Praktijk

Het maatje worden van je patiënt

Gepubliceerd
10 juli 2007

Wat voorafging

In het meinummer van In de praktijk (H&W mei-2: pag. nhg-66/7) maakten we onder het motto ‘de negatieve boodschap werkt niet’ kennis met de heer Ververs, die van huisarts Philips bij de diabetescontrole te horen krijgt dat hij wat al te ongezond leeft: ‘U rookt, u hebt een bloeddruk van ruim 180 mmHg, en ook uw cholesterolgehalte is veel te hoog.’ Philips vertelt haar patiënt dat die moet ophouden met roken, twintig kilo moet afvallen en meer moet gaan bewegen. Maar de heer Ververs gaat na het consult chagrijnig en moedeloos naar huis, en zijn poging om af te vallen wordt al na een paar dagen gestaakt. Aan het stoppen met roken en meer bewegen komt hij überhaupt niet eens toe… In het vorige maand met hem gehouden interview vertelt Gerard Schippers over de fasen van gedragsverandering die elke patiënt doorloopt (H&W juni, pag. nhg-74/5). We volgen nu de heer Ververs en zijn huisarts tijdens deze fasen.

Fase 1: Ontkenning

‘Zoveel rook ik niet, hoor dokter. En dat ik een beetje zwaar ben, zit bij ons in de familie. Ons bloed houdt vet vast. Maar ik voel me eigenlijk best goed!’, mompelt Ververs onwillig nadat huisarts Philips heeft opgesomd wat zijn diverse gemeten waarden zijn. ‘Gelukkig maar, meneer Ververs!’, zegt Philips vrolijk. ‘Ik hoop ook dat u zich goed blíjft voelen, want ik gun u uw sigaretjes en tussendoortjes van harte! Maar het is wel goed als u weet wat diabetes in combinatie met uw andere risicofactoren betekent voor uw kans op een hart- of vaatziekte.’ Philips pakt de risicotabel erbij en laat Ververs zien dat met zijn huidige leefstijl zijn tienjaarsrisico op overlijden aan HVZ bijna twintig procent is. ‘U moet het zelf weten, maar u kunt zelf zien hoeveel uw risico zou verminderen als u alleen maar zou stoppen met roken.’

Philips onderkent hier dat ze in deze fase nog niet veel kan doen om de heer Ververs tot gedragsverandering te bewegen: de patiënt is nog niet zo ver. Wel moet in deze fase heldere en objectieve informatie worden gegeven die een relatie legt tussen het gedrag en de klachten of risico’s. Verder beperkt Philips zich tot één facet van het gedrag van haar patiënt, en wel het meest schadelijke. Ze begint dus niet ook nog eens over diens overgewicht of gebrek aan lichaamsbeweging. Wel probeert ze in gesprek te blijven met haar patiënt en hem te verleiden tot een vervolgconsult. Het is daarbij essentieel dat de huisarts niet het gedrag van de patiënt ‘veroordeelt’ zodat de communicatie over het probleemgedrag open blijft.

‘Die paar sigaretjes zullen heus zo’n vaart niet lopen, dokter.’ ‘Zou u niet een paar weken willen bijhouden hoeveel u per dag rookt en op welke momenten? Ik zou het fijn vinden als u me daar over twee weken over wilt komen vertellen.’

Fase 2: Onderkenning

Twee weken later komt Ververs terug met een keurig lijstje. ‘Meestal valt het wel mee met dat roken van mij, ziet u wel, dokter?’ Philips ziet dat Ververs op ‘normale’ dagen zo’n vijftien sigaretten rookt, maar dat er twee tot drie keer per week forse uitschieters zijn. ‘Zijn dat je avondjes uit?’, vraagt ze. ‘Ja, als ik ga bowlen en bij de klaverjasavondjes met mijn buren rook ik wel wat meer. Eigenlijk heb je dat zelf niet zo in de gaten. Je denkt dat je maar vijftien sigaretten per dag rookt, maar als je het over de week heen middelt zijn het er wel twintig.’ ‘Heb je de ochtend na zo’n avond stappen nooit last van kortademigheid?’ Ververs schokschoudert. ‘Ja, dan ben ik altijd wel een beetje brak. Ook doordat er dan wel es wat te veel pilsjes naar binnen gaan.’ Philips onderdrukt een glimlach. ‘Denk je dat je leven veel ongezelliger zou worden als je op die avondjes niet meer zou roken?’ ‘Pfff, dokter… daggutwel! Al die jongens roken, hoor. Ik heb echt geen zin om daar een beetje chagrijnig naar te gaan zitten kijken. Dan maar een beetje hoesten, ’s morgens.’ ‘Dus je hebt er wel last van, als je op zo’n avond te veel rookt?’ ‘Nou ja, best is het natuurlijk niet. Dat weet ik heus wel. Maar op zo’n avond denk ik daar niet aan.’ ‘Zouden je vrienden het ongezellig vinden als je niet meer zou roken?’ ‘Tuurlijk niet. Ik denk dat ze zelfs wel een beetje jaloers op me zouden zijn.’ ‘Dus je rookt alleen omdat je het zélf zo gezellig vindt?’ ‘Ja. Stom eigenlijk…’

Philips probeert in deze fase de ambivalentie van de patiënt te vergroten. Het is belangrijk om de patiënt zelf zijn motieven te laten noemen voor het eigen gedrag, want bijna altijd ontkrachten de gegeven argumenten zich dan vanzelf, óók in de ogen van de patiënt. Ook in dit gesprek is het zaak om weer een open, niet-veroordelende houding aan te nemen en om vooral ook niet te veel tegelijk te willen: de patiënt is nog niet zo ver. Wel is het goed om weer goede, objectieve (schriftelijke) informatie te geven en zoveel mogelijk in gesprek te blijven.

Fase 3: Experimenteren

‘Dokter, ik heb er nog eens over nagedacht, maar eigenlijk wil ik wel eens van dat roken af. Wat kan ik dan het beste doen? Van die pleisters nemen?’ ‘Het is hartstikke goed van je dat je wilt stoppen! Maar je kunt dat het best eerst goed voorbereiden, want stoppen met roken is echt lastig. We zullen je daar in de praktijk graag bij helpen. Zullen we samen bespreken wat voor jou moeilijke momenten zullen worden en hoe je daar dan het best mee kunt omgaan? En ook hoe je jezelf tussentijds kunt belonen als het lukt? Dan spreken we ook een datum af waarop je zult stoppen, of, als dat beter bij je past, om het roken langzaam af te bouwen. Op die manier is de kans het grootst dat je stoppoging ook echt lukt!’

Omdat mislukkingen heel demotiverend zijn bij gedragsverandering, is het belangrijk dat de patiënt in deze fase succesvol is en tevreden kan zijn over zichzelf. Daarom is het goed om de doelen klein te maken en ‘uitlokkende omstandigheden’ (tijdelijk) te vermijden. Zeker in de beginperiode is een – door de patiënt zelf te bepalen - ‘beloning’ voor elke dag dat het stoppen is gelukt niet overdreven. Uiteraard gaat het, alle goede bedoelingen ten spijt, toch vaak mis. Als de hulpverlener dat van tevoren incalculeert, wordt het geen persoonlijke teleurstelling. Want ook bij mislukkingen is een neutrale, niet-veroordelende houding van belang, zodat een nieuwe poging bespreekbaar blijft. Wie het maatje wordt van de patiënt, staat ook samen met hem stil op momenten dat het niet lukt, en helpt hem weer op weg als zijn motivatie zover is.

Ans Stalenhoef, eindredacteur In de praktijk

Tips van onze lezers

Onze oproep om tips die in de praktijk hun nut hebben bewezen bij het motiveren van de patiënt, leverde enkele aardige vondsten op.

  • Ik vraag mijn patiënten om op een lijstje bij te houden op welke momenten ze roken. Op dit lijstje gaan we dan samen na welke sigaretten ze het hardst nodig hebben en ik gebruik daarbij de urgentieclassificatie uit de TelefoonWijzer. U1-sigaretten zijn de belangrijkste op een dag (meestal na het eten of bij de koffie); U2 de bijna onmisbare sigaretten; U3 de lekkere tussendoortjes en U4 de sigaretten die gedachteloos worden opgestoken. Meestal werkt dat heel verhelderend en zegt de patiënt zelf dat hij wel kan beginnen met de U4-sigaretten achterwege te laten.
  • Ik probeer iets in het verleden van de patiënt te vinden wat die echt goed heeft gedaan om daarmee zijn zelfvertrouwen te vergroten. ‘Dat heb je destijds goed gedaan met je kinderen. Je moet wel een sterk mens zijn!’ Of: ‘Dat je je toen staande hield met de zorg voor je zieke moeder en ook nog je eigen gezin, daar heb ik echt respect voor.’ Je ziet vaak dat als mensen geloof hebben in eigen kracht, ze ook geloof krijgen in hun vermogen hun gedrag te veranderen.
  • Het werkt heel motiverend als je de patiënt zichzelf laat belonen met iets wat het gevolg is van de gedragsverandering. Bijvoorbeeld: een vrouw op dieet mag het geld dat ze bespaart doordat ze geen dure chocola en vette happen meer eet, uitgeven aan leuke nieuwe kleren. Dus niet wachten tot ze tien kilo lichter is, maar meteen lekker shoppen! En een stoppende roker laat ik elke dag het uitgespaarde geld in een (glazen!) spaarpot doen. Uiteraard mag de patiënt zelf bepalen waar hij/zij dat geld aan uitgeeft, maar het is wel belangrijk dat het iets leuks is.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen