dan vijftien jaar in. Maar we werven wel steeds nieuwe leden. Het is belangrijk dat de commissie zich blijft verjongen en dat het elan niet gaat versloffen, dus hebben we contact gelegd met de Werkgroep Wetenschap van de LOVAH. We willen graag met hen samenwerken, mits beide partijen daar echt iets aan hebben. En we willen die jonge huisartsen met wetenschappelijke interesse ook een prominente rol geven tijdens ons symposium. Er is inmiddels beslist geen ballotage meer, integendeel. De club is nu heel open: kom maar langs!’ Verstappen vindt de CWO een zeer stimulerend gezelschap. ‘De leden zijn stuk voor stuk heel enthousiast over het vak en hebben veel liefde voor de patiënten én voor de wetenschap. Bij ons ontbreekt volledig het “zurige” wat je bij sommige huisartsen ziet. CWO-leden kunnen heel mooi over het vak praten en daar ook diepgang aan geven. Maar ook zijn we eigengereid en zelfs wat anarchistisch. We opereren geheel los van het NHG, en hoewel die relatie heel goed is, zijn we soms toch ook echt boos. Bijvoorbeeld als we vinden dat iets niet voldoende wetenschappelijk is onderbouwd.’

CWO-steun bij onderzoek

De CWO kent een ‘Adviesregeling’ voor mensen die hulp nodig hebben bij het opzetten van hun onderzoek of die gaandeweg op problemen stuiten. ‘We adviseren vooral vaak bij het formuleren van de onderzoeksvraag, het uitwerken van een onderzoeksplan en het bepalen bij welke universiteit een promotieonderzoek het best kan worden gedaan. Maar de afdelingen huisartsgeneeskunde verwijzen ook vaak naar ons door: “Dat kun je beter even aan de CWO voorleggen.” Langzaam is de CWO uitgegroeid tot de plek waar je terecht kunt met de dingen waarvoor je op een afdeling huisartsgeneeskunde geen oplossing kunt vinden of die je daar niet goed kunt doorspreken.’ Volgens Verstappen is de afstand tot de praktijk bij de CWO kleiner dan bij de afdelingen huisartsengeneeskunde. ‘Wij praktiseren allemaal zelf en staan met beide benen in de praktijk.’ Heeft Verstappen tijdens zijn eigen promotieonderzoek ook steun gevraagd aan de CWO? ‘Niet bij het formuleren van de onderzoeksvraag of het maken van het onderzoeksplan, maar ik heb wel mijn artikelen ingebracht ter bespreking. Bovendien kun je bij de CWO je promotie “oefenen”; ze leggen je dan kritische vragen voor over je onderzoek. Ik heb dat destijds ook gedaan en kreeg van de leden te horen dat ik het bij hen veel beter deed dan in Maastricht…’

Kritisch lezen in het weekend

Een andere vaste activiteit is het CWO-weekend, dat al vanaf het midden van de jaren tachtig jaarlijks wordt gehouden. ‘We diepen dan een thema uit dat niet alleen interessant is voor CWO-leden, maar ook voor huisartsen met wetenschappelijke interesse. Enkele thema’s uit het recente verleden zijn bijvoorbeeld geweest: onderzoekdesigns, de meta-analyse, hoe schrijf je een vraagstelling, hoe pas je statistiek toe. Volgend jaar gaan we het wellicht hebben over het lezen van tabellen.’ Een vast onderdeel van het CWO-weekend is een workshop over “kritisch lezen”. De commissie heeft daar bovendien een boekje over uitgegeven dat luistert naar dezelfde titel. Tot dusver was dat slechts een dun boekje, maar dat verandert binnenkort. Tijdens het jubileumsymposium wordt een geheel nieuwe versie van het boek gepresenteerd, dat verschillende methoden voor het “kritisch lezen” van verschillende soorten artikelen zal bevatten en dan ook meer dan honderdtwintig pagina’s telt. ‘Het boek zal meteen gebruikt gaan worden door alle vakgroepen; die hebben namelijk bij de totstandkoming kritisch meegekeken. En verder hopen we natuurlijk dat huisartsen met wetenschappelijke belangstelling het boek zullen kopen; we hebben het NHG gevraagd de verkoop ervan te promoten.’

Feestelijk symposium

De CWO “viert” haar jubileum met een feestelijk symposium over de rol van de perifere huisarts in het wetenschappelijk onderzoek. ‘Er is opeens een heel andere sfeer ontstaan: we zijn in de archieven gedoken, nodigen mensen uit en vissen in de vijver van de oude garde. De mensen die we benaderen willen meteen komen!’ Tijdens het jubileumsymposium staat natuurlijk weer een workshop op het programma over kritisch lezen, gebaseerd op het nieuwe boek. Maar wat zal er die dag nog meer de revue passeren? ‘Er zijn natuurlijk diverse lezingen. Chris van Weel zal belichten hoe het er in het buitenland aan toegaat rond wetenschappelijk onderzoek, en Arno Hoes vertelt over zijn ervaringen als CWO-adviseur. Leo van Bergen gaat in op de geschiedenis van de commissie, gebaseerd op de CWO-archieven. Er zullen twee parallelsessies met workshops zijn waarbij de deelnemers zelf heel actief aan de slag gaan. Bijvoorbeeld over “statistiek leren in drie kwartier”, over valkuilen bij onderzoek in de eerste lijn en over de invloed van verricht wetenschappelijk onderzoek op de praktijk. Tijdens consultatiesessies kunnen aiotho’s vragen voorleggen aan hoogleraren. En Joost Zaat houdt een afsluitende lezing over de plaats van de gewone arts in het wetenschappelijk onderzoek.’ Het symposium wordt afgesloten met een feestelijk diner, waarbij ook voordrachten worden gehouden die ingaan op de jubilerende commissie. ‘We denken dat er ook dan weer mensen gaan goochelen, net als vroeger. Of dat ze de sappige verhalen over de begintijd zullen vertellen.’

Plannen voor de toekomst

‘Zoals gezegd, zoeken we aansluiting bij jonge huisartsen, liefst met een aiotho-traject. Sommige oudgedienden gaan stoppen, dus we zoeken nadrukkelijk naar nieuwe leden. Verder gaan we door met de Adviesregeling, want die loopt heel goed; er zijn diverse nieuwe onderzoeken ingebracht. En er komen – naast het boek – nog enkele nieuwe producten over kritisch lezen. Behalve via het NHG willen we het boek ook promoten binnen regionale werkgroepen en natuurlijk de afdelingen huisartsgeneeskunde. En we gaan volgend jaar weer door met de CWO-weekends.’

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen