In zijn beschouwing vallen twee dingen op. Eén, dat sediment- en dipslide-onderzoek nauwelijks iets toevoegen aan de informatie die al bekend is uit de anamnese en eventueel urinestickonderzoek en twee, dat meer dan eenderde van de vrouwen met een cystitis bereid is af te wachten eer ze met een behandeling start. Aangenomen dat huisartsen een behandeling al dan niet instellen bij een bepaalde mate van zekerheid ging hij bij huisartsen na waar dat afkappunt lag. Huisartsen vinden 70% kans op een cystitis voldoende om te behandelen en 30% voldoende om een cystitis uit te sluiten. Als het beleid toch niet verandert, waarom zou je dan verder moeten testen, moet Knottnerus gedacht hebben. De slimmigheid van wetenschappelijk onderzoek zit in de aannames, de rest is gewoon hard werken. Door te kijken naar de toegevoegde waarden van tests kwam Knottnerus tot de conclusie dat we als huisarts op basis van enkele anamnesevragen en zo nodig aanvullend onderzoek van de urine met een eenvoudige teststrip voldoende informatie hebben verzameld voor het stellen dan wel verwerpen van de diagnose cystitis. Een andere vooronderstelling van mi,j dat alle vrouwen graag zo snel mogelijk een kuur voor hun blaasontsteking willen hebben, blijkt in ruim 30% van de gevallen niet juist te zijn, als je tenminste de moeite neemt dat aan de vrouwen te vragen. Goed om te weten dus, met 15% vermindering van het totale antibioticagebruik bij cystitis als gevolg. Met deze beschouwing zijn ook de diagnostiek en behandeling van urineweginfecties weer een stuk verder gerationaliseerd. Intuïtie en klinische blik maken plaats voor evidence-based geneeskunde. Mijn Zeiss Ikon-microscoop staat inmiddels op Marktplaats te koop. Elk redelijk bod voor een stukje nostalgie is welkom.