Wetenschap

Meer aandacht voor het persoonlijke verhaal in nieuwe visie psychische problematiek

De visie ‘Huisartsenzorg voor patiënten met psychische problematiek’ is een belangrijk begin voor het omschrijven van huisartsenzorg voor mensen met psychische problemen, maar voorziet de huisarts in de spreekkamer nog niet van een echte leidraad. Wat vinden huisartsen en POH’s-ggz van het document? Wij geven een voorzet.
4 reacties
Persoonsgerichte zorg bij psychische problematiek
Naar onze mening zou het consequent zijn als de nieuwe visie de voorkeur geeft aan de persoonsgerichte benadering van psychische problematiek.
© Franco Antonio Giovanella/Unsplash

Onlangs verscheen de nieuwe visie ‘Huisartsenzorg voor patiënten met psychische problematiek’, een welkom en mooi product voor onze beroepsgroep. 1 Belangrijke aanleiding voor de visie zijn de stijgende vraag naar geestelijke gezondheidszorg en de lange wachttijden binnen de ggz, waardoor hulp voor mensen met complexe problematiek soms onbereikbaar is. Het uitgangspunt van de visie is dat psychische zorg bovenal huisartsenzorg moet blijven. Die zorg gaat uit van de volgende kernpunten: ­1) er vindt een klacht- en persoonsgerichte beoordeling plaats, met gedeelde besluitvorming binnen een goede arts-patiëntrelatie, 2) de huisarts maakt bij het diagnostisch proces onder andere gebruik van de DSM-criteria, 3) de huisarts begint de behandeling met de minst ingrijpende generieke interventies, passend bij de klacht van de patiënt, waarbij 4) het team huisarts-POH-ggz de zorg uitvoert. Daarnaast gaat deze visie over samenwerking met het sociale domein, de generalistische en specialistische ggz, en de zorg voor specifieke doelgroepen.

Bij de ontwikkeling hebben ledenvergaderingen van de deelnemende verenigingen en externe partijen de visie kunnen becommentariëren. Het zou jammer zijn als het daarbij blijft, want de visie mag niet zonder enige consequentie voor de praktijk in een lade blijven liggen. Wij nemen het initiatief en leveren commentaar op de visie, met als doel een aantal punten te verhelderen of scherper neer te zetten.

Klachten die wel/niet bij het leven horen

De visie maakt onderscheid tussen klachten die wel bij het leven horen en klachten die dat niet doen, en baseert het beleid op dat onderscheid. Dit is niet werkbaar en zelfs onwenselijk. Want wie bepaalt wat bij het leven van die specifieke patiënt hoort? Niet de vraag of de klachten al dan niet bij het leven horen, maar het verhaal van de patiënt en de overeenstemming daarover tussen huisarts en patiënt dienen de leidraad te zijn voor het te volgen beleid. Zowel de persoonsgerichte benadering als aandacht voor de context (als onderdeel van die benadering) heeft aantoonbare effecten op de gezondheidsuitkomsten van patiënten. 2 , 3

Een bij het leven horend probleem, bijvoorbeeld het verlies van een naaste, heeft voor iemand met weinig veerkracht ernstigere en andere consequenties dan voor minder kwetsbare mensen. Andere mensen met ernstige klachten kunnen met steun van de huisarts en het eigen netwerk toch zonder andere hulp verder. En horen de gevolgen van misbruik of een pestverleden bij het gewone leven? Bovendien kunnen de doelen van patiënten met een bij het leven horend probleem sterk uiteenlopen.

Wat moeten huisartsen met DSM-diagnoses?

De DSM is een systeem voor het classificeren van psychiatrische aandoeningen op basis van de aanwezigheid van symptomen. Het systeem houdt geen rekening met de context van de patiënt. 4 , 5 Dat het systeem relatief gemakkelijk toepasbaar is, vormt een belangrijke oorzaak van de enorme toename aan diagnoses, zoals depressie. 4 In binnen- en buitenland is er veel kritiek op de DSM gekomen. Zo schrijft Allen Francis, destijds voorzitter van de werkgroep die de DSM-IV voorbereidde: ‘My advice to physicians is to use the DSM-5 cautiously, if at all. 6 En een Nederlandse psychiater stelt dat de DSM weliswaar voordelen biedt voor wetenschappelijk onderzoek en gebruik bij declaratiesystemen, maar dat het DSM-label de schijn heeft van een kant-en-klare verklaring van de klachten van de patiënt en medicalisering in de hand werkt. Dat uit zich onder andere in het hoge gebruik van antidepressiva. 7

Het verschijnen van de visie sluit aan op een internationaal binnen de huisartsgeneeskunde levende behoefte tot verduidelijking en explicitering van de zorg voor mensen met psychische klachten. 8 10 Geestelijke gezondheid wordt al lang niet meer gezien als een individueel biomedisch probleem, maar als het resultaat van multipele individuele, sociale en structurele determinanten. 11 Dit is een belangrijke reden om te zoeken naar het hele verhaal van de patiënt en zich niet te beperken tot een biomedische diagnose. De nieuwe visie relativeert de plaats van de DSM-diagnose enigszins door te stellen dat de huisarts in het diagnostisch proces onder andere gebruikmaakt van DSM-criteria, dat er binnen de huisartsenzorg geen plaats is voor een uitgebreide DSM-classificatie en dat deze bij verwijzing niet leidend is.

Wij zouden het gebruik van de DSM nog veel verder willen terugbrengen. Natuurlijk zijn er situaties – gelukkig vormen deze een minderheid in de huisartsenpraktijk – waarin de huisarts direct moet beginnen met een ziektegerichte benadering. Bijvoorbeeld bij een persoon die ernstig depressief of psychotisch lijkt, om het risico op suïcide te kunnen inschatten, of bij een patiënt met steeds terugkerende problemen. Daarnaast is het voor sommige patiënten een vorm van erkenning of verduidelijking als ze een DSM-diagnose krijgen.

Maar welke plaats heeft de DSM dan precies tijdens consulten? Volgens ons heeft de huisarts de keuze tussen de ziektegerichte (met een focus op de DSM) en de persoonsgerichte benadering (waarbij het narratief van de patiënt centraal staat, uitgaande van de klacht). De persoonsgerichte benadering gaat vanuit de klacht in op de vele determinanten van psychische gezondheid en resulteert in een specifiek verhaal waarin de klachten kunnen worden begrepen in de context van de individuele patiënt. 12 Als het verhaal op tafel ligt, kan de huisarts verder door de patiënt de volgende vraag te stellen: ‘Wat hebt u nodig?’ De persoonsgerichte benadering levert een verhaal op dat de patiënt kan opluchten, inzicht geeft in de aard van het probleem of een gezamenlijk te bespreken behandeling, of maakt een verwijzing mogelijk waarmee de patiënt verder kan. De narratieve methode is specifiek voor de huisartsenpraktijk ontwikkeld door de huisarts John Launer. 13

De ziektegerichte benadering resulteert in een biomedische diagnose, een algemeen kenmerk dat gedeeld wordt met andere patiënten met dezelfde diagnose. De huisarts stelt dan voor wat er in de NHG-Standaard staat, te beginnen met dagstructurering en dagplanning, gevolgd door een kortdurende psychologische behandeling, psychotherapie en uiteindelijk antidepressiva. Uit de cijfers blijkt dat huisartsen vaak voor antidepressiva kiezen. Die benadering is echt doctor centered en verschilt sterk van de vraag ‘Wat hebt u nodig?’. Het is moeilijk beide benaderingen door elkaar te gebruiken. 14

Naar onze mening zou het consequent zijn als de nieuwe visie de voorkeur geeft aan de persoonsgerichte benadering van psychische problematiek. Er zijn goede voorbeelden van vragen waarmee je zo’n gesprek kunt voeren: ‘Wat is er met u gebeurd, waar wilt u naartoe en wat hebt u nodig?’ En verder: ‘Wat maakt u kwetsbaar of juist weerbaar?’ 15 Ook een aantal psychiaters beschouwt deze vragen als het alternatief voor de ziektegerichte benadering. 7

Wat gaat de POH-ggz concreet doen?

De visie stelt terecht dat de huisarts en de POH-ggz een team vormen, waarbij de huisarts eindverantwoordelijke is. Wat de POH-ggz moet kunnen, is omschreven in het betreffende competentieprofiel. 16 Deskundigheid in vraagverheldering, begeleiding en kortdurende behandeling staan centraal. De visie maakt niet duidelijk wat kortdurende behandeling inhoudt. In het competentieprofiel is sprake van ‘kortdurende generieke interventies’ maar ook die worden niet gespecificeerd. Dit is een gemiste kans.

Wij adviseren om die kortdurende generieke behandelingen te omschrijven. Met kortdurend bedoelen wij 3 tot maximaal 5 behandelingen. Hierbij valt te denken aan problem solving treatment (PST), behavioral activation (BA) en cognitieve gedragstherapie voor insomnia (CGT-i) – allemaal effectieve kortdurende behandelingen. Door deze behandelingen in deze visie op te nemen, en vervolgens natuurlijk in het competentieprofiel, ontstaat er meer uniformiteit in het aanbod van POH’s-ggz.

De visie geeft aan dat het in het algemeen niet noodzakelijk is gespecialiseerde POH’s in te zetten, zoals de POH-jeugd. Dat is misschien wat streng gesteld, want vooral huisartsen in jonge praktijken vinden het erg nuttig een POH-jeugd te hebben voor bijvoorbeeld de zorg voor kinderen uit kwetsbare gezinnen.

Overigens is het opvallend dat organisaties voor POH’s niet gereageerd hebben op het verzoek om commentaar te leveren op de nieuwe visie. Wat betekent dit voor de samenwerking en onderlinge afstemming? Wij nodigen de vereniging voor POH’s en andere betrokkenen bij dezen van harte uit tot het delen van hun visie.

Dankwoord

Met dank aan Hugo Stappers (psycholoog) en Martin Beeres (kaderhuisarts ggz), beiden van de afdeling ELG, huisartsopleiding, Radboudumc.

Meer aandacht voor de persoon en minder medicalisering. Dat is de insteek van het opiniestuk van Lucassen et al. over de nieuwe visie ‘Huisartsenzorg voor patiënten met psychische problematiek’. Beluister nu zijn pleidooi voor meer persoonlijke aandacht voor de patiënt.

Lucassen P, Houwen J, Ligthart S, olde Hartman T. Meer aandacht voor het persoonlijke verhaal in nieuwe visie psychische problematiek. Huisarts Wet 2023;66:DOI:10.1007/s12445-023-2239-2.
Mogelijke belangenverstrengeling: niets aangegeven.

Literatuur

Reacties (4)

Karin Wittkampf 19 april 2023

Dank jullie wel voor het concretiseren van hoe je gebruik kan maken van de 5 vragen van J. Van Os ofwel het herstel ondersteunende gesprek (HOG) als huisarts om de context leidend te laten zijn en niet de symptomen of labels uit een DSM-V. Graag zou ik daarbij het NHG willen ook willen vragen om na te denken over een publiekscampagne om mensen voor te lichten over de beperkingen van DSM-V labels en dat de focus moet liggen op het individuele verhaal. Ook Thuisarts zou de DSM classificaties wat mij betreft moeten relativeren en zinnen zoals ‘ik heb een depressie’ aanpassen naar ‘ik voel me somber’.

Op naar een nieuwe huisarts GGZ die niet labelt maar uitlegt wat psychisch lijden is en hoe je weerbaar kunt worden en die niet impliceert dat het brein ziek is. (Uit boek:  ‘wij zijn God niet’ J. van Os en M. van Spronsen).

Lucassen 20 april 2023

Bedankt voor je reactie.

Als aanvulling op wat je schrijft over het HOG: de British Psychological Society heeft in 2013, het jaar dat de DSM-5 uitkwam aan een werkgroep de opdracht gegeven een alternatief te ontwikkelen voor de DSM. Het resultaat werd gepubliceerd in 2018 als het Power Threat Meaning Framework. Alle documenten die hierbij horen zijn te downloaden en vormen interessante lectuur voor een eerstelijns benadering (https://www.bps.org.uk/member-networks/division-clinical-psychology/power-threat-meaning-framework).

Peter Lucassen, mede namens de andere auteurs.

Nikki van Claa… 12 april 2023

We willen Peter Lucassen en collega’s hartelijk danken voor het aandachtige en kritische lezen van de visie. Daar zijn we erg blij mee! Graag reageren we dan ook op enkele punten uit hun opiniestuk.

Allereerst wordt onze keuze besproken om onderscheid te maken tussen ‘klachten die bij het leven horen’ en klachten waarvoor dit niet geldt. De kritiek op dit onderscheid is dat sommige problemen die bij het leven horen (zoals het overlijden van een naaste) soms wel degelijk hevige klachten kunnen opleveren, afhankelijk van o.a. draagkracht. Met andere woorden: maak geen strikt onderscheid, maar lever persoonsgerichte zorg, rekening houdend met de context. Wij ondersteunen deze insteek volledig. Vandaar ook juist dat wij spreken over klachten die bij het leven horen (en niet over problemen die bij het leven horen). We richten ons hierbij op hoe de patient de problematiek ervaart, binnen de persoonlijke context. Hierbij denken we dat het een essentiële taak van de huisarts is om uit te dragen dat het normaal is om soms psychische klachten te hebben (bijvoorbeeld somberheid na het overlijden van een naaste) en om hierbij situaties met een ‘normaal’ verloop van de klachten (en waarbij dus geen psychische zorg nodig is) te onderscheiden van situaties waarin de klachten ernstiger zijn (en waarbij wel psychische zorg nodig is).

Een tweede punt betreft de rol van de DSM in de diagnostiek van psychische klachten. De auteurs stellen ten onrechte dat het gebruik van de DSM één van de kernpunten uit de visie zou zijn. Ten aanzien van de diagnostiek betogen wij juist géén primaire rol voor de DSM. We stellen hierbij in de visie het volgende:

“De beoordeling en diagnostiek gebeuren vanuit een generalistisch huisartsgeneeskundig perspectief. Hierbij houdt de huisarts zo goed mogelijk rekening met de individuele kenmerken van de patiënt, de achtergrond, coping, levensloop en de leef- en werkomgeving. Huisartsen maken in het diagnostisch proces onder andere gebruik van DSM-criteria, maar beoordelen bovenal de gehele patiënt klachtgericht en in de persoonlijke context. Wanneer ze patiënten naar de ggz verwijzen, gebeurt dit op basis van deze integrale huisartsgeneeskundige diagnostiek, waarbij ze indien passend de vermoedelijke DSM-diagnose vermelden. Er vindt binnen de huisartsenzorg geen uitgebreide specialistische DSM-classificatie plaats.”

De DSM speelt in de GGZ en in het verzekeringsstelsel (nog) een hele grote rol. Wij denken dat het niet realistisch is om dit in de komende jaren volledig uit te bannen. En denken dus ook dat DSM criteria voorlopig een rol zullen blijven spelen in de huisartsenzorg, ze vormen momenteel een relevante ‘kapstok’ rondom de verwijzing. Wij delen echter wel de mening dat de persoonsgerichte benadering in de huisartspraktijk leidend moet zijn. En zijn verheugd dat deze visie ook binnen ontwikkelingen binnen de GGZ steeds meer een plek krijgt (bijvoorbeeld rondom GEM). Zodat ook daar steeds meer gekeken wordt naar wat de patient wil en nodig heeft, los van de DSM-classificatie.

Ten derde danken wij de auteurs voor de suggestie om de ‘kortdurende generieke interventies’ door de POH-GGZ verder te specificeren. Een terechte opmerking wat ons betreft. En bovendien kunnen wij ons vinden in de voorgestelde concretisering. E.e.a wordt al beschreven in het competentieprofiel van de POH-GGZ. We zullen dan ook met betrokken partijen (rondom het competentieprofiel) in gesprek gaan over verdere specificering van de kortdurende generieke interventies.

Tot slot nodigen ook wij huisartsen, POH’s-GGZ, vertegenwoordigende partijen en anderen graag uit om op de visie te reageren! We denken dat brede aandacht en discussie de visie verder helpt. Alleen op die manier komt een visie ‘tot leven’ en kunnen we gezamenlijk knelpunten aanpakken en werken aan daadwerkelijke verbeteringen in de dagelijkse praktijk.

 

Met vriendelijke groet,

Jelly Hogendorp, Nelly van der Gaarden, David Smeekes en Nikki Claassen (auteurs visie 'Huisartsenzorg voor patiënten met psychische problematiek')

Lucassen 22 april 2023

Bedankt voor jullie reactie. Het is mooi om te lezen dat onze standpunten misschien minder uit elkaar liggen dan oorspronkelijk gedacht.

Wij zijn blij te lezen dat hoe de patiënt het probleem ervaart, leidend is bij de behandeling en begeleiding van patienten met psychologische klachten en niet het dokters oordeel of de klacht bij het leven hoort. En we zijn het natuurlijk met jullie eens dat het een belangrijke taak van de huisarts is duidelijk te maken dat sommige klachten een heel normale reactie zijn op een gebeurtenis en dat het natuurlijk beloop gunstig is. Dit is niet anders dan bij lichamelijke klachten.

Wij hebben in ons commentaar niet gesteld dat de DSM een kernpunt binnen de visie is. We hebben wel met instemming gelezen dat jullie vinden dat de rol van de DSM-diagnose beperkt moet zijn bij een verwijzing naar basis- of specialistische GGZ en ook dat huisartsen in het diagnostisch proces o.a. gebruik maken van de DSM-criteria maar dat ze bovenal klachtgericht werken, rekening houdend met de persoonlijke context. We hebben geprobeerd de rol van de DSM te verhelderen omdat naar onze smaak niet duidelijk was hoe het nu precies moet in een consult en wat de precieze rol van de DSM nu is. Wij denken dat het moeilijk is een narratieve benadering (klacht- en contextgericht) te combineren met het uitvragen van de DSM-criteria en we denken dat de narratieve benadering vaak voldoende is.

Wij zijn blij dat de auteurs stellen dat de persoonsgerichte benadering in de eerste lijn leidend moet zijn en ook dat er ontwikkelingen zijn (GEM) waarin dat gestimuleerd wordt. Overigens heeft de British Psychological Society in 2013, het jaar dat de DSM-5 uitkwam aan een werkgroep de opdracht gegeven een alternatief te ontwikkelen voor de DSM. Het resultaat werd gepubliceerd in 2018 als het Power Threat Meaning Framework. Alle documenten die hierbij horen zijn te downloaden en vormen interessante lectuur voor een eerstelijns benadering (https://www.bps.org.uk/member-networks/division-clinical-psychology/power-threat-meaning-framework)

We onderschrijven van harte de opmerkingen over de concretisering van de kortdurende generieke interventies en ook de oproep om deze visie te bespreken en bediscussiëren.

Peter Lucassen, mede namens de andere auteurs

Verder lezen