Wetenschap

Zorg aan borstkankerpatiënten tijdens de behandeling

Samenvatting

Roorda C, De Bock GH, Van der Veen WJ, Lindeman A, Jansen L, Van der Meer K. Zorg aan borstkankerpatiënten tijdens de behandeling. Huisarts Wet 2011;54(11):598-601.
Achtergrond Huisartsen kunnen een belangrijke rol spelen in de gecoördineerde oncologische zorg aan borstkankerpatiënten. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar hun rol tijdens de behandelfase. Wij onderzochten welk beroep vrouwen met borstkanker doen op hun huisarts, en vergeleken hun zorggebruik met dat van vrouwen zonder borstkanker.
Methode Uit de database van het Registratie Netwerk Groningen selecteerden wij 185 patiënten die tussen 1998 en 2007 een eerste diagnose borstkanker kregen, en wij matchten hen met 548 vrouwen zonder borstkanker uit dezelfde populatie. Beide groepen waren vergelijkbaar qua geboortejaar en huisarts.
Resultaten De borstkankerpatiënten hadden in het jaar volgend op de diagnose tweemaal zo vaak contact met hun huisartsenpraktijk als vrouwen zonder borstkanker (mediaan 6,0 versus 3,0 consulten en visites, p
Conclusie Huisartsen leveren een actieve bijdrage aan de behandeling van borstkanker, met name waar het gaat om de bestrijding van bijwerkingen en om hormoontherapie.

Wat is bekend?

  • De huisarts kan een belangrijke rol spelen in de gecoördineerde oncologische zorg aan borstkankerpatiënten.
  • Vrouwen met borstkanker hebben in het jaar sinds de diagnose vaker contact met hun huisarts dan in het jaar daarvoor.

Wat is nieuw?

  • Vrouwen met borstkanker hebben in het jaar volgend op de diagnose vaker contact met de huisartsenpraktijk dan vrouwen zonder borstkanker, en ze krijgen ook vaker medicijnen voorgeschreven.
  • Redenen om de huisarts te hulp te roepen zijn klachten door de ziekte en bijwerkingen van de behandeling. Het gaat veelal om maagdarmproblemen, huidproblemen, psychische problemen, pijn en slaapproblemen.

Inleiding

Patiënten met borstkanker ervaren vaak psychische problemen en een verminderde kwaliteit van leven. De bijwerkingen van de behandeling maken het moeilijk de therapie trouw te blijven volgen.123 De huisarts kan tijdens de behandeling dan ook in principe een belangrijke bijdrage leveren aan de gecoördineerde oncologische zorg.45678 Er is echter weinig bekend over wat die bijdrage nu precies inhoudt. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat patiënten met borstkanker in het jaar na de diagnose vaker hun huisarts raadplegen dan in het jaar vóór de diagnose.910 Niet bekend is of zij ook vaker contact zoeken met hun huisarts dan vrouwen zonder borstkanker, en om welke redenen zij naar de huisarts gaan. Wij hebben beide aspecten onderzocht.

Methoden

Voor dit onderzoek hebben wij patiënten geselecteerd uit de database van het Registratie Netwerk Groningen (RNG). Twee onderzoekers zijn teruggegaan naar de betrokken huisartsenpraktijken om in de dossiers de diagnose borstkanker te verifiëren en aanvullende gegevens te verzamelen over de tumor, de behandeling en de eventuele terugkeer van borstkanker. Alle data zijn geanonimiseerd.
De in- en exclusie van patiënten hebben wij elders in detail beschreven.11 Onze onderzoekspopulatie omvatte 185 vrouwen die tussen 1998 en 2007 een eerste diagnose borstkanker hadden gekregen en een referentiegroep van 548 vrouwen zonder borstkanker uit dezelfde populatie, gematcht op geboortejaar en huisarts. De vrouwen uit de referentiegroep waren ten tijde van de diagnose vrijwel even oud als de patiënt en ingeschreven bij dezelfde huisarts.
We berekenden het zorggebruik van beide groepen door het aantal contacten met de huisartsenpraktijk – in de vorm van consulten en visites – en het aantal medicatievoorschriften in het jaar voor en het jaar volgend op de diagnose te tellen en deze te delen door de observatietijd in de beide periodes. Ook berekenden we het percentage vrouwen met ten minste één contact of één recept per jaar en per maand, waar mogelijk ingedeeld op basis van ICPC- en ATC-codes. Eventuele verschillen in zorggebruik door dezelfde patiënt toetsten we met de wilcoxon- en de mcnemartoets. Verschillen tussen patiënten en referentiepersonen sinds de diagnose borstkanker toetsten we met de mann-whitneytoets (M-W-toets) en de chikwadraattoets. Bij het toetsen beschouwden we p &lt 0,05 als statistisch significant.

Resultaten

Vrouwen met borstkanker maakten in het jaar volgend op de diagnose significant meer gebruik van huisartsenzorg dan in het jaar vóór de diagnose, en ook meer dan de referentiegroep. In het jaar sinds de diagnose hadden zij tweemaal zo vaak contact met hun huisartsenpraktijk als de referentiepersonen (mediaan 6,0 versus 3,0 contacten, M-W-toets p &lt 0,001) en zij kregen ook vaker een recept (mediaan 11,0 versus 7,0 medicatievoorschriften, M-W-toets p &lt 0,001). Het percentage patiënten met ten minste één contact of recept in het jaar sinds diagnose was hoger dan in de referentiegroep [tabel 1].
Tabel1Zorggebruik door vrouwen met borstkanker (n = 185) en referentiegroep zonder borstkanker (n = 548) in het jaar vóór en het jaar
Voor diagnose Sinds diagnose
patiënten referentiegroep patiënten referentiegroep
Contacten (consulten + visites)
  • mediaan (range)
2,2(0,0-18,7)2,0(0,0-32,0)6,0(0,0-46,0)3,0(0,0-31,7)
  • ten minste één contact, n (%)
149(80,5%)428(78,1%)184(99,5%)428(78,1%)
Recepten
  • mediaan (range)
6,0(0,0-220,0)6,0(0,0-111,0)11,0(0,0-212,0)7,0(0-127,0)
  • ten minste één recept, n (%)
156(84,3%)437(79,7%)170(91,9%)447(81,6%)
*Alle verschillen zijn statistisch significant (wilcoxontoets p &lt 0,001, mcnemartoets p &lt 0,01) evenals alle verschillen in zorggebruik tussen patiënten en vrouwen uit de referentiegroep in het jaar sinds de diagnose (mann-whitneytoets p &lt 0,001, chikwadraattoets p &lt 0,01).
In de [figuur] is te zien dat in de eerste maand sinds de diagnose 166 borstkankerpatiënten (89,7%) contact hadden met hun huisartsenpraktijk en dat 100 patiënten (54,1%) medicijnen kregen voorgeschreven. Het percentage borstkankerpatiënten dat elke maand minstens éénmaal contact had met de huisarts daalde na die eerste maand geleidelijk tot het niveau van de referentiegroep, maar het percentage dat maandelijks minimaal één recept kreeg, bleef gedurende het eerste jaar sinds diagnose hoger dan in de referentiegroep.
[Tabel 2] laat zien dat de klachten en aandoeningen waarmee borstkankerpatiënten in het jaar na diagnose de huisarts raadpleegden, significant vaker dan in de referentiegroep behoorden tot de ICPC-hoofdgroepen ‘algemeen en niet gespecificeerd’, ‘bloed en bloedvormende organen’, ‘psychische problemen’, ‘huid/subcutis’ en ‘vrouwelijke geslachtsorganen’. Ook schreef de huisarts aan de patiëntengroep significant vaker een geneesmiddel voor uit de ATC-hoofdgroepen ‘spijsverteringsstelsel en stofwisseling’, ‘huidpreparaten’, ‘systemische hormoonpreparaten’, ‘anti-infectiemiddelen voor systemisch gebruik’, ‘antineoplasmata en immunomodulatoren’ en ‘zenuwstelsel’. Nadere indeling op basis van ATC-codes laat zien dat het met name ging om middelen tegen functionele maag-darmstoornissen, middelen tegen misselijkheid en braken, laxeermiddelen, middelen tegen diarree, antibacteriële huidpreparaten, corticosteroïden, hormoonantagonisten (voornamelijk tamoxifen), middelen voor pijnbestrijding en slaap- en kalmeringsmiddelen (waaronder benzodiazepinederivaten).

Discussie

Wij hebben als eersten het beroep dat vrouwen met borstkanker in de behandelfase doen op huisartsenzorg vergeleken met het zorggebruik door vrouwen zonder borstkanker, en ook de redenen voor dit zorggebruik onderzocht. De resultaten zijn in overeenstemming met eerder onderzoek, dat aantoonde dat vrouwen met borstkanker in het jaar sinds de diagnose vaker hun huisarts raadplegen dan in het jaar vóór de diagnose. 910 Het percentage borstkankerpatiënten dat sinds de diagnose ten minste éénmaal per maand contact had met de huisarts daalde in ons onderzoek geleidelijk, na een piek in de eerste maand. Het percentage vrouwen dat maandelijks minimaal één recept kreeg, bleef gedurende het jaar sinds diagnose hoger dan in de referentiegroep.
De kracht van dit onderzoek is dat we gebruik konden maken van gegevens uit een huisartsenregistratie, zodat geheugeneffecten en non-respons geen rol spelen zoals dat bij gezondheidsenquêtes vaak wel het geval is.12 Aangezien een huisartsenregistratie echter niet primair is opgezet voor wetenschappelijk onderzoek, zijn de validiteit van de geregistreerde diagnoses en de volledigheid van de gegevens niet boven iedere wetenschappelijke twijfel verheven.1213 Wij hebben daarom de juistheid van de diagnose geverifieerd door dossieronderzoek in de betrokken huisartsenpraktijken, en gecorrigeerd voor verschillen in registratiegedrag door de patiënten op huisarts te matchen met vrouwen uit de referentiegroep. Het blijft evenwel mogelijk dat vrouwen borstkanker in de voorgeschiedenis hadden zonder dat die diagnose in hun dossier verscheen.14 Immers, de registratie bevat slechts die klachten en aandoeningen die aan de huisarts worden gepresenteerd en de ICPC-codes die de huisarts heeft toegekend.15
Wij ontdekten dat de redenen om tijdens de behandelfase van borstkanker contact te zoeken met de huisarts vooral betrekking hebben op gevolgen van de ziekte en bijwerkingen van de behandeling, zoals misselijkheid en braken, constipatie, diarree, huidproblemen, psychische problemen, pijn en slaapproblemen. Uit onderzoek is bekend dat ernstige bijwerkingen en comorbiditeit tijdens een behandeling voor borstkanker samenhangen met verminderde therapietrouw bij patiënten.31617181920 Aandacht voor de bijwerkingen is dus belangrijk om de kwaliteit van leven en de therapietrouw van deze patiënten te bevorderen.1234 Ons onderzoek laat ook zien dat huisartsen betrokken zijn bij de hormoonbehandeling door het voorschrijven van tamoxifen en andere hormoonantagonisten. Goede communicatie tussen de eerste en de tweede lijn over de behandeling en de bijwerkingen is dan ook van groot belang.2122

Dankwoord

De auteurs bedanken het Registratie Netwerk Groningen voor het verstrekken van de gegevens voor dit onderzoek. Wij bedanken ook de huisartsen en praktijkassistenten voor hun hulp tijdens de aanvullende gegevensverzameling in de huisartsenpraktijken.

Literatuur

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen