Wetenschap

Geneesmiddelengebruik in de zwangerschap

Gepubliceerd
10 juni 2007

Sommige geneesmiddelen kunnen bij zwangere vrouwen schade veroorzaken aan het ongeboren kind. Andere middelen verkleinen juist de kans op schade (foliumzuur). Het gebruik van beide groepen geneesmiddelen bij zwangeren en de voorlichting daarover is onderwerp van dit onderzoek. In het eerste deel vergelijkt Meijer het gebruik van geneesmiddelen bij zwangere en niet-zwangere vrouwen. Daarbij berekende ze het totale geneesmiddelengebruik, maar ook de verdeling in veilige, mogelijk schadelijke middelen en medicijnen met onbekend risico. De gegevens werden verzameld via de database van apothekers die samenwerken met de universiteit Groningen. Over een periode van 3 jaren was het mogelijk bij 7500 zwangeren (65% van het totaal) gegevens te verzamelen over hun geneesmiddelengebruik tijdens de zwangerschap. Deze uitkomst werd vergeleken met een even groot aantal niet-zwangeren van dezelfde leeftijd. Van de zwangere vrouwen bleek 86% een of meer middelen te hebben ingenomen. Bij 3% was het risico onbekend, bij 10% was het middel potentieel schadelijk en bij 2% niet te classificeren. Bij niet-zwangere vrouwen waren deze percentages respectievelijk 14, 49 en 3. De zwangere vrouwen gebruikten dus veel minder riskante middelen; bovendien zijn sommige middelen noodzakelijk omdat er geen alternatief is. Meijer onderzocht ook het gebruik van foliumzuur, dat bij gebruik voor de conceptie juist de kans op aangeboren afwijkingen kan verkleinen. Met de gegevens van EUROCAT Noord Nederland, waarin de gegevens zijn opgeslagen van bij geboorte vastgestelde aangeboren afwijkingen, bleek dat foliumzuur inderdaad een significant beschermend effect heeft op aangeboren hartafwijkingen. Er waren ook aanwijzingen van een effect op neurale buisdefecten, urinewegafwijkingen en ledemaatreductie, maar dit was statistisch niet significant. Ook de vraag of het gebruik van foliumzuurantagonisten (bepaalde anti-epileptica) in de eerste weken van de zwangerschap de kans op deze afwijkingen vergroot, was onderwerp van dit proefschrift. Dat risico bleek statistisch significant verhoogd, zoals ook in andere onderzoeken was aangetoond. Kinderen met het downsyndroom hebben vaker aangeboren hartafwijkingen. Of toediening van foliumzuur bij deze kinderen deze afwijking voorkomt, is onderzocht met de gegevens van een epidemiologiecentrum in Boston. Er bleek geen sprake van enig effect. Clomifeen dat gegeven wordt om de eisprong op te wekken, zou vanwege de chemische gelijkenis met DES de kans op hypospadie verhogen. Dat bleek inderdaad het geval te zijn, maar er was alleen een statistisch significant verband met de meest ernstige vorm, namelijk penoscrotale hypospadie.

In het tweede deel van dit proefschrift bespreekt Meijer enkele methoden om beschikbare datasets zoals Eurocat te verbeteren en uit te breiden. Tussen de 40 Europese registraties, waarvan Eurocat Noord Nederland er een is, bleken grote verschillen te bestaan in de detaillering van de codering. Ook onderzocht zij of vrouwen die zwanger willen worden wel op de hoogte zijn van het feit dat foliumzuur beschermt tegen sommige aangeboren afwijkingen. Via 23 apotheken werd aan vrouwen van 25-35 jaar oud die met een recept voor orale anticonceptiva bij de apotheek kwamen een vragenlijst gezonden over hun kennis betreffende foliumzuur; de vrouwen moesten er ook op aangeven of ze zwanger wilden worden en binnen welke termijn. Tweederde van de vrouwen die binnen 6 maanden zwanger wensten te worden bleek op de hoogte over het hoe en waarom van foliumzuur en 60% gebruikte al foliumzuur en 27% was dat van plan. Er is een zekere bias omdat vrouwen die de pil gebruiken mogelijk bewuster een zwangerschap plannen. Desondanks was de kennis over het gebruik van foliumzuur bij een op de drie vrouwen gebrekkig. Om die kennis te vergroten werden in vier apotheken vrouwen geïnformeerd via stickers op het pilrecept, posters en folders. Drie andere apotheken golden als controlegroep. Bij nameting bleek de kennis duidelijk toegenomen in de interventiegroep, en het gebruik of de intentie tot gebruik van foliumzuur nam toe van 38% in de controlegroep naar 83% in de voorgelichte groep. Deze vorm van voorlichting in de apotheek lijkt dus duidelijk effectief en de conclusie is dan ook terecht om deze interventie landelijk te implementeren. De apotheker Meijer heeft met dit onderzoek nog eens aangetoond dat zwangeren veel medicijnen gebruiken (15%) waarvan de veiligheid niet vaststaat. Verder onderzoek via zorgvuldig monitoren – onder andere via EUROCAT – is nodig om dat percentage te verkleinen. Ook is betere voorlichting nodig om het gebruik van foliumzuur bij vrouwen die zwanger willen worden te vergroten. Klaas Reenders

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen