Nieuws

Aandacht voor partners van patienten met chlamydia

Gepubliceerd
13 maart 2018
Huisartsen behandelen partners van patiënten met chlamydia over het algemeen niet. Naar schatting behandelt slechts 2 tot 6% de partners van deze patiënten. Huisartsen staan wel open voor de patiëntgeïnitieerde behandeling van de partner (PIBP), mits er een duidelijke richtlijn is.
2 reacties

Nederlandse onderzoekers analyseerden hoe het momenteel gaat in de huisartsenpraktijk met partnerwaarschuwing en behandeling van partners van patiënten met chlamydia. Zij namen in hun onderzoek ook de houding van de huisarts mee ten opzichte van deze onderwerpen. De onderzoekers voerden hiervoor een overzichtsanalyse uit waarbij zij informatie uit verschillende bronnen combineerden. Die verschillende bronnen bestonden onder andere uit data van de stichting farmaceutische kengetallen, NIVEL Primary Care Database (PCD), enquêtes onder bezoekers van het NHG-congres en enquêtes onder de huisartsen van de NIVEL peilstations.

Het totale aantal gedoseerde voorschriften van azithromycine (1 g eenmalig oraal, als eerste keus bij een ongecompliceerde chlamydia-infectie) was 1078. Bij 2,1% van de voorschriften was sprake van een dubbel gedoseerd voorschrift, wat kan duiden op gelijktijdige partnerbehandeling. De meeste voorschriften waren in de leeftijdscategorie van 30 tot 39 jaar. In de meeste gevallen laat de huisarts het initiatief voor vervolgstappen voor PIBP bij de patiënt zelf (83%), waarbij de huisarts wel advies geeft over de noodzaak tot testen (56%) en/of behandeling (28%).

De tijd is rijp voor een duidelijke richtlijn voor huisartsen met indicaties voor PIBP, voor de patiënten en partners die daarvoor in aanmerking komen en met een helder juridisch kader, bijvoorbeeld over het ongezien voorschrijven van medicatie aan een ‘onbekende’ patiënt.

Lees het volledige onderzoek hier

 

 

Literatuur

  • Van den Broek IVF, et al. Partner notification and partner treatment for chlamydia: attitude and practice of general practitioners in the Netherlands; a landscape analysis. BMC Fam Pract 2017;18:103.

Reacties (2)

j.mulder 16 april 2018

Geachte redactie,

In het recente nummer van Huisarts en Wetenschap staat een opmerkelijk en storende foutieve interpretatie van het gerefereerde artikel over de behandeling van partners van patiënten met een chlamydia-infectie (1).

De koptekst start met de tekst 'Huisartsen behandelen partners van patiënten met chlamydia over het algemeen niet. Naar schatting behandelt slechts 2 tot 6% de partners van deze patiënten.' Daarmee lijkt de auteur aan te geven dat dit eigenlijk vaker zou moeten gebeuren. Het gerefereerde artikel heeft dit zeker niet als boodschap, het onderzoekt een volstrekt andere vraag, namelijk in hoeverre het direct meegeven van medicatie aan de indexpatiënt voor de partner een mogelijke toe te passen methode van partnerbehandeling in Nederland kan zijn. Deze methode zou wellicht kunnen leiden tot minder re-infecties en meer behandelde partners en wordt in sommige buitenlandse richtlijnen geadviseerd. Het gaat dus niet over de behandeling van partners van patiënten met chlamydia die op spreekuur komen na gewaarschuwd te zijn. Dit is in directe tegenspraak met de informatie uit het artikel waarin wordt aangegeven, dat het overgrote deel van de huisartsen partnerwaarschuwing wel degelijk ter sprake brengt bij de index patiënt – en wel het waarschuwen zelf aan de patiënt overlaat.

Het direct meegeven van medicatie aan de index voor de partner - patiëntgeïnitieerde behandeling van de partner of PIBP - wordt dus in Nederland maar zeer beperkt toegepast, omdat er juridische, medische en ethische bezwaren zijn die ook in het artikel beschreven zijn: de wetgeving in Nederland staat dit niet toe zonder contact met de patiënt. Geïnterviewde huisartsen geven aan dat ze counselen van de partner en testen op (andere) soa belangrijk vinden. In het tijdperk van zorgvuldig antibiotica beleid en dreigende resistentie is er geen draagvlak voor grootschalige invoering van PIBP, dus het behandelen van partners via de patiënt met chlamydia. Het artikel geeft juist aan dat plaatsbepaling van PIBP node wordt gemist en een duidelijke richtlijn voor huisartsen in deze gewenst is.

Literatuur:
1. Van den Broek IVF, et al. Partner notification and partner treatment for chlamydia: attitude and practice of general practitioners in the Netherlands; a landscape analysis. BMC Fam Pract 2017;18:103.

Namens de auteurs van het oorspronkelijke artikel
Hannelore Gotz 
Projectleider van het PICC-UP project 
Gemeente Rotterdam 
Telefoon: 0104339293
Website: www.soapoli.nl

Marloes Minnaard 19 april 2018

In het nieuwsbericht, dat gezien moet worden als een zeer korte (journalistieke) samenvatting, is mogelijk het accent anders gelegd dan de auteurs bedoelden. In het oorspronkelijke artikel staat: “PIPT is applied in an estimated 2–6% of chlamydia cases, based on questionnaires and available electronic consultation- and prescription-data” Met de zin: “Huisartsen behandelen partners van patiënten met chlamydia over het algemeen niet. Naar schatting behandelt slechts 2 tot 6% de partners van deze patiënten”, werd bedoeld het direct meegeven van medicatie aan de (index)patiënt voor de partner (PIBP) en daardoor was mogelijk onduidelijk dat we in de koptekst geen uitspraak deden over counseling en het doorverwijzen voor behandeling.

Het nieuwsbericht onderschrijft van harte de stelling van de auteurs “dat plaatsbepaling van PIBP node wordt gemist en een duidelijke richtlijn voor huisartsen in deze gewenst is” en beoogde dit breder onder de aandacht te brengen.

Verder lezen