Praktijk

Slechtnieuwsgradaties

Gepubliceerd
20 mei 2007

De man is mij al jaren bekend. Ruime zeventiger, handwerkman, wonend in een klein dorp buiten de stad. Behalve een hoge bloeddruk mankeerde hem de afgelopen jaren nauwelijks iets. Zoals bijna elke ambachtsman heeft hij lang gerookt, maar daar stopte hij mee, nu bijna tien jaar geleden. Vorig jaar zag ik hem een keer op het spreekuur, met even duidelijke als vage klachten: chronisch hoesten, af en toe sputum opgeven, kortademigheid. Ik gaf hem een kuur. Een waarnemer zag hem later: bij gebukt hoesten schoot pijn in de rug. Afwachtend beleid: de pijn ging over maar het hoesten niet. Nieuw consult: een foto. Dezelfde dag belde de radioloog. Er zat een groot longcarcinoom links met botmetastasen in de ribben rechts. De prognose is meteen infaust. Wat nu?

Mijn eerste impuls was: ik moet hierover iets zeggen. Patiënten verwachten immers - zeg binnen hooguit een week - de uitslag te krijgen. Maar moest ik nu direct naar de patiënt gaan of nog een paar dagen wachten? Of zou ik moeten zeggen: wij wachten de uitslag af van de bronchoscopie plus PA? Ik vond uitstel niet gewenst; het probleem - hoe breng ik de boodschap? - blijft immers hetzelfde. Dezelfde dag ging ik dus naar de patiënt. Nee, telefonisch afhandelen kan niet; een dokter moet zelf langsgaan. Maar daar zit meteen al een venijnig probleem: als een huisarts uit eigen beweging naar een patiënt stapt, is dat impliciet al een slechte boodschap… Vroeger was dat misschien anders, toen kwam de huisarts ook ‘zomaar’ of met goed nieuws langs. Maar dit terzijde. Wat moest ik de patiënt vertellen? U hebt een vlek op de long en ook op enkele botten, het is ernstig, maar misschien kunnen 'ze' er nog iets aan doen in het ziekenhuis. Of zeg ik: Het is hopeloos met u, ik denk niet dat ze er nog iets aan kunnen doen. Ga ik voor hoop (tot de patiënt zelf aangeeft te zien dat het hopeloos is) of ga ik voor waarheid? Natuurlijk is een dokter op waarheid aanspreekbaar, maar die stelling is te algemeen. Cruciaal is het moment waarop en de taal waarin je de boodschap verwoordt. Waarheid kent namelijk gradaties en er zijn verschillende manieren om die te vertellen. Ik probeer de boodschap te verzachten, want uiteindelijk komt die waarheid vanzelf wel… Onder hoop versta ik de mogelijkheid dat de patiënt nog een beetje kan genieten van het leven, zoals een lekker diner of een goed gesprek. Mijn leidraad is: als de patiënt er maar mee verder kan. Persoonlijk zal ik nimmer hardop zeggen wat ik denk. Ik ga mee in de hoop die mensen hebben, zonder ze een optimistisch scenario voor te spiegelen. Maar een zin zonder hoop krijg ik moeilijk over de lippen. Hoe pessimistisch een toekomst er ook uitziet, ik hou altijd een kier open. Natuurlijk zijn er patiënten die recht op hun doel afgaan: die doorvragen. Gebeurt dat dan zal ik steeds een ietsje realistischer beeld schetsen. Opgelucht voel ik mij niet als dat gebeurt. Noch voel ik mij in de hoek gedreven.

Ook de dochter van de patiënt heb ik ingelicht. Haar heb ik een pessimistischer verhaal voorgelegd dan aan de patiënt zelf. Ik ken haar zeer goed en het maakt voor de boodschap uit in hoeverre je een persoon kent. Bovendien, ik had niet zoveel keus. Zij had heel goed in de gaten hoe de vork in de steel zat en voelde de waarheid meteen aan. Haar op die wijze inlichten was niet door mij vooraf gepland, maar tijdens ons gesprek kwamen wij op dat punt uit: de werkelijkheid maak je met z’n tweeën. Was mijn handelen juist? Zegt u het maar…

Iemantsverdriet

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen