Nieuws

Intermezzo

Gepubliceerd
10 maart 2002

Alfred Kossman schreef in De mannen waaruit ik besta een reeks miniaturen: ‘Een van de mannen waaruit ik besta zei bij de namiddagborrel: Dit is nu een depressie. Vannacht waren de vrezen zonder tal, denkend aan de dood kon ik niet slapen en ik kromp van angst voor mijn toekomstig lijden. Kortom, ik had Marsman, Bloem en Van Vriesland kunnen citeren wanneer ik daar maar vief genoeg voor was geweest.’ Maar citaten helpen niet en zijn borrelgenoten vragen wat er dan aan de hand was: ‘Een te zware deken’, zei hij, ‘nachtmerrie na nachtmerrie. Ik kon me niet bewegen, ik kon niet ademhalen, ik schaamde me omdat ik mijn vrouw zoveel overlast zou bezorgen.’ Maar die nacht was er nog iemand in de kamer, de dood: ‘Een slanke, slordige, hautaine man. Om zijn rechter wijsvinger draait hij een kettinkje met een zandloper eraan of het autosleuteltjes zijn. Hij sloft vriendelijk naar je toe en zegt: Daar ben ik weer. Na heel wat jaren. Hij heeft al met al vrij lang geduurd. Je hebt je toch niet verveeld, hoop ik?’

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen