Het oude adagium ‘primum non nocere’ geldt in de huidige tijd meer dan ooit, nu aandacht voor polyfarmacie en multimorbiditeit bij onze kwetsbaarste patiënten (de ouderen) hoog in het vaandel staat. Dat dit niet altijd even makkelijk is, willen we uitleggen aan de hand van deze casus.
De CBO-Richtlijn Diagnostiek en medicamenteuze behandeling van dementie
stelt dat medicamenteuze behandeling een zinvolle aanvulling kan zijn op niet-medicamenteuze interventies.
1. Er zijn echter bijwerkingen beschreven van medicamenteuze behandeling (NNH = 12).
2 Een deel van de bijwerkingen is gastro-intestinaal van aard en lijkt daarom samen te hangen met orale toediening. Rivastigminepleisters zijn net zo effectief als orale toediening. De gastro-intestinale bijwerkingen daarvan zijn gering, vergelijkbaar met die van placebo, maar zijn wel mogelijk.
3Er is overigens slechts beperkt onderzoek gedaan naar de redenen van staken van de behandeling.
4
Bij onze patiënte was er sprake van een ongewenste situatie: het met spoed bezoeken van medisch-specialistische zorg in verband met hevige buikklachten. De relatie met het starten van de rivastigminepleisters is niet vanaf het begin heel duidelijk geweest. Een bruikbaar concept over bijwerkingen van geneesmiddelen wordt weergegeven met de schaal van Naranjo.
5 Als we deze schaal voor onze patiënte invullen, komen we tot een score van 5: een waarschijnlijke, ongewenste geneesmiddelreactie. De verbetering van een aantal klachten die horen bij haar dementie en haar toegenomen lijdensdruk na het staken van de rivastigmine waren een pleidooi voor herintroductie. Een ontredderde patiënte, lijdend aan helse buikpijnen, die angstig reageert op de doorverwijzing naar het ziekenhuis is daarentegen een sterk pleidooi voor het niet meer herintroduceren van dergelijke middelen.
Specialisten en kaderartsen ouderengeneeskunde zullen in de toekomst ongetwijfeld vaker met deze problematiek in aanraking komen. Primum non nocere: het lijkt zo simpel…