Nieuws

Behandeling van obstipatie met laxantia in de palliatieve zorg

Gepubliceerd
20 mei 2007

Achtergrond Obstipatie is een bekend probleem in de palliatieve zorg. Over de beste medicamenteuze behandeling bestaat onduidelijkheid. Doel van deze review was vast te stellen wat de effectiviteit is van laxantia bij obstipatie in de palliatieve fase en of er verschil in werkzaamheid bestaat tussen de meestgebruikte middelen. Methode De reviewers zochten met de gebruikelijke Cochrane-methode naar RCT’s die defecatiefrequentie en het gemak waarmee de feces passeren als uitkomstmaten hanteerden. Ook het bijwerkingenprofiel van de verschillende middelen werd bekeken. Vier trials met totaal 280 personen werden geïncludeerd. Resultaten In één trial werd lactulose vergeleken met senna. Een andere trial vergeleek magnesiumhydroxide met paraffine versus senna met lactulose. In twee trials werden middelen besproken die in Nederland niet verkrijgbaar zijn of in ieder geval niet kunnen worden voorgeschreven. Het ging om misrakasneham, een kruidenmengsel, en Co-danthramer, een combinatiepreparaat van danthron en poloxamer. Danthron is in Amerika en Canada uit de handel genomen omdat het in dierproeven carcinogeen bleek te zijn. De kwaliteit van alle trials liet te wensen over. Uit de trials bleek dat alle laxantia slechts in beperkte mate werkzaam zijn; veel patiënten hadden aanvullende laxantia (rescue laxatives) nodig. De effectiviteit van deze middelen viel buiten het bestek van de review. Het blijft onduidelijk welk laxans het beste werkzaam is, in ieder geval kon geen evidence gevonden worden om het ene middel of combinatie van middelen boven het ander te verkiezen. Diarree werd gemeld als bijwerking in de onderzoeken naar lactulose en/of senna.

Commentaar

Obstipatie is multifactorieel bepaald en al deze factoren moeten geïnventariseerd en indien mogelijk aangepakt te worden om de stoelgang zo goed mogelijk te kunnen laten verlopen. In de palliatieve fase zijn de volgende factoren te onderscheiden: bijwerkingen van medicatie (bijvoorbeeld morfine, antidepressiva), de onderliggende ziekte, onvoldoende vocht- en vezelinname, elektrolytstoornissen, bedlegerigheid en schaamte. Er is onvoldoende bewijs gevonden om een uitspraak te doen over welk middel de voorkeur verdient. Met name in de palliatieve fase is het belangrijk dat het middel makkelijk te verdragen is, niet te vies smaakt, niet ingenomen hoeft te worden met grote hoeveelheid vocht en weinig bijwerkingen heeft. Bij patiënten die behandeld worden met morfine valt opoïdrotatie nog te overwegen. Uit de review is duidelijk geworden dat men niet kan vertrouwen op de werkzaamheid van laxantia in de palliatieve fase. Daarom is het noodzakelijk om de defecatiefrequentie en andere observaties rond de defecatie te monitoren, zodat tijdig een interventie (klysma) of een ander middel voorgeschreven kan worden. Tineke Brinks

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen