Praktijk

Tussen Toen en Toekomst

Gepubliceerd
10 januari 2007

Samenvatting

Op 17 november verzamelden zich circa 1.350 huisartsen in Den Haag om samen met het NHG het vijftigjarig jubileum te vieren. Het thema ‘continuïteit’ werd vanuit alle mogelijke invalshoeken belicht, maar natuurlijk waren er ook vele elementen waarmee aan de dag een extra feestelijk tintje werd gegeven.

Wat is continuïteit?

Bij de opening van het wetenschappelijk programma gaat congresvoorzitter Theo Voorn in op het thema van dit jubileumjaar en het congres. Hij wordt daarin bijgestaan door ‘mister continuity’ Henk Schers, die op dit onderwerp is gepromoveerd: ‘We hebben als onderzoekers ontdekt dat huisartsen die belang hechten aan continuïteit tevredener zijn; ze ondervinden meerwaarde in de persoonlijke relatie met hun patiënten.’ Uit de NIPO-enquête blijkt dat patiënten een duidelijke voorkeur hebben voor hun eigen huisarts: 40 procent wil het liefst zijn hele leven dezelfde huisarts en nog eens 32 procent wil dat gedurende een langere periode (10 jaar). Toch hebben ze bijna evenveel vertrouwen in ‘een vreemde’ (zie pag. nhg-5). Gelukkig kunnen huisartsen goed voldoen aan deze vraag om continuïteit, want anders dan je zou denken zijn ze zeer honkvast. Ze blijven gemiddeld bijna vijftien jaar in dezelfde praktijk gevestigd; slechts een halfjaar korter dan in 1970. Bij gespecialiseerde zorg geeft de patiënt ook de voorkeur aan zijn huisarts, maar velen willen toch naar bijvoorbeeld de diabetespoli. Ook dan moet er volgens 70 procent contact blijven met de eigen huisarts. Het valt op dat hierbij de verschillen tussen solisten en duo- of groepspraktijken heel klein zijn. In de enquête is ook aandacht gegeven aan enkele nieuwe ontwikkelingen. Zo blijkt dat het werken als team in de huisartsenvoorziening positief wordt beoordeeld: zowel huisartsen, praktijkondersteuners en –assistentes als patiënten zijn tevreden over de gedelegeerde zorg. En ook de huisartsenposten ontstijgen kennelijk hun kinderziekten: ‘Maar 70 procent patiëntentevredenheid is eigenlijk te laag. Dat moet echt nog omhoog en dat is onze eigen verantwoordelijkheid!’, aldus de met applaus ondersteunde uitspraak van de directeur van een huisartsenpost. Maar liefst eenderde van de ondervraagde patiënten had in het afgelopen jaar contact gehad met de huisartsenpost en dit was een willekeurige steekproef! De meest opvallende resultaten van de NIPO-enquête zijn voor u samengevat op pag. nhg-5. Het volledige rapport is in te zien op de NHG-website: www.nhg.org.

‘De spreekkamer is luisterkamer’

In zijn openingslezing Het verlangen naar levenslang zet prof.dr. Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, meteen met veel humor de toon: ‘Door verschuivingen in het programma begin ik bijna een uur later aan deze lezing dan gepland. Is dat nou de regiefunctie van de huisarts? Ik vrees zoiets ook altijd als ik een afspraak heb met de huisarts; kennelijk zijn wachttijden ook een vorm van continuïteit.’ Schnabel heeft al twintig jaar dezelfde huisarts, maar zag hem in die periode slechts vijf keer. ‘Maar ben je twintig jaar jonger dan ik en heb je kinderen, of ben je een vrouw van 38 die nog een kind wil, dan wordt continuïteit een heel ander verhaal. En ook als je twintig jaar ouder bent dan ik wordt de huisarts heel belangrijk. Een mens is er namelijk voor gemaakt 45 jaar te worden, maar we hebben die tijd bijna verdubbeld. Er is zorg nodig voor de aftakeling die dan ontstaat.’ ‘Het sámen zorgen voor de gezondheid van de patiënt betekent interactie, vertrouwdheid met elkaar, elkaar aanvullen. Dat is niet een product van de huisarts, maar dienstverlening, en uit dit verschil ontstaat de spanning die in de huidige tijd speelt. Soms levert een huisarts wel een product, bijvoorbeeld een vaccinatie, en ook dan is het goed als de huisarts dat vanuit zijn deskundigheid zelf doet. Maar dat is niet waar het over gaat bij continuïteit.’ ‘De spreekkamer is eigenlijk een luisterkamer. Onderschat wordt hoe belangrijk het is voor mensen om aandacht én tijd te krijgen. Doordat mensen ouder worden, is “onderhoudsgeneeskunde” nodig. In het marktdenken staat “herstelgeneeskunde” echter nog centraal. De huisarts levert beide, maar daarbovenop nog “behoudsgeneeskunde” ofwel preventie, en “voorspellingsgeneeskunde”. Feitelijk moet de huisarts dus zijn naam veranderen, want hij zít niet meer thuis en hij kómt niet meer thuis. “Levenslooparts” zou een betere titel voor hem zijn.’ De zorg waarbij géén continuïteit nodig is, zal volgens Schnabel het gebied worden waarop de huisarts concurrentie zal krijgen. ‘Daar zult u kritisch naar moeten kijken en daar krijgt u nog veel werk aan!’

Workshops, presentaties en een café!

Na de openingslezingen verspreiden de congresdeelnemers zich over de diverse zalen om de workshops van eigen keuze te volgen. Twee workshops zijn ‘semi-plenair’ en worden dus gevolgd door alle deelnemers. Zie voor het verslag van enkele workshops pag. nhg-9/11. Ook is er het Café van Toen en Toekomst, waar ‘spijbelende’ deelnemers in gesprek kunnen gaan met ‘mastodonten uit het vak’ over de dingen uit het verleden die het verdienen (of juist niet) om in de toekomst te worden voortgezet. Zo vertelt Engelien Geerdink bijvoorbeeld hoe het was om in de jaren ’50 huisarts te zijn: ‘Ik deed nog dienst terwijl ik weeën had.’ Niet voor niets kwam er dus de Commissie Vrouwelijke Huisartsen, die onder meer met de Werkgroep Zwangerschapsverlof wilde bereiken dat de dingen voor vrouwen beter werden geregeld. ‘Je moest echt hard onderhandelen om waarneming te krijgen voor drie weken verlof rond je bevalling. Dat is nu allemaal wel anders!’ Geerdink is nog steeds actief, zij het op een geheel ander terrein: ‘Acht jaar geleden werd ik benaderd voor het opzetten van een hospice. Ik heb het startkapitaal bijeengebracht en sinds anderhalf jaar is er nu een hospice met vier bedden. Uitgangspunt is: zoveel mogelijk als thuis maar dan met meer mantelzorg. We richten ons op mensen die alleenstaand zijn of weinig mantelzorg om zich heen hebben.’ Er is wel een kanttekening die tot nadenken stemt: ‘Opvallend is dat veel mensen in onze hospice geen behoefte hebben aan contact met hun huisarts. Dat is veelzeggend, want volgens mij kan een huisarts heel veel betekenen in de stervensbegeleiding, mits de band met de patiënt goed is. Het is jammer als mensen tegen het levenseinde nog een andere huisarts zoeken.’

Naar Maastricht in 2007

Marc Eyck presenteert de plannen voor het NHG-Congres 2007 over ‘Farmacotherapie in de huisartsenvoorziening. Regisseur, acteur of figurant?’ Het zal op 23 november worden gehouden in het MECC in Maastricht. Behalve aan het NHG-Standpunt over Farmacotherapie zal aan alle aspecten van het onderwerp aandacht worden besteed: de organisatie, bijwerkingen, ICT, klinische onderwerpen en de relatie arts-industrie. Het afsluitende diner en feest zullen worden gehouden in La Bonbonnière op het Onze Lieve Vrouwenkerkhof.

‘Blijf loyaal aan je patiënt!’

Margo Trappenburg, hoogleraar Patiëntenperspectief, sluit het wetenschappelijke programma af in een wervelend tempo en met pittige statements. ‘Kwalen gaan vanzelf over, of je gaat eraan dood’, begint ze, Sylvia Witteman citerend. ‘Toch mist de patiënt u als u er niet bent.’ Zij illustreert dit met een anekdote over een Amerikaan die na lange tijd in Nederland – en dus gewend aan onze huisartsenzorg – terugkomt in eigen land. Met pijn in zijn teen ging hij naar een Amerikaanse huisarts, die ogenblikkelijk verwees. ‘In Nederland zegt elke huisarts in zo’n geval dat het vanzelf overgaat’, meldde de patiënt. Waarop de Amerikaanse arts antwoordde: ‘Wij zeggen dat alleen tegen onverzekerde patiënten!’ Vervolgens schetst Trappenburg de ontwikkeling van de patiënt in de periode van na de Tweede Wereldoorlog tot nu. (De tekst van haar lezing wordt volgende maand integraal opgenomen in H&W.) Ze concludeert: ‘We zien dat enkele aspecten in de loop van de decennia hetzelfde zijn gebleven. De patiënt wil nog steeds langdurig dezelfde huisarts. Hij waardeert diens betrokkenheid en een bezoekje in moeilijke tijden, maar vraagt daar niet om.’ Ook is er weinig stijging in het aantal consulten: de patiënt probeert het in eerste instantie zelf op te lossen. ‘De patiënt is dus goeddeels hetzelfde gebleven, maar de huisarts is wel veranderd, getuige het parttime werken, de praktijkondersteuning en de huisartsenposten.’ De patiënt van de toekomst staat volgens Trappenburg op zijn strepen: hij is een prijsbewuste consument die maatwerk verlangt, hij wil zelf zijn zorgaanbieder kiezen en accepteert ongelijkheid in de zorg. ‘Kortom, de patiënt is een wandelend opvoedproject van de overheid, maar als huisarts hoef je daar niet in mee te gaan! Niet alle veranderingen zijn verbeteringen en niet alle veranderingen zijn onvermijdelijk. U kunt ook loyaal blijven aan de patiënt en aan hetgeen wat die vroeger én nu het liefst van u wil.’

Frans Rutten ontving de Heert Dokterprijs, toegekend voor het beste onderzoeksartikel dat in het afgelopen jaar in H&W is verschenen. Rutten is co-auteur van het winnende artikel Niet-herkend hartfalen bij oudere patiënten met chronische obstructieve longziekten.

In het zonnetje

NHG-Bestuursvoorzitter Arno Timmermans sluit het congres formeel af en dankt alle mensen die een bijdrage hebben geleverd. Vooral lauwert hij congresvoorzitter Theo Voorn voor zijn werk aan dit congres, en niet alleen daarvoor: ‘Toen Theo in ’91 lid werd van het Dagelijks Bestuur van het NHG, was hij al jarenlang actief in de congresorganisatie. We zijn de tel kwijt geraakt en weten niet of dit nu het 27ste of 28ste congres is waarbij hij betrokken is geweest. Bovendien was Theo enkele jaren hoofd van de NHG-afdeling Advisering en Scholing. Zijn enthousiasme en ideeënrijkdom waren soms lastig, maar altijd inspirerend. En zijn ambassadeursfunctie en netwerken zijn zeer belangrijk gebleken. Hij heeft het NHG dan ook altijd op uitzonderlijke wijze gediend.’ Theo Voorn wordt dan ook uitgeroepen tot ‘lid van verdienste’ van het NHG. Daarvan zijn er niet veel (met Siep Thomas meegeteld, die twee dagen tevoren eveneens lid van verdienste is gemaakt, zijn er nu elf). Maar in het geval van Voorn is de onderscheiding wel heel bijzonder: hij en Vic Tielens zijn welgeteld de enige Nederlandse huisartsen die erelid zijn van de LHV én het NHG! De zaal gaf uiting aan de alom gevoelde waardering voor het werk en de persoon van Theo Voorn in een lange, staande ovatie.

Tim Olde Hartveld en Mariëlle Dost wonnen dit jaar de Casuïstiekprijs voor de beste klinische les gepubliceerd in H&W, met het artikel Dokter, ik heb het niet zo op pillen. Topische NSAID’s bij artrose.

Terug van weggeweest

Het was al een paar keer aangekondigd dat de ‘ludieke’ afsluiting van het congres een bijzondere verrassing zou zijn. Na lang soebatten zei Hans van der Voort ‘ja’ op het verzoek om nog één keer het congres af te sluiten zoals alleen hij dat kan. Van der Voort neemt plaats aan zijn marktkraam, waar hij kistjes patiënten verhandelt. Hij heeft nog een vólle krat bejaarden van boven de 80 met multimorbiditeit en polyfarmacie, ‘want die kun je aan de straatstenen niet kwijt’, maar ‘voor een overrijpe diabeet doen ze een moord!’ Veel klanten aan de kraam moet hij verwijzen naar de omliggende zorgstraten, zoals de Suikerstraat (diabetes), de rosse buurt (een rood oog) en de druipsteengrotten (soa). Die verwijzingen zullen niet lang meer nodig zijn, want ‘een béétje patiënt heeft een TomTom aangeschaft om zelf zijn weg te vinden in de zorgstraten.’ Een van de klanten is Hans Hoogervorst (‘Gelukkig is het congres dit jaar zo vroeg, anders was u al weggeweest’), die eens komt kijken hoe het gaat op de markt. Daar kan onze marktkoopman kort over zijn: ‘U heeft er een enorme chaos van gemaakt. Dat is makkelijk te bewijzen, want u heeft zelf gezegd dat u weg zou gaan als het een puinhoop zou worden, en volgende week gáát u weg…’ Ook krijgen ‘onze belangenbehartigers’ een veeg uit de pan: ‘Ik hoor het ze nog roepen: “Over een jaar zit half Nederland zonder huisarts”, hopend dat de paniek zou uitbreken. Maar nee, de overheid zei doodleuk: “Dan laten we dat werk toch door een ander doen? Liefhebbers zat en bovendien gaat het meeste toch vanzelf over als de dokter er maar niet op tijd bij is.” De politiek heeft namelijk net zo’n hekel aan klagers en zeurpieten als wij in de spreekkamer.’ Zorg is handel, en bij handel hoort reclame: ‘Want als de zorg vraaggestuurd wordt, wordt de vraag met zorg gestuurd.’ En de vrouw die aan de kraam komt voor een operatie krijgt een goed advies: ‘Zorg dat uw chirurg wordt gevraagd voor een operatie op televisie. Het nadeel is dat u voor aap ligt, maar het voordeel is dat operaties op de televisie nóóit mislukken!’ Zo passeren nog de huisartsenposten de revue (‘Heerlijk in de mini-ambulance, met het zwaailicht erop, en dan even langs huis scheuren want dat is leuk voor de kinderen’) het e-consult (‘Vroeger was het de huisarts die zei: “Kleedt u zich maar uit.” Maar met die webcamsessies zeggen patiënten dat nu ook tegen de huisarts’). De zaal amuseert zich kostelijk en beloont de ‘NHG-nestor’ met een ovatie.

Herman Bueving is winnaar van de tweejaarlijkse Telesphorusprijs voor de beste dissertatie van een huisarts. Zijn proefschrift Influenza vaccination in children with asthma scoorde het hoogst op relevantie, originaliteit, toepasbaarheid en onderzoeksmethode.

Diner en feest

Nog nooit eerder waren er zoveel inschrijvingen voor het afsluitende feest: ruim 500 deelnemers vertrokken na de borrel naar Madurodam. Het terrein was feestelijk verlicht en het bleef zowaar droog, zodat vele huisartsen de unieke gelegenheid aangrepen om het miniatuur-Nederland bij nacht te bewonderen. Binnen werd ondertussen gegeten én gedanst. Dat was dusdanig gezellig dat de band om 24.00 uur meldde dat zij ook het liefst nog een paar uurtjes zouden willen doorfeesten. Helaas was de sluitingstijd onverbiddelijk!

Ans Stalenhoef, eindredacteur In de praktijk

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen