Het LINH, Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg, levert sinds 1991 informatie over de morbiditeit in de huisartsenpraktijk, en over het huisartsgeneeskundig handelen. Veel gegevens uit het LINH hebben inmiddels hun weg naar Huisarts en Wetenschap gevonden via de LINH-rubriek. Margot Tacken, een gezondheidswetenschapper werkzaam bij de afdeling Kwaliteit van Zorg van de Radboud Universiteit Nijmegen, heeft haar promotieonderzoek aan het LINH gewijd. Zij is nagegaan of je de data die in het kader van de ‘gewone’ patiëntenzorg worden geregistreerd, kunt gebruiken om de kwaliteit van preventieve activiteiten in de huisartsenpraktijk vast te stellen. Ze beschrijft eerst de maatregelen die genomen worden om de betrouwbaarheid en de validiteit van de gegevens uit de database zo goed mogelijk te garanderen. Het merendeel van de maatregelen is erop gericht om de gegevens zo goed mogelijk over te brengen en te controleren op inconsistenties. Daarnaast krijgen huisartsen regelmatig een training in het registreren en coderen van de data. Door de prevalentiecijfers van een drietal chronische aandoeningen uit de LINH-database te vergelijken met de prevalentiecijfers uit andere netwerkdatabases kun je een uitspraak doen over de betrouwbaarheid van de LINH-gegevens. Zij noemt dit de validiteit. Voor longziekten en HVZ bleken de prevalentiecijfers uit het LINH iets hoger te liggen. Dit komt mogelijk door een hoger percentage ICPC-gecodeerde contacten en door een uitbreiding van de zoekactie naar de genoemde aandoeningen in de medicatiegegevens en ruiters in de LINH-database. De interdoktervariatie in de prevalentiecijfers bleek na correctie voor leeftijdopbouw en geslachtsverdeling van de praktijkpopulatie slechts gering. Tacken concludeert dat voor dit soort basisgegevens de LINH-database een betrouwbare bron is. De validiteit van de gegevens is natuurlijk veel lastiger vast te stellen. Stellen de huisartsen een bepaalde diagnose wel terecht? Dat aspect laat Tacken echter buiten beschouwing. Het is jammer dat deel één losstaat van deel twee en drie. Het was sterker geweest als ze de betrouwbaarheid en validiteit van de database met name had vastgesteld voor de twee preventieve activiteiten waar ze haar promotieonderzoek aan gewijd heeft. In deel twee van het proefschrift staat de influenzavaccinatiecampagne centraal. De vaccinatiegraad is de laatste jaren stabiel rond de 76%; het merendeel van de huisartsen organiseert de campagne volgens de NHG-richtlijnen. Uit multivariate analyse bleek dat speciale vaccinatiespreekuren voor ouderen en informatiefolders voor jongeren bijdragen aan een hoge opkomst. In een retrospectief cohortonderzoek is ze nagegaan in hoeverre vaccineren van de hoogrisicpopulatie tijdens twee griepepidemieën effect had op de verleende zorg. De niet-gevaccineerde hoogrisicopatiënten hadden iets meer contacten (0,26-0,29) gedurende de epidemie dan de gevaccineerde hoogrisicopatiënten. Uitgaande van gemiddeld één contact per patiënt per griepperiode zou je per vijf niet-gevaccineerde hoogrisicopatiënten één extra contact (telefoongesprek, consult of visite) kunnen verwachten. Per 1000 patiënten kan dat zo’n 15-20 contacten schelen in een periode van twee maanden, dus één per werkdag in een normpraktijk. Omdat er geen informatie over de reden voor de contacten was, en evenmin over de verdeling van de verschillende soorten contacten, is de echte reductie in werkbelasting moeilijk te schatten. Misschien kunnen we dat tijdens de volgende (vogel)griepepidemie eens bijhouden. Deel drie van het proefschrift gaat over een andere veel voorkomende preventieve activiteit in de huisartsenpraktijk, het cervixuitstrijkje. Hier kwamen weinig nieuwe gegevens boven tafel. Via een korte vragenlijst bij een steekproef van de doelpopulatie kwam ze erachter dat we ons moeten richten op de toename van kennis over de risico’s op cervixcarcinoom en de geneesbaarheid ervan en ‘op de gevoelens van persoonlijke morele verplichting’ om de opkomst te verhogen. Dit laatste past natuurlijk prachtig bij de ‘ongezonde’ ideeën van de overheid en zorgverzekeraars om mensen aan te spreken op hun ongezonde leefstijl en hen daar zelfs voor te laten betalen. Henriëtte van der Horst
Reacties
Er zijn nog geen reacties.