Nieuws

De dokter en het einde

Gepubliceerd
10 maart 2008

Vorige maand schreven we nog over een nieuw begin, deze maand gaat H&W voor een belangrijk deel over het naderende einde. We hebben een aantal onderzoeksartikelen over onderwerpen waar u in de dagelijkse praktijk veel mee te maken krijgt. Dementie staat de afgelopen jaren in de schijnwerpers. In 2005 is het Landelijk Dementie Programma gestart (LDP), dat zich richt op verbetering van de zorg voor dementiepatiënten. Het verwijt aan huisartsen is vaak dat ze de diagnose te laat stellen. Jansen et al. (pagina 115) onderzochten of dat zo is. Screening met behulp van korte vragenlijstjes detecteerde een behoorlijk aantal mensen met cognitieve problemen waarvan de huisarts niet op de hoogte was. Een relevant onderzoek dus, zeker in het kader van de ontwikkelingen in de ouderenzorg, maar de vraag of huisartsen moeten gaan screenen is hiermee, ook volgens de auteurs, zeker niet beantwoord. De voor- en nadelen moeten nog goed afgewogen worden en ethische aspecten spelen daar een belangrijke rol bij. Het tweede artikel is van Borgsteede et al. (pagina 120) en richt zich op het naderende einde bij somatisch zieken. Het goede nieuws van dit mooie kwalitatieve onderzoek is dat huisartsen en hun patiënten het eens zijn over wat belangrijk is tijdens de laatste levensfase. Goede communicatie, continuïteit, beschikbaarheid buiten kantooruren en vakmanschap zijn allemaal belangrijk. In deze fase is persoonlijke continuïteit van groot belang. Het is voor de huisarts een uitdaging om deze kwaliteiten overeind te houden in een tijd waarin de organisatie van de zorg sterk aan verandering onderhevig is. Het derde stuk over het naderende einde is van Oud et al. en betreft een inventarisatie van suïcide-uitingen op de dienstenpost in Groningen (pagina 124). Suïcidaliteit is tijdens de dienst geen zeldzaam verschijnsel – één op de driehonderd contacten gaat erover. Dienstdoende huisartsen en assistentes gaan er over het algemeen pragmatisch mee om. Ze maken een eenvoudige risicoschatting, handelen ongeveer eenderde telefonisch af, en de rest behandelen ze vis-à-vis, thuis of op de post. Of de suïcidale patiënten tevreden waren na de telefonische contacten met de huisartsenpost weten we niet, maar het onderzoek van Giesen et al. (pagina 147) laat zien dat patiënten na telefonische contacten met de huisartsenpost vaak relatief minder tevreden zijn dan degenen die gezien worden. Ze voelen zich soms afgescheept. Misschien zou het hebben geholpen als deze patiënten zelf eerst hadden gezocht op het internet om te kijken of de doktershulp wel echt nodig was. Het onderzoek van Dijkstra et al. (pagina 138) laat zien dat patiënten verrassend vaak met die vraag in gedachte op internet zoeken – is het wel nodig om naar de dokter te gaan? En als die patiënten naar het spreekuur komen, krijgen ze dan wat ze verwachten? Natuurlijk niet altijd, maar onze communicatie is eigenlijk alleszins redelijk, zo blijkt uit het onderzoek van Van den Brink-Muinen (pagina 141). Kortom, een H&W met veel lezenswaardig onderzoek. Wellicht zijn er wat weinig klinische onderwerpen, maar dat zal in de toekomst ook wel weer eens anders zijn.

De redactie

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen