Praktijk

Meten is weten…?

Gepubliceerd
10 maart 2008

Helaas heb ik hier al eerder moeten memoreren dat aan mijn lijf regelmatig onderhoud wordt verricht, noodzakelijk om mij op de been en aan het schrijven van dit soort stukjes te houden. Nu ga je als mondige patiënt natuurlijk niet over één nacht ijs. Nee, je oriënteert je via internet, bekijkt de ziekenhuis-tophonderd van het AD en informeert bij mensen die het weten kunnen. Artikelen over de betreffende aandoening en de bijwerkingen van in het vooruitzicht gestelde medicijnen zorgen voor een hoop slapeloze nachten. Niet zelden denk ik: als het zó moet, ben ik net zo lief niet ziek! Dan komt een belangrijke keuze: ga je naar een perifeer of naar een academisch ziekenhuis? De meeste leken snappen dit probleem niet. Natúúrlijk ga je naar een academisch ziekenhuis! Daar hebben ze immers de laatste snufjes, de beste specialisten en de meest geavanceerde apparaten? En zo is het maar net…

De mij behandelende specialist wilde via de ogen iets te weten komen over de toestand van mijn vaten. Die liggen daar tenslotte voor het grijpen zonder dat er gesneden hoeft te worden. Op de afgesproken tijd meldde ik mij bij de oogarts voor de korte schouwing, die ik op zo’n vijf minuten taxeerde. Eerst moest echter een dossier van mij worden aangelegd. Mijn opmerking dat er over mij al een aanzienlijk dossier bij dit ziekenhuis bestond, maakte weinig indruk. Met een map vol gewichtigheid ‘mocht ik even’ met de zuster meegaan. Terwijl ik mij er nog over verbaasde dat verpleegsters tegenwoordig oogvaten beoordelen, zei ze dat ik ‘mocht’ gaan zitten, omdat ze ‘even de ogen ging meten’. ‘Mooi niet!’, was ik bijdehand. ‘Ik kom voor een blik op de vaten in mijn oog en niet voor enige vorm van meting.’ Ze werd niet heet of koud van mijn weerspannigheid en zei luchtig: ‘Het zal toch moeten, anders kunt u bij de oogarts niet terecht.’ Dus de ogen en de druk werden gemeten en minutieus in mijn dossier genoteerd, en nu ‘mocht’ ik dan toch met mijn map onder de arm bij de letter M gaan zitten wachten. Enige tijd later nodigde een dame van een jaar of 40 mij uit om met haar mee te gaan. Eenmaal gezeten zei ze in gebroken Nederlands dat ze co-assistent was, mijn ogen ging meten en een anamnese zou afnemen. Ik meldde dat haar acties overbodig waren omdat ik alleen maar… Ze ging echter ijzerenheinig door met de vraag wat mijn klachten waren. Dat ik geen klachten had, baarde opzien, maar ze hervatte niettemin met: ‘Bent u allergisch voor…?’, gevolgd door een reeks farmaceutische producten waarvoor ik meende niet allergisch te zijn. Ik meldde echter wél allergisch te zijn voor al dit onnodige gedoe: ik had vijftien minuten uitgetrokken en we waren al een uur verder. Met een waar-moet-dat-heen-met-de-wereld-gezicht klapte ze het dossier dicht en bracht mij naar de oogarts. Deze zei dat ze eerst mijn ogen even ging meten. ‘Maar ik kom…’ probeerde ik, maar de apparatuur werd al tussen mij en een oplichtend schermpje geschoven. Na een groot aantal ‘is-het-zo-beters?’ concludeerde ze dat ik een bril van bepaalde sterkte nodig had, hetgeen in het dossier werd genoteerd. ‘Dat kan kloppen’, zei ik, ‘want zo’n bril héb ik ook. Maar ik kom eigenlijk…’ ‘Ik druppel uw ogen even en dan roep ik u over een kwartiertje weer binnen.’ Een klein uur later deed zij zulks inderdaad waarna de vaatjes in drie minuten werden bekeken. Die zagen er prima uit, hetgeen ze in het dossier noteerde en per brief aan de verwijzende specialist zou meedelen. Als ik ‘weer klachten had’, kon ik…

Wat voor rekening krijgt de zorgverzekeraar eigenlijk toegestuurd voor zo’n drie uren durend polibezoek en die map met overbodige academische cijfertjes?

Hans van der Voort, hvdvoort@knmg.nl

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen