Nieuws

Sneltests: hoop of hype? 1

Gepubliceerd
7 december 2011
Mijn complimenten gaan uit naar Cals en Van Weert voor hun uitstekende beschouwing van sneltesten in het diagnostisch landschap van de huisarts.1 Wetenschappelijke onderbouwing van het nut van de sneltest voor de huisartsenpopulatie en kwaliteitsaspecten van procedure en testgebruik zijn daarbij het meest bepalend voor mogelijke invoering van een nieuwe sneltest in de huisartsenpraktijk. De door de auteurs voorgestelde vijf criteria over ‘uitvoering en kwaliteitscontrole’ voor introductie van een nieuwe sneltest in de huisartsenpraktijk onderschrijf ik van harte. Samenwerking met een diagnostisch laboratorium is daarbij essentieel.
Graag zou ik een nog niet genoemd aspect willen toevoegen aan het nuttige lijstje dat over ‘indicatie en effectiviteit’ gaat. Het heeft te maken met het veranderende zorglandschap dat pas is ontstaan en waarvan we de groei en bloei nog amper kennen. Toename van screening en preventie, autonomie van de patiënt, service, (dubbele) vergrijzing, substitutie van zorg van ziekenhuis naar huisartsenpraktijk, marktwerking (‘als wij het niet begeleiden, gaan zij – lees: commerciële partijen – het doen’) en de acceptatie van steeds kleinere gezondheidsrisico’s zullen invloed hebben op het consult en ons diagnostisch gedrag. Klassieke artsgecentreerde consulten maken vaker plaats voor minivergaderingen met de patiënt, waarbij arts én patiënt kunnen bepalen welke test er wordt verricht. Vertaald naar testeigenschappen zal het risico op foutpositieve testuitslagen meer worden geaccepteerd in ruil voor een kleiner risico om een ernstige ziekte te missen. Een (snel)test met bijvoorbeeld een matig positief voorspellende waarde mag dus niet onmiddellijk worden afgewezen voor de huisartsenpraktijk. Het is ook bekend dat huisartsen zich in het geval van een (fout)positieve, kwantitatieve testuitslag niet snel laten misleiden, omdat de mate van afwijking van het gemiddelde wordt meegewogen en de informatie van de test hooguit wordt opgeteld bij de informatie uit anamnese en lichamelijk onderzoek. Het kan dus zinvol zijn om ook minder excellente sneltesten te introduceren in de huisartsenpraktijk, zeker als reguliere testen uit anamnese en lichamelijk onderzoek (zoals vele) een beperkte diagnostische en prognostische waarde hebben. En indicatieverbreding bij de CRP-sneltest? Zeker, maar pas hiervoor op. Slechts een CRP van 140mg/l bij een (theatraal?) overkomende patiënt met buikklachten zal een hoop diagnostisch genoegen geven en – na operatie – een tevreden, gezonde patiënt!
Rogier Hopstaken

Literatuur

  • 1.Cals J, Van Weert H. Sneltests: hoop of hype? Huisarts Wet 2011;54:543-7.

Reacties (1)

A redactie (niet gecontroleerd) 13 december 2011

In de laatste twee zinnen is tijdens het redactieproces helaas een fout geslopen.
Er moet staan:
En indicatieverbreding bij de CRP-sneltest? Zeker, pas hiervoor op. Maar een CRP van 140 mg/l bij een (theatraal?) overkomende patiënt met buikklachten zal een hoop diagnostisch genoegen geven en - na operatie - een tevreden, gezonde patiënt!

Verder lezen