Wetenschap

Rust houden is moeilijk voor kinderen met Osgood-Schlatter

De ziekte van Osgood-Schlatter komt veel voor bij fysiek actieve kinderen en adolescenten. Ze krijgen pijn in een knie tijdens of na het sporten. Dat kan op die leeftijd grote invloed hebben op de lichamelijke en psychische gesteldheid. De klachten verdwijnen meestal vanzelf als de patiënt rust houdt en de knie belast op geleide van de pijn, maar huisartsen verwijzen toch nog vaak naar de radioloog of orthopedisch chirurg. Misschien kan een gepersonaliseerd oefenprogramma soelaas bieden.
2 reacties
Osgood-Schlatter
Bij Osgood-Schlatter treedt pijn voornamelijk op tijdens activiteiten die de knie belasten, zoals rennen, springen en hurken.
© Shutterstock

Wat is bekend?

  • De ziekte van Osgood-Schlatter – een vorm van niet-traumatische kniepijn – komt veel voor bij fysiek actieve kinderen en adolescenten.

  • De ziekte is zelflimiterend en de NHG-Standaard adviseert een conservatief beleid, bestaand uit uitleg, rust en belasten op geleide van de pijn.

Wat is nieuw?

  • In de gemiddelde Nederlandse huisartsenpraktijk krijgt elk jaar ongeveer 1 kind of adolescent voor het eerst de diagnose ‘Osgood-Schlatter’.

  • Advies en rust zijn, in overeenstemming met de NHG-Standaard, de meest toegepaste behandelingen.

  • In weerwil van de NHG-Standaard verwijzen huisartsen toch nog bijna 1 op de 5 patiënten naar de radioloog en bijna 1 op de 12 naar de orthopeed.

De ziekte van Osgood-Schlatter komt veel voor bij fysiek actieve kinderen en adolescenten. 1 - 3 Kenmerkend zijn pijn in een knie tijdens of na het sporten, en bij lichamelijk onderzoek een (druk)pijnlijke zwelling ter hoogte van de tuberositas tibiae. De klachten hebben geen traumatische oorzaak, ze ontstaan vermoedelijk door herhaaldelijke belasting van en tractie op de aanhechting van de patellapees aan de tuberositas tibiae. 4 - 9 De pijn treedt voornamelijk op tijdens activiteiten die de knie belasten, zoals rennen, springen en hurken, en neemt af wanneer de activiteit gestaakt wordt. 7 , 10 , 11 De klachten kunnen het lichamelijke en psychische functioneren in deze levensfase ernstig belasten. Men veronderstelt dat Osgood-Schlatter zelflimiterend is; de klachten houden zelden langer dan 18 maanden aan. 12 De NHG-Standaard Niet-traumatische knieklachten adviseert een conservatieve behandeling, die bestaat uit rust en belasten op geleide van de pijn. Hoewel de klacht veel voorkomt, is de precieze incidentie in de huisartsenpraktijk niet duidelijk en is voor zover wij weten nog niet beschreven welke behandeling huisartsen geven. 13 Wij onderzochten de leeftijds- en geslachtsspecifieke incidentie van Osgood-Schlatter in de Nederlandse huisartsenpraktijk en het gevoerde beleid van huisartsen bij deze klachten.

Bij Osgood-Schlatter treedt pijn voornamelijk op tijdens activiteiten die de knie belasten, zoals rennen, springen en hurken.

Methode

Opzet

Wij voerden een retrospectief cohortonderzoek uit in de Rijnmond Gezond database, die de geanonimiseerde elektronische medische dossiers bevat van ongeveer 200.000 patiënten van huisartsenpraktijken in de regio Rotterdam. We includeerden patiënten van 8–18 jaar met een nieuwe diagnose ‘Osgood-Schlatter’ tussen 1 januari 2007 en 31 december 2017. ‘Nieuwe diagnose’ wil zeggen dat de huisarts deze diagnose in de voorgaande 18 maanden niet eerder had ingevuld bij deze patiënt. Een patiënt kon dus meer dan eens geïncludeerd worden als deze de diagnose een paar maal gekregen had met meer dan 18 maanden verschil.

Data-extractie

Van elke patiënt bekeken we het volledige elektronische dossier vanaf de eerste diagnose tot het laatste consult in de databank. We noteerden leeftijd en geslacht van de patiënt, de interventies en aanvullende onderzoeken, en het aantal consulten en verwijzingen dat betrekking had op Osgood-Schlatter. Voor elk consult registreerden we de verschillende behandelingen die plaatsvonden: advies, afwachten, rust, medicatie, koeltherapie of verwijzing voor beeldvormend onderzoek (röntgen, echo of MRI), fysiotherapie, orthopedie, sportarts en andere (para)medische specialisten.

Statistische analyse

De incidentie bepaalden we door in de database het aantal diagnoses Osgood-Schlatter in de leeftijdsgroep 8–18 jaar te delen door het totaal aantal persoonsjaren follow-up in deze leeftijdsgroep, uitgedrukt per 1000 persoonsjaren.

Resultaten

We vonden in de database 515 nieuwe diagnoses ‘Osgood-Schlatter’ bij 489 patiënten, van wie 64,7% jongens. De incidentie was in totaal 3,8 per 1000 persoonsjaren (95%-BI 3,5 tot 4,2), bij jongens 4,9 (95%-BI 4,3 tot 5,5) en bij meisjes 2,7 (95%-BI 2,3 tot 3,2). De mediane leeftijd was voor jongens 12 jaar en voor meisjes 11 jaar [figuur 1].

Figuur 1 | Incidentie van Osgood-Schlatter per leeftijdsgroep (incidentie per 1000 persoonsjaren)

Incidentie van Osgood-Schlatter per leeftijdsgroep (incidentie per 1000 persoonsjaren)

De 515 diagnoses leidden tot in totaal 724 consulten (uitersten 1 tot 4). Bij 357 diagnoses was slechts 1 consult nodig, bij 158 diagnoses was meer dan 1 consult nodig (bij jongens vaker dan bij meisjes). De mediane leeftijd van patiënten die meer dan 1 consult nodig hadden, was 12 jaar en de mediane tijd tussen het eerste en het tweede consult was 53 dagen.

Over alle 724 consulten gerekend was advies (55%) het vaakst toegepaste beleid, gevolgd door rust (21%), verwijzing voor beeldvormend onderzoek (19,5%) of fysiotherapie (13,4%) en verwijzing naar de orthopedisch chirurg (8%). Kijken we alleen naar de eerste consulten, dan was advies (61%) het vaakst toegepaste beleid, gevolgd door rust (23,5%), beeldvormend onderzoek (17,5%), afwachtend beleid (10,9%) paracetamol of NSAID (6,8%) en koeltherapie (3,5%). De meeste ­verwijzingen tijdens een eerste consult waren naar een fysiotherapeut (11,5%) of een orthopedisch chirurg (3,3%) [figuur 2].

Figuur 2 | Overzicht van het gevoerde beleid per consult (de totalen tellen niet op tot 100%, omdat patiënten > 1 interventie konden krijgen)

Overzicht van het gevoerde beleid per consult (de totalen tellen niet op tot 100%, omdat patiënten > 1 interventie konden krijgen)

Beschouwing

Dit is het eerste retrospectieve cohortonderzoek naar de incidentie van Osgood-Schlatter in de huisartsenpraktijk en naar het gevoerde beleid. Bij een incidentie van 3,8 per 1000 persoonsjaren zal in de gemiddelde Nederlandse huisartsenpraktijk elk jaar 1 kind of adolescent voor het eerst de diagnose ‘Osgood-Schlatter’ krijgen. De meeste patiënten hebben voldoende aan 1 consult, met als advies rust en belasten op geleide van de pijn. Desalniettemin verwezen de huisartsen in ons onderzoek, tegen het richtlijnadvies in, 17% van de patiënten naar de radioloog, 11% naar de fysiotherapeut en 3% naar de orthopeed.

Onze bevinding dat Osgood-Schlatter vaker voorkomt bij jongens dan bij meisjes, maar bij meisjes wel op gemiddeld jongere leeftijd, stemt overeen met eerder onderzoek. 3 , 7 , 15

Beperkingen van het onderzoek

Ons onderzoek had enkele beperkingen. Ten eerste zijn medische dossiers niet primair bedoeld voor onderzoek; de diagnostische nauwkeurigheid wisselt. Dat kan leiden tot selectiebias. 16 - 18 Om deze beperking tegen te gaan gebruikten we meerdere ICPC-codes, en ook vrijeteksttermen, om patiënten met Osgood-Schlatter te identificeren.

Een tweede beperking is dat we (op basis van de literatuur) hebben aangenomen dat een episode van Osgood-Schlatter niet langer dan 18 maanden duurde. 12 We kunnen dus een enkele episode ten onrechte als 2 afzonderlijke episodes geteld hebben.

Gepersonaliseerd activiteitenprogramma

De NHG-Standaard geeft aan dat voor de diagnose ‘Osgood-Schlatter’ geen aanvullend onderzoek nodig is en dat een conservatieve behandeling op geleide van de ernst van de symptomen voldoende is. De huisartsen in ons onderzoek hielden zich daar grotendeels aan. In een recent onderzoek bij adolescenten met Osgood-Schlatter bleek een interventie bestaande uit voorlichting over oefentherapie en knieversterkende oefeningen te leiden tot een zelfgerapporteerde verbetering van 80% na 12 weken en 90% na 1 jaar. 19 De huisartsen in ons onderzoek verwezen echter veel minder vaak naar een fysiotherapeut. We denken dat een gepersonaliseerd activiteitenprogramma mogelijk een gunstig effect heeft.

De rol van radioloog en orthopeed

Hoewel de NHG-Standaard vermeldt dat beeldvormend onderzoek of een verwijzing naar de orthopeed geen toegevoegde waarde hebben, werd dat in ons onderzoek regelmatig gedaan door huisartsen. Mogelijk door een gebrek aan kennis over de klacht en de behandeling, of vanuit de behoefte om inzicht te krijgen in de ernst van de klacht. Er wordt vooral vaker verwezen wanneer de klachten aanhouden.

Implicaties voor de praktijk

Osgood-Schlatter is een veelvoorkomende klacht. Uitleg en advies zijn de belangrijkste behandelingen bij Osgood-Schlatter. Huisartsen weten dat en doen het meestal ook, maar er is nog wel ruimte voor verbetering in het verwijsbeleid. Uitleg over de oorzaak, het beloop en vooral de behandeling kan ervoor zorgen dat de patiënt voldoende rust neemt en hopelijk niet terugkomt voor dezelfde klacht. Omdat de patiënten meestal fysiek actieve adolescenten zijn die rust houden moeilijk vinden, biedt een gepersonaliseerd oefenprogramma mogelijk kansen om Osgood-Schlatter effectiever te behandelen en het aantal verwijzingen naar de radioloog of orthopeed terug te dringen. 3 , 20 , 21

Van Leeuwen GJ, De Schepper EI, Rathleff MS, Bindels PJ, Bierma-Zeinstra SM, Van Middelkoop M. Rust houden is moeilijk voor kinderen met Osgood-Schlatter. Huisarts Wet 2022;65:DOI:10.1007/s12445-022-2138-y.
Mogelijke belangenverstrengeling: niets aangegeven.
Dit artikel is een praktijkgerichte bewerking van Van Leeuwen GJ, De Schepper EI, Rathleff MS, Bindels PJ, Bierma-Zeinstra SM, Van Middelkoop M. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/34990396/. Br J Gen Pract 2021:72:e301-6. Publicatie gebeurt met toestemming.

Literatuur

Reacties (2)

Annet Sollie 9 januari 2023

Reactie geplaatst namens collega huisarts Dekker

Beeldvormend onderzoek bij M. Osgood-Schlatter.

In hun artikel over kinderen met Osgood-Schlatter (1), stellen de auteurs, dat “Hoewel de NHG-stadaard vermeldt dat beeldvormend onderzoek of een verwijzing naar de orthopeed geen toegevoegde waarde hebben, werd dat in ons onderzoek regelmatig gedaan door huisartsen. Mogelijk door een gebrek aan kennis over de klacht en de behandeling”.  Verder stellen zij dat…”er nog wel ruimte is voor verbetering in het verwijsbeleid”.

Ik ben zo`n huisarts die meermalen een kind met klachten die lijken op M. Osgood-Schlatter heeft verwezen voor een röntgenfoto, zeker als die klachten wat langer aanhielden. Zo`n “huisarts, waarbij (volgens de auteurs) nog wel ruimte is voor verbetering in het verwijsbeleid”….

Het zal ruim 30 jaar geleden zijn dat ik een tienjarige jongen zag met klachten die erg veel leken op M. Osgood-Schatter: pijn in de knie bij de gymnastiek en gevoeligheid bij palpatie van de proximale tibia; er was geen trauma in de anamnese. Omdat ik waarschijnlijk “een gebrek aan kennis had” over deze problematiek, en nog niet wist dat dit ook wel vanzelf over zou gaan, zeker met het aanbieden van “een gepersonaliseerd oefenprogramma”, heb ik als nog betrekkelijk jonge huisarts toch maar een röntgenfoto van de knie laten maken. Er bleek sprake te zijn van een osteosarcoom. De jongen is geopereerd: bovenbeenamputatie met omgekeerde terugplaatsing van onderbeen met voet; de voet kon als vervangend kniegewricht fungeren voor de latere prothese.

De moraal van dit verhaal: Ook voor klachten die kunnen passen bij M. Osgood-Schlatter geldt: Waakzaamheid blijft geboden! NHG-richtlijnen zijn aanbevelingen en geen marsorders!

 

C.J. Dekker, gepensioneerd huisarts,

Emmeloord

Email: cornelisjandekker@gmail.com

Bauke Smit 20 december 2022

Rust en advies is voor veel ouders niet acceptabel!

Verder lezen