Praktijk

Het beoordelingsgesprek

Gepubliceerd
10 mei 2007

Deze serie gaat over medisch onderwijs in de huisartsenpraktijk, over vakmanschap en meesterschap. Het mes snijdt aan twee kanten: studenten en huisartsen-in-opleiding (aios) leren van uw expertise en uw deskundigheidsontwikkeling krijgt nieuwe impulsen. We volgen de opleider op zijn weg als huisarts, didacticus, manager en enthousiast professional. Eerdere afleveringen gingen over goede redenen om te gaan opleiden, het aanmelden en de selectie als opleider, het opleiden in het basiscurriculum en de onderwijsmethodiek in Maastricht. We volgen nu huisarts Martin Pieters, die zijn eerste aios (Anke) opleidt en voor het eerst getoetst en getraind wordt in de cursus didactiek. In deze aflevering staat het beoordelingsgesprek centraal.

Beoordelen van competenties

Op de terugkomdag van opleiders staat ‘beoordelen’ op het programma.1 Op de vraag van groepsbegeleider Henk welke associaties dat bij de opleiders oproept, zegt Martin: ‘Wie ben ik dat ik een jonge collega zo negatief beoordeel dat deze geen huisarts kan worden?’ ‘Je bent een erkend opleider’, zegt Henk, ‘en dat heeft consequenties! Beoordelen is een belangrijke competentie van de opleider. Kijk naar het Competentieprofiel van de opleider, te vinden op www.svuh.nl, klik op PVH-eindproducten ? 5. Huisartsopleider? Scholingsplan pagina 8. Bij Didactisch handelen (2.5) staat: “De opleider beoordeelt op zo concreet en objectief mogelijke wijze het functioneren van de aios en communiceert hierover met de betrokken partijen.” Ilse en ik zullen jullie hierbij vanuit het instituut ondersteunen door je te trainen in het beoordelen. En dat doen we aan de hand van de vraag: Wat van de aios wordt wanneer beoordeeld en met welke instrumenten?’

De beoordelingsprocedure

In het protocol Toetsing en Beoordeling (www.svuh.nl ? PVH-eindproducten ? 2. Toetsing) staat wanneer de opleider een voortgangsgesprek houdt: vier keer per jaar met behulp van een criterialijst, de ‘COMBEL’ (COMpetentie BEoordelingsLijst, ook onder Toetsing te vinden). In de zesde maand geeft de opleider een voorlopige beoordeling van de geschiktheid en in de tiende maand volgt een definitieve beoordeling. Beide beoordelingen gaan in de vorm van een advies naar het hoofd van de huisartsenopleiding, die beslist over de verdere voortgang op grond van de adviezen en de uitslagen van de twee kennistoetsen. Het hoofd kan besluiten extra toetsen te laten afnemen alvorens een beslissing te nemen of de opleiding van de aios wordt voortgezet (Go/No-Go). Het is mogelijk om een Go te koppelen aan voorwaarden (Go Mits), bijvoorbeeld: ‘De aios moet zich extra bekwamen in consultvoering, vooral wat betreft de gemeenschappelijke besluitvorming met de patiënt.’ ‘Tjonge’, reageert Martin, ‘dat is nog eens andere koek vergeleken met mijn opleiding.’ ‘Ja Martin’, grapt iemand uit de groep, ‘als dit systeem er toen al was geweest, had jij hier niet gezeten!’ Van je maatjes moet je het maar hebben…

De COMBEL en andere toetsinstrumenten

De COMBEL beschrijft per taakgebied de competenties waarover de opleider een beoordeling moet geven, ofwel wat de opleider moet beoordelen (zie taakgebied 1: Vakinhoudelijk handelen). Onderstaand zijn de indicatoren behorend bij competentie 1.1 weergegeven; in dit geval gedragingen die je kunt observeren tijdens en na het spreekuur met behulp van video-opnamen en een uitdraai van het journaal. Ook kun je met de COMBEL tijdens de nabesprekingen de aios bevragen op het waarom van diens handelen. Via observatie van het gedrag vraag je door naar de onderliggende kennis en opvattingen (het klinisch redeneren). Het is dus van belang de aios regelmatig (eens per week) te observeren en het journaal in te zien, want je moet je oordeel kunnen onderbouwen.

Competentie 1.1: interpreteert de klacht binnen de context

Contextueel handelen:

  • benoemt zo nodig klachtgerelateerde contextuele factoren uit het medisch dossier;
  • vraagt zo nodig naar fysieke, psychische, sociale, culturele en levensbeschouwelijke achtergronden;
  • betrekt de levensfase en de voorgeschiedenis van de patiënt bij diagnostiek en beleid;
  • doet zo nodig een familieanamnese;
  • betrekt expliciet contextuele factoren in zijn werkhypothese en beleid;
  • beschrijft de relevante context in journaal/probleemlijst;
  • doet dit alles op juiste indicatie en evenwichtig (niet te veel, niet te weinig).

Competentie 1.2: past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied evidence based toe

Diagnostisch handelen:

  • stelt vast of de aard van het probleem een huisartsgeneeskundige interventie legitimeert of juist niet;
  • stelt correcte (voorlopige) diagnoses (ICPC A t/m Z) op basis van bevindingen, lichamelijk onderzoek en aanvullende diagnostiek;
  • herkent alarmsymptomen en –signalen en handelt op indicatie acuut;
  • voert een diagnostisch beleid op basis van het onderscheidend vermogen en de voorspellende waarde van de bevindingen bij anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullende diagnostiek;
  • betrekt de mogelijke nadelen en risico’s van (aanvullende) diagnostiek bij het vaststellen van het diagnostisch beleid en zet deze af tegen de diagnostische en therapeutische winst.

Henk vindt dat er genoeg theorie is behandeld. ‘We gaan aan de slag! Op de videoband van een aios observeren we de competentie, gebruikmakend van de uitdraai uit het journaal. Daarna gaan we oefenen: een van jullie is de aios, de ander de beoordelaar die eerst doorvraagt naar onderliggende kennis en opvattingen en dan tot een oordeel komt. Natuurlijk het is maar een consult; alleen op basis daarvan kun je geen advies formuleren. Het gaat nu om de oefening.’ ‘Okay’, zegt Martin, ‘aan de hand van deze lijst ik wil wel beoordeeld worden!’

Paul Ram, huisarts, hoofd Huisartsopleiding Universiteit Maastricht

Literatuur

  • 0.De Haan M, Boendermaker PM, Heij L. Het medisch ambacht. Opleiden en leren in de praktijk van de (verpleeg)huisarts. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2002.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen