Praktijk

(Geen titel)

Gepubliceerd
29 mei 2013

Kennistoets: vragen

De heer Karels, 59 jaar, komt bij de huisarts met klachten over hoofdpijn en moeheid. Ook heeft hij na het douchen last van jeuk over zijn hele lichaam. Bij lichamelijk onderzoek vindt de huisarts een vergrote milt en een vergrote lever. Bij bloedonderzoek blijkt het Hb 12,5 mmol/l te zijn. Tevens blijkt sprake van een leukocytose en een thrombocytose. Lever- en nierfunctie en glucose zijn normaal. De huisarts denkt aan polycythaemia vera. Kenmerkend voor polycythaemia vera is/zijn:
1. - de jeuk na het douchen;
2. - de moeheid;
3. - de splenomegalie.
Tijdens het leergesprek bespreekt de aios met haar opleider het visusonderzoek. Dit gebeurt naar aanleiding van het consult met de heer Pien, 19 jaar, die op het spreekuur van de aios kwam omdat hij de laatste maanden slechter was gaan zien. Volgens de opleider worden de meeste visusklachten in deze leeftijdsgroep veroorzaakt door een zich ontwikkelende myopie.
4. De huisartsopleider heeft gelijk.
Volgens de huisartsopleider zal bij myopie de visus verbeteren bij het voorzetten van een positieve lens.
5. Dit is correct.
Mevrouw Bakker, 27 jaar, is een week geleden thuis bevallen van een gezonde dochter. Het is haar eerste kind. Tijdens het kraambed waren er geen bijzonderheden. Mevrouw Bakker belt nu in paniek op omdat ze bij haar dochtertje twee keer bloed in de luier heeft gezien. De huisarts vraagt moeder met haar langs te komen en de luier met bloed mee te nemen. Na onderzoek concludeert de huisarts dat er waarschijnlijk sprake is van fysiologisch vaginaal bloedverlies. Hij stelt moeder gerust en vertelt haar dat fysiologisch vaginaal bloedverlies bij een (1) bepaald percentage van de pasgeboren meisjes voorkomt. Daarna legt hij uit (2) dat het ‘een soort menstruatie’ is en zegt dat het bloedverlies (3) gemiddeld twee weken duurt.
6. Dit percentage (1) ligt dichter bij de 20% dan bij de 5%.
7. De uitleg bij (2) is correct.
8. Deze termijn (3) is correct.
Marianne, 20 jaar, komt samen met haar moeder op het spreekuur. Ze is drie dagen geleden begonnen met klassieke antipsychotica in verband met schizofrenie. Ze had al langere tijd hallucinaties en wanen (positieve symptomen) en klaagt ook over een laag energieniveau (negatief symptoom). Moeder vraagt of Marianne ooit van haar klachten afkomt en of ze dan kan stoppen met de medicijnen. In het gesprek dat volgt legt de huisarts uit dat (1) de negatieve symptomen eerder zullen verdwijnen dan de positieve. Zij vertelt ook dat Marianne, als zij na deze eerste episode (2) één jaar klachtenvrij is, kan stoppen met de antipsychotica.
9. De uitleg van de huisarts na 1 is correct.
10. De genoemde termijn na 2 is correct.
De antwoorden staan op pagina 304.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen